In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 7 november 2018 uitspraak gedaan over de naheffingsaanslagen in de winstbelasting voor de jaren 2009 en 2011, opgelegd aan een belanghebbende statutair gevestigd op de Marshalleilanden. De belanghebbende was eerder in bezwaar gekomen tegen de naheffingsaanslagen, maar deze bezwaren werden door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende binnenlands belastingplichtig is voor de winstbelasting, en dat de naheffingsaanslagen handhaafbaar zijn. De omkering van de bewijslast werd toegepast, ondanks dat de wet deze mogelijkheid niet meer kent voor de beroepsfase, maar nog wel voor de bezwaarfase. De belanghebbende had geen aangifte gedaan voor de jaren in kwestie, en het Gerecht oordeelde dat de verzuimboetes niet in stand konden blijven. De uitspraak bevat ook een uitgebreide analyse van de administratieplicht van de belanghebbende en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen. Het Gerecht vernietigde de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur, maar verklaarde de beroepen ongegrond met betrekking tot de naheffingsaanslagen. De proceskosten werden toegewezen aan de belanghebbende.