Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, waarbij een minderjarige onder toezicht werd gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft vier grieven ingediend tegen deze beschikking. De moeder stelt dat de vader, die geen gezag heeft over het kind, ten onrechte als belanghebbende is aangemerkt en dat er geen ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van het kind is. Het hof verwijst naar de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek en de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad. Het hof oordeelt dat de vader niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat hij geen gezag heeft. Daarnaast concludeert het hof dat er op dit moment geen concrete aanwijzingen zijn dat het kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De moeder heeft aangegeven dat het goed gaat met het kind en dat zij inmiddels stappen heeft ondernomen om het kind te informeren over het bestaan van zijn vader. Het hof vernietigt de eerdere beschikking en wijst het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming af.