Uitspraak
Parketnummer: 810.00001-18
Beslissing van dit Gerecht
[naam veroordeelde A],geboren op [een datum in het jaar] 1974 te Curaçao,wonende in Curaçao, [adres].
- (feit 1) “als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd”,
- (feit 2) “medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd”,
- en (feit 3) “medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd”.
Voordeel door middel van of uit de baten van bewezen verklaarde feiten
NJ2006/370, HR 30 januari 2001,
NJ2001/219 en HR 8 juni 1999,
NJ1999/589). Dit betekent dat het Gerecht is gebonden aan hetgeen het Hof in de strafzaak heeft vastgesteld, behoudens voor zover het de vraag betreft of, en zo ja in hoeverre, sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel.
“Uit de bewijsmiddelen volgt dat een bedrijf van [C] (het Gerecht: [aan C gelieerd bedrijf 1]) op 14 mei 2010 USD 140.000,00 en op 14 juni 2010 nog USD 73.422,00 heeft betaald op een bankrekening van de medeverdachte [B]. [C] wilde niet dat dit bekend werd.
“Uit de bewijsmiddelen volgt dat op de Amerikaanse Citibankrekening van de medeverdachte [B] op 14 mei 2010 USD 140.000,00 is ontvangen, afkomstig van [aan C gelieerd bedrijf 1]. Op 17 mei 2010 is USD 15.000,00 overgemaakt naar een Zwitserse bankrekening van [bedrijf veroordeelde] (het Gerecht: [bedrijf veroordeelde]), een op de Marshall Islands gevestigde rechtspersoon, waarvan de verdachte de begunstigde is. De bankafschriften van deze bankrekening vermelden noch de naam, noch het adres van de verdachte.
NJ1996/305, HR 26 augustus 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9695,
NJ2003/696, m.nt. Mevis), HR 30 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3721,
NJ2005/133, en HR 14 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9127,
NJ2006/163).
http://www.centralbank.cw/exchange-rates).
Voordeel door middel van of uit de baten van soortgelijke feiten
NJ2006/410). Het gaat met andere woorden om feiten die hetzelfde rechtsbelang beschermen als het bewezen verklaarde gronddelict.
NJ1999/483, HR 26 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD7805,
NJ2002/545 m.nt. Reijntjes). Er kan worden volstaan met aanwijzingen. De term voldoende aanwijzingen betekent dat de rechter slechts aannemelijk hoeft te achten dat de betrokkene de andere feiten heeft begaan. Anders dan bij de schatting van het ontnemingsbedrag het geval is, schrijft geen wetsbepaling voor dat de rechter het bestaan van die aanwijzingen moet ontlenen aan dan wel dient te berusten op de inhoud van wettige bewijsmiddelen.
NJ2003/96 m.nt. Mevis).
“Ref: A/C No 0250-00767872 [bedrijf veroordeelde]
“De rekening van [bedrijf veroordeelde] werd gesloten. Het bedrijf heeft toen zijn gelden verder geïnvesteerd. U vraagt mij wie [offshorebedrijf] is. Dat is een ander bedrijf waarin we hebben geïnvesteerd. U vraagt mij opnieuw wie “we” is. U houdt mij voor dat ik dat bedrijf ben. U vraagt mij voor wie ik heb geïnvesteerd. Namens [bedrijf veroordeelde] is er geïnvesteerd. U houdt mij voor dat het dus namens mijzelf is gebeurd. Correct.” [15]
“De heer [H] en de heer [G] hadden de terreinen in 2007 al in optie verkregen. Die twee personen zochten investeerders voor het project. Toen zijn we (het Gerecht: later bleek dat de veroordeelde vaak in de we-vorm spreekt, waar hij het alleen over zichzelf heeft) ingeschakeld en op dat moment is in kaart gekomen dat een groep, een consortium van zakenmannen waaronder de heer [C], eventueel interesse had.
- het geldbedrag van $ 822.640,-- is, gelijk de in de strafzaak bedoelde geldbedragen, afkomstig van een aan [C] gelieerde onderneming;
- het geldbedrag is in dezelfde periode overgemaakt (op 9 augustus 2010, nog geen twee maanden nadat de in de strafzaak bedoelde geldbedragen zijn overgemaakt);
- de veroordeelde was in die gehele periode lid van de Eilandsraad en dus werkzaam als ambtenaar;
- waar ten aanzien van de in de strafzaak bedoelde geldbedragen werd voorgewend alsof daarmee werkzaamheden van [bedrijf medeveroordeelde B] zijn betaald, zijn vraagtekens te zetten bij de vraag of het geldbedrag van $ 822.640,-- inderdaad voortvloeit uit werkzaamheden in het kader van de erfpachtuitgifte van Playa Blou zoals in de omschrijving van de overboeking is opgenomen (de twijfels zullen hierna verder worden uitgewerkt, maar in de kern komt het neer op het moment waarop en de onderneming waaraan de betaling is gedaan);
- waar de veroordeelde in de strafzaak zijn invloed in de politiek ten gunste van [C] cum suis heeft aangewend of proberen aan te wenden, kan uit zijn positie worden afgeleid dat de veroordeelde dat in dit geval ook kon doen (hetzij in het kader van de erfpachtuitgifte, die kort daaraan voorafgaand heeft plaatsgevonden, hetzij in het kader het onroerend goed aan [straatnaam], hetzij op een geheel ander vlak).
- er wordt een aanzienlijk geldbedrag ($ 822.640,--) overgemaakt door een aan [C] gelieerd bedrijf naar een afgeschermde Zwitserse bankrekening van een op de Marshalleilanden gevestigde onderneming van de veroordeelde;
- de omschrijving bij die overboeking verwijst naar werkzaamheden van de veroordeelde, die twee jaar eerder hebben plaatsgevonden op een moment dat de onderneming nog niet was opgericht en waarvoor al een betaling had plaatsgevonden aan een andere onderneming waarvan de veroordeelde de begunstigde was (ook dit zal later nog worden uiteengezet);
- nadat de Zwitserse bank de veroordeelde had laten weten dat de bankrekening in verband met zijn status als politicus moest worden gesloten, is het geld (voor zover het niet is besteed aan de aflossing van creditcardafrekeningen) met tussenkomst van een offshorebedrijf doorgestort naar afgeschermde bankrekeningen in Litouwen en Cyprus.
- de veroordeelde is degene die met medewerkers van de USB-Bank heeft gecorrespondeerd over het openen van een rekening en het oprichten van een Ltd.;
- de veroordeelde is directeur van [bedrijf veroordeelde];
- de veroordeelde heeft met betrekking tot de rekening van [bedrijf veroordeelde] bij de UBS-Bank een onbeperkte tekeningsbevoegdheid;
- de veroordeelde is de enige begunstigde van [bedrijf veroordeelde];
- de veroordeelde heeft de rekening gebruikt voor privé-uitgaven en uitgaven in het kader van zijn campagne voor de verkiezingen in Curaçao van 2010;
- de veroordeelde is degene die heeft verzocht ‘zijn’ rekening (de rekening van [bedrijf veroordeelde]) te sluiten en de balans daarvan over te maken naar [offshorebedrijf] om dat vervolgens naar afgeschermde bankrekeningen in Litouwen en Cyprus door te boeken.
NJ2001/507). Die zeggenschap en beschikkingsmacht bestonden overduidelijk bij de veroordeelde.
“het feit dat [bedrijf veroordeelde] een rol heeft vervuld bij het aantrekken van investeerders in onroerend goed op Curaçaoonomstotelijk is aangetoond(onderstreping door het Gerecht).”Het antwoord kwam niet veel verder dan dat volgens hem het Knip-project typeerde dat [bedrijf veroordeelde] een dergelijke rol heeft gehad en dat hij heeft begrepen dat het de bedoeling was dat meerdere projecten zouden volgen. De stelling is daarmee natuurlijk niet aangetoond, laat staan onomstotelijk. Het Gerecht begrijpt uit zijn verklaring dat hij zich in hoge mate heeft laten leiden door de uitleg van de veroordeelde.
“De context van wat er dan wel op papier staat, zijn de budgetten die ter beschikking zijn gesteld. Daar zie je ook de SPF Playa Abou en de SPF Playa Blou. Dan zou je dus verwachten dat heel de afwikkeling via de SPF heeft plaatsgevonden. Waarom een tweetrapsraket als het ook in één keer kan?”
Eindconclusie
BESLISSING
NAf 1.844.190,36(een miljoen achthonderdvierenveertig duizend en honderdnegentig Antilliaanse gulden en zesendertig cent);