ECLI:NL:OGEAM:2018:97

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
SXM201600044 tot en met SXM201600046
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen en dubbele belastingheffing van een Amerikaanse nationaliteit in Sint Maarten

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een Amerikaanse belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, die in Sint Maarten woont en werkt, ontving interest en dividend uit een Amerikaanse trust. De Inspecteur had aanslagen in de inkomstenbelasting, premie AOV en premie AVBZ opgelegd, waartegen de belanghebbende bezwaar had gemaakt. De belanghebbende stelde dat zij minder interest en dividend had genoten dan aangegeven in haar aangifte inkomstenbelasting, maar het Gerecht oordeelde dat zij niet in haar bewijslast was geslaagd. Het beleid van de fiscus op Sint Maarten houdt in dat de Amerikaanse bronbelasting verrekend kan worden tot maximaal de in Sint Maarten verschuldigde inkomstenbelasting, maar dit geldt niet voor de premieheffing AVBZ en AOV. Het Gerecht verklaarde het beroep inzake de aanslag inkomstenbelasting gegrond, maar de beroepen inzake de aanslagen premie AVBZ en AOV ongegrond. De uitspraak benadrukt de bewijslast van de belastingplichtige en de toepassing van het beleid ter voorkoming van dubbele belasting.

Uitspraak

Uitspraak van 10 oktober 2018
BBZ nrs. SXM201600044 tot en met SXM201600046
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 van:
X, wonende te Sint Maarten,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint Maarten,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn, met dagtekening 29 september 2014, voor het jaar 2012 aanslagen in de inkomstenbelasting, premie AOV en premie AVBZ opgelegd naar een belastbaar inkomen en premie-inkomen van NAf 38.617.
1.2
Belanghebbende heeft op 30 oktober 2014 een bezwaarschrift ingediend tegen voornoemde aanslagen.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 28 december 2015 de aanslagen gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 2 februari 2016 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar.
1.5
De Inspecteur heeft op 11 januari 2017 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 2 juni 2017. Namens belanghebbende zijn verschenen mr. A en mr. B , beiden verbonden aan BZSE te Sint Maarten. Namens de Inspecteur is verschenen C. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht. Het Gerecht heeft het onderzoek ter zitting tot een nader tijdstip geschorst.
1.7
Belanghebbende heeft op 12 juli 2017 een nader stuk ingediend.
1.8
De Inspecteur heeft op 23 augustus 2017 een nader stuk ingediend.
1.9
Van de zitting van 2 juni 2017 is een proces-verbaal opgesteld en op 26 september 2018 aan partijen toegestuurd.
1.1
De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2018. Namens belanghebbende is verschenen mr. A, voornoemd. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. D en E. Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.
1.11
Na sluiting van het onderzoek ter zitting is op 5 oktober 2018 een mailbericht van de Inspecteur bij het Gerecht binnengekomen. Daarin is het volgende geschreven:
“Tijdens de zitting waarin de zaak van [belanghebbende] werd behandeld hebben we de verrekeningsmethode besproken en vervolgens hebben wij gezamenlijk tijdens de zitting de berekening voor de verrekeningsmethode uitgevoerd. Tijdens het deel van de berekening waar we uitkwamen op 3%, zijn wij uitgegaan van het 'zuivere inkomen' van ANG 38,617.
Op basis van het interne beleid van de Belastingdienst - Memo voorkoming dubbele belasting - welke als bijlage was overlegd bij de pleitnota, wordt er echter geen rekening gehouden met 'persoonlijke en buitengewone lasten' (Art. 16 en 16a van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943). Dit betekent dat gerekend had moeten worden met een bedrag van ANG 79,939.
Voor de uiteindelijke uitkomst maakt het niet uit, maar ik wou het toch opgemerkt hebben.”
Het Gerecht heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.

2.FEITEN

2.1
In het onderhavige jaar 2012 woont en werkt belanghebbende in Sint Maarten.
2.2
Belanghebbende is geboren op 16 mei 1957 en heeft de Amerikaanse nationaliteit. Zij is beneficiary van Y- Trust. Dit betreft een trust die in 1957 is ingesteld naar Amerikaans recht.
2.3
Belanghebbende ontvangt jaarlijks interest en dividend van de trust.
2.4
Belanghebbende heeft in haar aangifte inkomstenbelasting 2012 interest en dividend uit de trust aangegeven van respectievelijk NAf 28.310 (USD 15.905) en NAf 30.541 (USD 17.158). In de aangifte heeft belanghebbende niet een door haar genoten uitkering uit levensverzekering aangegeven ten bedrage van NAf 231.567 (USD 130.094).
2.5
Eerst in de bezwaarfase heeft belanghebbende onder verwijzing naar haar Amerikaanse aangifte inkomstenbelasting 2012 (‘Form 1040’) het standpunt ingenomen dat slechts bedragen aan interest en dividend uit de trust zijn genoten van respectievelijk NAf 9.991 (USD 5.613) en NAf 11.041 (USD 6.203). In de Amerikaanse aangifte is een bedrag van USD 6.203 als dividend aangegeven, waarvan USD 5.885 als zogenoemd ‘qualified dividend’.
2.6
In een brief van 21 juni 2017 schrijft de Amerikaanse accountant van belanghebbende, F, aan belanghebbende onder meer het volgende:
“X, your 2012 income was taxed under three separate tax rate rules and rates: Taxes on Qualified Dividends, Ordinary Income Tax Rates on Regular Income and Alternative Minimum Income Tax (AMT) Rates on Alternative Taxable Income, as follows:
portion ($ 5.885) of your taxable income ($ 62.430) represents Qualified Dividends which are taxed at a more favorable tax rate. In your case, that rate is 15% (…). The tax then on those dividends is $ 883.
The balance of your Regular Taxable Income ($ 56.585), which includes your interest, non-qualified dividends, taxable insurance proceeds and other income, is taxed at Ordinary Income Tax rates and can be determined by reference to the 2012 US Tax Table (…), which amounts to $ 10.161. Your total tax, for Regular Tax purposes, thus totals $ 11.044 ($ 883 + $ 10.161).
(…)”

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is welke bedragen aan interest en dividend van de trust belanghebbende heeft genoten en tot welk bedrag aftrek ter voorkoming van dubbele belasting moet worden verleend.
3.2
Verder betoogt belanghebbende nog dat in de bezwaarfase de hoorplicht is geschonden.
3.3
Belanghebbende heeft op de zitting van 4 oktober 2018 haar standpunt ingetrokken dat de door haar genoten inkomsten uit de trust niet als interest en dividend moeten worden aangemerkt, maar als een (onbelaste) periodieke uitkeringen.
3.4
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslagen IB, AVBZ en AOV. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslagen.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Schending hoorplicht bezwaar

4.1
Op grond van artikel 30, lid 4, Algemene landsverordening landsbelastingen (ALL) wordt de belanghebbende in de bezwaarfase gehoord als hij daar in zijn bezwaarschrift om heeft verzocht.
4.2
In het onderhavige geval heeft belanghebbende in het bezwaarschrift verzocht te worden gehoord. De Inspecteur heeft nagelaten belanghebbende te horen. Belanghebbende heeft ter zitting van 2 juni 2017 het standpunt ingenomen dat aan deze schending van de hoorplicht het gevolg moet worden verbonden dat de Inspecteur in de proceskosten en het griffierecht wordt veroordeeld. Nu belanghebbende op de zitting van 4 oktober 2018 uitdrukkelijk het beroep op een proceskostenvergoeding heeft laten varen en in deze zaken geen griffierecht is geheven, heeft belanghebbende geen belang meer bij een beoordeling van zijn grief inzake de schending van de hoorplicht.
Inkomsten aan interest en dividend
4.3
Maakt een belastingplichtige bezwaar tegen een aanslag die conform zijn aangifte is opgelegd, dan rust op hem de bewijslast (vgl. HR 11 november 1964, nr. 15.267, ECLI:NL:HR:1964:AX7205, BNB 1965/25). Van de inspecteur kan immers niet het bewijs worden verlangd dat de aangifte juist was. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende.
4.4
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de uit de trust genoten inkomsten als dividend en interest moeten worden aangemerkt.
4.5
Belanghebbende heeft in haar aangifte inkomstenbelasting 2012 interest en dividend uit de trust aangegeven van respectievelijk NAf 28.310 (USD 15.905) en NAf 30.541 (USD 17.158). Eerst in de bezwaarfase heeft belanghebbende onder verwijzing naar haar Amerikaanse aangifte inkomstenbelasting 2012 het standpunt ingenomen dat slechts bedragen aan interest en dividend uit de trust zijn genoten van respectievelijk NAf 9.991 (USD 5.613) en NAf 11.041 (USD 6.203).
4.6
Het Gerecht acht belanghebbende met de enkele verwijzing naar haar Amerikaanse aangifte inkomstenbelasting niet geslaagd in haar bewijslast, nu niet is uitgesloten dat in deze aangifte eveneens onjuiste gegevens zijn opgenomen. Belanghebbende heeft geen betalingsbewijzen ingebracht ter onderbouwing van haar stelling dat lagere bedragen aan interest en dividend zijn genoten dan zij heeft aangegeven in Sint Maarten. Gelet daarop gaat het Gerecht ervan uit dat belanghebbende in 2012 respectievelijk NAf 28.310 (USD 15.905) en NAf 30.541 (USD 17.158) aan interest en dividend heeft genoten.
Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting
4.7
Tussen partijen is niet in geschil dat de interest en dividend uit de trust ter belastingheffing zijn toegewezen aan Sint Maarten, dat belanghebbende ook in de Verenigde Staten daarover belasting betaalt, en dat op grond van het door de Inspecteur gevoerde, niet-gepubliceerde beleid ter zake een recht op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting bestaat (volgens de verrekenmethode) tot maximaal de in Sint Maarten over de desbetreffende buitenlandse inkomsten verschuldigde belasting. Verder blijkt uit het ter zitting overgelegde memorandum ‘Verrekening buitenlands inkomen’ dat dit beleid tevens inhoudt dat de belastingplichtige aan de hand van betalingsbewijzen aannemelijk dient te maken dat in het buitenland belasting is betaald en dat bij het berekenen van het te verrekenen bedrag geen rekening wordt gehouden met persoonlijke en buitengewone lasten.
4.8
Verder is tussen partijen evenmin in geschil dat, ongeacht of uitgegaan wordt van de door de Inspecteur bij de aanslag in aanmerking genomen hoge bedragen aan interest en dividend of uitgegaan wordt van de door belanghebbende bepleite lage bedragen aan interest en dividend, de verrekening van de Amerikaanse belasting volgens het onder 4.7 genoemde beleid – derhalve tot maximaal de in Sint Maarten over de desbetreffende interest en dividend verschuldigde belasting – voor het onderhavige jaar 2012 meebrengt dat de aanslag inkomstenbelasting moet worden verminderd tot nihil. Het beroep inzake de aanslag inkomstenbelasting is mitsdien gegrond.
Premieheffing AVBZ en AOV
4.9
Op grond van artikel 20, lid 1, in samenhang met artikel 4, lid 1, van de Landsverordening AVBZ zijn ingezetenen van Sint Maarten verzekerd en premieplichtig voor de AVBZ. In artikel 4, lid 2 Landsverordening AVBZ is echter bepaald dat bij landsbesluit, in afwijking van het eerste lid, uitbreiding dan wel beperking kan worden gegeven aan de kring der verzekerden. Daaraan is uitvoering gegeven in het Landsbesluit beperking kring verzekerden AVBZ. Gesteld noch gebleken is dat zich in het onderhavige geval een situatie voordoet zoals genoemd in dit Landsbesluit, zodat het Gerecht ervan uitgaat dat belanghebbende als ingezetene verzekerd en premieplichtig is voor de AVBZ.
4.1
Op grond artikel 26 in samenhang met artikel 5 Landsverordening AOV zijn ingezetenen van Sint Maarten verzekerd en premieplicht voor de AOV. In artikel 5, lid 4, Landsverordening AOV zijn categorieën genoemd die niet zijn verzekerd voor de AOV. Gesteld noch gebleken is dat zich in het onderhavige geval een van deze categorieën voordoet, zodat het Gerecht ervan uitgaat dat belanghebbende als ingezetene verzekerd en premieplichtig is voor de AOV.
4.11
De verschuldigde premie AVBZ wordt geheven over het door belanghebbende genoten inkomen. Onder het inkomen wordt ingevolge artikel 20, lid 2, Landsverordening AVBZ verstaan het zuiver inkomen in de zin van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (Lv IB), vermeerderd met de als persoonlijke last in aftrek toegelaten premies AOV en AWW.
4.12
De verschuldigde premie AOV wordt geheven naar het door belanghebbende genoten inkomen. Onder het inkomen wordt ingevolge artikel 26, lid 2, Landsverordening AOV verstaan het zuiver inkomen in de zin van de Lv IB, vermeerderd met de als persoonlijke last in aftrek toegelaten premies AOV en AWW en verminderd met de ingevolge deze landsverordening en de Landsverordening AWW uitgekeerde pensioenen en gedane uitkeringen.
4.13
Belanghebbende is als ingezetene van Sint Maarten verzekerd en premieplicht voor de AVBZ en AOV. Tot het (premie-)inkomen in de zin van de Lv IB behoren ook de uit de trust genoten interesten en dividenden. Verder is op geen enkele wijze gebleken dat het voornoemde beleid inzake de voorkoming van dubbele belastingheffing, tevens geldt voor de premieheffing AVBZ en AOV. De Inspecteur heeft mitsdien de aanslagen premie AVBZ en AOV niet te hoog vastgesteld.
Slotsom
4.14
Gelet op het in 4.8 overwogene dient het beroep inzake de aanslag inkomstenbelasting gegrond te worden verklaard. De beroepen inzake de aanslagen premie AVBZ en AOV dienen ongegrond te worden verklaard.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten nu belanghebbende daarvan ter zitting uitdrukkelijk heeft afgezien.
5.2
Verder is in onderhavige zaken geen griffierecht betaald, zodat deze niet vergoed hoeft te worden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep inzake de aanslag IB gegrond;
- verklaart de beroepen inzake de aanslagen premie AVBZ en AOV ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag IB;
- vermindert de aanslag IB tot nihil.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is uitgesproken op 10 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie: belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf 300
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 300