ECLI:NL:OGEAC:2023:53

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
CUR202104228 t/m CUR202104231
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten en immateriële schade na intrekking van beroep in belastingzaken

In deze zaak heeft belanghebbende, gevestigd te Curaçao, beroep ingesteld tegen naheffingsaanslagen loonbelasting en andere premies over het jaar 2014. Na het indienen van bezwaar op 27 februari 2020, heeft belanghebbende op 23 november 2021 pro forma beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar. De Inspecteur heeft op 1 november 2022 per e-mail medegedeeld dat de naheffingsaanslagen vernietigd worden. Belanghebbende heeft op 2 november 2022 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten, griffierecht en immateriële schade vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de behandeling van het bezwaar en beroep in totaal twee jaar en negen maanden heeft geduurd, wat resulteert in een overschrijding van de redelijke termijn van negen maanden. Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een verlenging van de redelijke termijn rechtvaardigen. De Inspecteur is veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van NAf 1.000 en de proceskosten van NAf 350. De uitspraak is gedaan op 16 maart 2023.

Uitspraak

Uitspraak van 16 maart 2023
BBZ nrs. CUR202104228 t/m CUR202104231
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Na vereenvoudigde behandeling in de zin van artikel 7a van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van het verzoek om vergoeding van proceskosten in het geding tussen:
[Belanghebbende], gevestigd te Curacao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen loonbelasting, premies AVBZ, premies AOV/AWW en premie BVZ over het jaar 2014 opgelegd.
1.2
Belanghebbende heeft op 27 februari 2020 tegen de naheffingsaanslagen bezwaar gemaakt.
1.3
Belanghebbende heeft op 23 november 2021 pro forma beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.4
Belanghebbende heeft het beroepschrift op 17 maart 2022 gemotiveerd.
1.5
Partijen zijn op 10 oktober 2022 uitgenodigd voor de zitting van 10 november 2022.
1.6
De Inspecteur heeft op 1 november 2022 per e-mail medegedeeld dat de naheffingsaanslagen vernietigd worden.
1.7
Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 2 november 2022 het beroep ingetrokken. Tegelijk met deze intrekking is verzocht om een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. Daarnaast is verzocht om een vergoeding van de immateriële schade.
1.8
De griffier heeft op 2 november 2022 de Inspecteur in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden te reageren op het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de proceskosten, het griffierecht en immateriële schade. De Inspecteur heeft niet gereageerd.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur aan het bezwaar is tegemoetgekomen. Tegelijk met de intrekking heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de in beroep gemaakte proceskosten en het griffierecht. Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van een immateriële schadevergoeding in verband met het overschrijden van de redelijke termijn
2.2
Ingevolge artikel 7a, letter d, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) kan het Gerecht, totdat partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk gegrond is. Naar het oordeel van het Gerecht kan deze bepaling op overeenkomstige wijze worden toegepast op een bij intrekking van het beroep gedaan verzoek om vergoeding van proceskosten en/of griffierecht. Het Gerecht ziet in dit geval daartoe aanleiding.
2.3
In artikel 15, lid 3, LBB is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1, LBB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken (vgl. GEA Curaçao 17 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:53).
Kosten bezwaarfase
2.4
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten in verband met de behandeling van het bezwaar. Voorafgaand aan de uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende niet, zoals is vereist in artikel 32a, lid 2 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen, verzocht om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, zodat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Kosten beroepsfase
2.5
Ingevolge artikel 15, lid 1, LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.6
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
2.7
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 350 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,5 (beroep niet tijdig beslissen)).
2.8
Belanghebbende heeft verzocht om een integrale kostenvergoeding. Ingevolge artikel 2, lid 3, van het Besluit kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Anders dan belanghebbende voorstaat, vindt het Gerecht geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand aangezien geen sprake is van in vergaande mate onzorgvuldig handelen door de Inspecteur door niet tijdig te beslissen op het bezwaar (vgl. GEA Curaçao 13 juli 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:189).
Immateriële schadevergoeding
2.9
Belanghebbende heeft verzocht om een immateriële schadevergoeding in verband met het overschrijden van de redelijke termijn. Overschrijding van de redelijke termijn behoort te leiden tot een vergoeding van immateriële schade, afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden (vgl. GHvJ 18 oktober 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:164). De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat de redelijke termijn is overschreden als de rechter niet binnen twee jaar uitspraak doet na het moment dat de Inspecteur het bezwaarschrift heeft ontvangen (zie het overzichtsarrest HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252). Voor het bedrag aan schadevergoeding wordt uitgegaan van een tarief van NAf 500 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond (vgl. GHvJ 18 oktober 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:164).
2.1
Vaststaat dat het bezwaarschrift op 27 februari 2020 door de Inspecteur is ontvangen. De redelijke termijn eindigt op het moment van het intrekken van het beroep of, als dat eerder is, op het moment dat de verminderingsaanslag is bekend gemaakt (vgl. HR 2 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1128). De intrekking van het beroep heeft op 2 november 2022 plaatsgevonden. De behandeling van het bezwaar en het beroep heeft derhalve in totaal twee jaar en negen maanden geduurd, hetgeen een overschrijding van de redelijke termijn meebrengt van negen maanden. Het bedrag van de immateriële schadevergoeding dient te worden berekend op tweemaal NAf 500, ofwel NAf 1.000.
2.11
In gevallen zoals de onderhavige, waarin beroep wordt ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op een bezwaarschrift, wordt de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg (bezwaar- en beroepsfase) in haar geheel aan de Inspecteur toegerekend (HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.11.1; HR 17 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2875, r.o. 3.5.2). Het Gerecht zal de Inspecteur derhalve veroordelen tot vergoeding van de geleden immateriële schade.
2.12
Het Gerecht merkt op dat in het onderhavige geval geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die verlenging van de redelijke termijn rechtvaardigt. De grootschalige brand in het enige belastingkantoor van Curaçao heeft plaatsgevonden eind augustus 2019. Belanghebbendes bezwaar is op 27 februari 2020 ingediend, derhalve ruim na de brand.
2.13
Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 1 november 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:310).
2.14
Gelet op het vorenstaande is sprake van een kennelijk gegrond verzoek.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 350;
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van
NAf 150 te vergoeden; en
- veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van NAf 1.000.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 16 maart 2023, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël- van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
VERZET
Tegen deze onmiddellijke uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum schriftelijk verzet doen bij:
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
Is het Gerecht van oordeel dat het verzet gegrond is, dan vervalt deze uitspraak en wordt de zaak alsnog in behandeling genomen.
U wordt verzocht bij het indienen van het verzetschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het verzetschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het verzetschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het verzet).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende verzetschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gerecht in eerste aanleg:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het doen van verzet is geen griffierecht verschuldigd.