Op 9 februari 2024 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, een inwoner van Sint Maarten, in beroep ging tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor de jaren 2014 tot en met 2016. De aanslagen waren opgelegd op 27 december 2019, waarbij de Inspecteur een belastbaar inkomen van NAf 580.000 had vastgesteld. Belanghebbende had pas in 2023 aangiften gedaan, waardoor de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslagen geen rekening kon houden met deze aangiften. Het Gerecht oordeelde dat de vereiste aangifte niet was gedaan, wat leidde tot omkering en verzwaring van de bewijslast.
Het Gerecht concludeerde dat de aanslagen berustten op een redelijke schatting en dat belanghebbende niet overtuigend had aangetoond dat de schatting onjuist was. De Inspecteur had ook aangevoerd dat belanghebbende naast huurinkomsten uit Turkije ook andere inkomsten had genoten, wat de aanslagen verder onderbouwde.
Daarnaast werd vastgesteld dat belanghebbende als ingezetene verzekerd en premieplichtig was voor de AVBZ, en dat de aanslagen voor deze premie correct waren vastgesteld. Het Gerecht verklaarde de beroepen ongegrond en legde geen proceskostenvergoeding op. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen en is openbaar gemaakt op 9 februari 2024.