Voetnoten
1.Zie de bestreden beschikking onder 3.1 – 3.7, waar nodig aangevuld vanuit de daar aangehaalde beschikkingen.
2.De beide genoemde beschikkingen zijn in de onderhavige procedure overgelegd als prod. 1 en prod. 3 bij het inleidend verzoekschrift.
3.In een ter zitting van de kinderrechter mondeling gedaan verzoek tot ondertoezichtstelling was de vader eerder niet-ontvankelijk verklaard; zie de beschikking van 10 november 2015, rov. 3.8.
4.Vgl. MvT Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen, Kamerstukken II 2008/09, 32 015, nr. 3, blz. 22 (artikelsgewijze toelichting bij art. 1:155 lid 3): “Indien de raad niet voornemens is een verzoek in te dienen, kunnen ook een ouder (met en zonder gezag) of degene die het kind als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt een dergelijk verzoek indienen. De raad zal in die situatie, indien een verzoek tot het onder toezicht stellen van de minderjarige door een ander is ingediend, ter zitting als belanghebbende worden opgeroepen en zijn bevindingen van het uitgevoerde onderzoek geven.”
5.De toelichting op de klacht verwijst onder meer naar HR 13 april 2001, NJ 2002/4.
9.Zie over de ‘omgangsondertoezichtstelling’ ook: Asser/De Boer, 1, 2010, aant. 845; Groene Serie, Personen- en familierecht, art. 1:254, aant. 2 (C.J. Forder); P. Vlaardingerbroek e.a., Het hedendaagse personen- en familierecht, 2014, blz. 453 - 456; E. Lam, Ondertoezichtstelling, omgang en belang van het kind, in: M.R. Bruning en T. Liefaard (red.), Ondertoezichtstelling 90 jaar - versleten of vitaal? 2013, blz. 87 – 104; gezamenlijk rapport van Kinderombudsman en Nationale ombudsman, De ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen (te raadplegen via www.nationaleombudsman.nl onder nr. 2012/166).
10.In de conclusie voor HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:91, NJ 2014/154 m.nt. S.F.M. Wortmann is een aantal mogelijkheden tot handhaving besproken. Zie ook: P.A.J.Th. van Teeffelen, Omgang onder dwang, deel 1, EB 2016/2; deel 2, EB 2016/4. 11.Zie voor het overgangsrecht: art. 28 Overgangswet NBW en art. XV van de Wet van 12 maart 2014 tot aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming, Stb. 2014/131.
12.MvT, Kamerstukken II 2008/09, 32 015, nr. 3, blz. 22; zie ook de algemene toelichting op het wetsvoorstel, blz. 7 – 10.
13.Vgl. J. Kok, Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen, Ars Aequi 2015, blz. 55 – 59, i.h.b. blz. 56.
14.P.J. Montanus, Het nieuwe jeugdrecht en complexe omgangszaken, REP 2016/2.
15.Gerechtshof Den Haag 13 april 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1690, rov. 11. Met vernietiging van de beslissing van de kinderrechter, wees het hof het verzoek tot ondertoezichtstelling af. 16.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 12 mei 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1869, rov. 3.8.4. Het hof bekrachtigde de beslissing van de kinderrechter tot ondertoezichtstelling. 18.Van de afwijzende beschikkingen, voor zover nog niet vermeld, noem ik:
19.Van de toewijzende beschikkingen, voor zover nog niet vermeld, noem ik: