4.15Belanghebbende heeft voor het jaar 2014 een brutowinstpercentage verantwoord van 37,65%. Voor het jaar 2014 is de omzet met een bedrag van NAf 309.407 gecorrigeerd. Ter onderbouwing van de omzetcorrectie (zie 5.2.3 van het rapport) wijst de Inspecteur op de brutowinstpercentages voor de jaren 2012 (68,19%) en 2013 (52,5%) en naar het brutowinstpercentage (68%) van de zustervennootschap die dezelfde artikelen als belanghebbende verkoopt. Bij de omzetcorrectie is van belang de door de Inspecteur gestelde omkering en verzwaring van de bewijslast, die hierna zal worden behandeld.
Omkering en verzwaring bewijslast
4.16.1Sedert de inwerkingtreding van de Landsverordening invoering hoger beroep in belastingzaken op 30 april 2016 – waarbij onder meer artikel 15, lid 2, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) is komen te vervallen en geen overgangsmaatregel is getroffen – voorziet de LBB niet langer expliciet in de mogelijkheid van omkering en verzwaring van de bewijslast in de beroepsfase.
4.16.2Wel is in artikel 30, lid 6, ALL nog immer de omkering en de verzwaring van de bewijslast geregeld voor de bezwaarfase. Daarin is bepaald dat de belastingaanslag wordt gehandhaafd indien ten onrechte geen aangifte is gedaan, de vereiste aangifte niet is gedaan, of niet volledig is voldaan aan verplichtingen van artikel 40, 41, 42 en 43 ALL, waaronder de administratie- en bewaarplicht. Dit is slechts anders als de belastingplichtige overtuigend kan aantonen dat en in hoeverre deze belastingaanslag onjuist is (de zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast).
4.16.3In een beroepsprocedure bij de belastingrechter ligt normaliter de uitspraak op bezwaar van de inspecteur ter toetsing voor. In dat verband zal de rechter ook moeten beoordelen of de inspecteur terecht de dwingende regeling van de omkering en verzwaring van de bewijslast van artikel 30, lid 6, ALL al dan niet heeft toegepast. Als vaststaat dat de belastingplichtige niet de vereiste aangifte heeft gedaan, of in gebreke is gebleven om aan zijn fiscale verplichtingen als bedoeld in artikel 40, 41, 42 en 43 ALL te voldoen, dan moet de inspecteur in beginsel de omkering toepassen.
4.16.4In het onderhavige geval heeft de Inspecteur echter geen beslissing op het bezwaar genomen. Het Gerecht zal daarom zelf de bezwaargronden beoordelen en moeten doen wat de Inspecteur had behoren te doen. Als gevolg daarvan zijn de onderhavige naheffingsaanslagen ter inhoudelijke toetsing komen voor te liggen. In dat verband heeft de Inspecteur tijdens het boekenonderzoek belanghebbende gewezen op de omkering en verzwaring van de bewijslast vanwege schending van de administratie- en bewaarplicht. In de beroepsfase heeft de Inspecteur eveneens het standpunt ingenomen dat de regeling van de omkering en verzwaring van de bewijslast toepassing moet vinden. In het vorenstaande vindt het Gerecht aanleiding te toetsen of er omstandigheden zijn die moeten leiden tot omkering en verzwaring van de bewijslast (vgl. GEA Sint Maarten 7 november 2018, ECLI:NL:OGEAM:2018:119). Administratieplicht en bewaarplicht
4.16.5In artikel 43, lid 2, ALL is, voor zover hier van belang, bepaald dat administratieplichtigen gehouden zijn van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.
4.16.6In artikel 43, lid 6, ALL is bepaald dat administratieplichtigen verplicht zijn hun administratie en de daartoe behorende gegevensdragers gedurende tien jaar te bewaren.
4.16.7Wat betreft de administratieplicht van artikel 43, lid 2, ALL heeft als uitgangspunt te gelden dat de eisen aan de administratie niet verder mogen reiken dan voor een goede uitvoering van de belastingheffing noodzakelijk is. Belanghebbende is belastingplichtig voor onder meer de BBO, zodat op grond van artikel 43 ALL van belanghebbende geëist kan worden dat haar administratie inzicht verschaft in de bepaling van de bedrijfsomzet.
4.16.8In een onderneming zoals die van belanghebbende, waarbij een groot deel van de omzet per kas wordt ontvangen, vormt een sluitende kasadministratie een centraal en onmisbaar onderdeel van de administratie. Bij het boekenonderzoek is geconstateerd dat de verantwoorde opbrengsten in het kasboek niet aansluiten met de opbrengsten in het grootboek. Voor het jaar 2014 ontbreekt bovendien het grootboek. Het Gerecht is daarom van oordeel dat belanghebbende geen controleerbare en sluitende kasadministratie heeft gevoerd. Verder is geconstateerd (voor de controlejaren) dat transacties met gelieerde vennootschappen niet juist zijn verantwoord in de administratie, dat geen inventarisatie van de voorraad is uitgevoerd en dat het brutowinstpercentage dat uit de administratie blijkt substantieel lager ligt dan de voorgaande jaren. Belanghebbende heeft niet aan haar bewaarplicht voldaan. Het grootboek over het jaar 2014, inkoopfacturen en kostenfacturen over het jaar 2013, zijn niet bewaard.
4.16.9Gelet op het vorenstaande heeft belanghebbende niet voldaan aan de op haar rustende administratieplicht zoals voorgeschreven in artikel 43 ALL. Het Gerecht acht deze schending voldoende ernstig voor toepassing van de bewijsregel van artikel 30, lid 6 ALL (omkering en verzwaring van de bewijslast).