ECLI:NL:HR:2025:86

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
24/03476
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zorgmachtiging en de geldigheidsduur volgens de Wvggz

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot cassatie van betrokkene, die een aansluitende zorgmachtiging had aangevraagd. De zaak betreft de vraag of de rechtbank Gelderland terecht een zorgmachtiging voor de duur van maximaal twaalf maanden heeft verleend, terwijl de geldende beslistermijn was verstreken. De rechtbank had op 25 juli 2024 een zorgmachtiging verleend, maar de officier van justitie had het verzoek voor een nieuwe machtiging pas op 24 juni 2024 ingediend, wat te laat was om aan de voorwaarden voor een aansluitende machtiging te voldoen. De Hoge Raad oordeelde dat de zorgmachtiging niet kon worden verleend voor de duur van maximaal twaalf maanden, omdat de eerdere machtiging op 16 juli 2024 van rechtswege was vervallen. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de zorgmachtiging slechts voor maximaal zes maanden kan gelden, tot uiterlijk 25 januari 2025. De overige klachten van betrokkene zijn onbehandeld gelaten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/03476
Datum17 januari 2025
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT OOST-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/05/437594/ FA RK 24-2086 van de rechtbank Gelderland van 25 juli 2024.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.M. Coenraad strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot afdoening op de onder 3.14 in de conclusie voorgestelde wijze.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
Ten aanzien van betrokkene is op 24 juli 2023 een aansluitende zorgmachtiging verleend tot en met uiterlijk 24 juli 2024.
2.2
Bij verzoekschrift van 24 juni 2024 heeft de officier van justitie verzocht om ten aanzien van betrokkene een aansluitende zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden.
2.3
De advocaat van betrokkene heeft de rechtbank meegedeeld dat betrokkene instemt met het verzoek om een zorgmachtiging met de daarin genoemde vormen van verplichte zorg, en een schriftelijke verklaring overgelegd waaruit blijkt dat hij ook de duur van de verzochte machtiging heeft besproken met betrokkene. Betrokkene heeft verzocht om de beslissing op het verzoek te nemen zonder dat het mondeling behandeld wordt.
2.4
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.
2.5
De rechtbank [1] heeft de machtiging verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden tot en met uiterlijk 24 juli 2025. In de kop van de beschikking staat als datum van uitspraak 24 juli 2024 vermeld, en aan het slot van de beschikking is opgenomen dat de beschikking is gegeven op 25 juli 2024. Naar aanleiding van een verzoek van de Advocaat-Generaal aan de rechtbank om inlichtingen te geven over de datum waarop de beschikking gegeven is, heeft de behandelend rechter te kennen gegeven dat de datum van de beschikking 25 juli 2024 is.

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de zorgmachtiging kon worden verleend voor de duur van maximaal twaalf maanden. Het middel klaagt onder meer dat de rechtbank heeft miskend dat ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing de geldende beslistermijn was verstreken en de bestaande zorgmachtiging was vervallen, dat geen sprake was van een aansluitende zorgmachtiging en dat dus geen zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden kon worden verleend.
3.2
Art. 6:5, aanhef en onder a, Wvggz bepaalt, voor zover hier van belang, dat de rechter een zorgmachtiging verleent voor de duur die noodzakelijk is om het doel van verplichte zorg te realiseren, maar maximaal voor zes maanden. Indien het een zorgmachtiging betreft die aansluit op een eerdere zorgmachtiging als bedoeld in art. 6:5, aanhef en onder a, Wvggz, kan de rechter een zorgmachtiging verlenen voor maximaal twaalf maanden (art. 6:5, aanhef en onder b, Wvggz).
3.3
Een zorgmachtiging vervalt indien de geldigheidsduur is verstreken (art. 6:6 lid 1, aanhef en onder a, Wvggz). Indien de officier van justitie een nieuw verzoek voor een zorgmachtiging heeft ingediend voordat de geldigheidsduur, bedoeld in art. 6:5, aanhef en onder a, Wvggz is verstreken, dan wel uiterlijk vier weken voordat de geldigheidsduur, bedoeld in art. 6:5, onderdeel b, Wvggz is verstreken, vervalt de eerdere zorgmachtiging in afwijking van art. 6:6 lid 1, aanhef en onder a, Wvggz echter als de rechter op het verzoekschrift heeft beslist of, voor zover hier van belang, door het verstrijken van de termijn van drie weken na ontvangst van het verzoekschrift (art. 6:6 lid 2 Wvggz in verbinding met art. 6:2 lid 1, aanhef en onder e, Wvggz). Bij inachtneming van deze termijnen is sprake van aansluiting van de vervolgmachtiging op de lopende machtiging als bedoeld in art. 6:5, aanhef en onder b, Wvggz, en kan de vervolgmachtiging voor de duur van maximaal twaalf maanden worden verleend. [2]
3.4
Van aansluiting in de in art. 6:5, aanhef en onder b, Wvggz bedoelde zin kan ook sprake zijn indien de officier van justitie het verzoekschrift tot het verlenen van een vervolgmachtiging die aansluit op een zorgmachtiging als bedoeld in art. 6:5, aanhef en onder b, Wvggz, heeft ingediend op een later tijdstip dan de in art. 6:6 lid 2 Wvggz bedoelde vier weken voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de bestaande machtiging. De rechtbank kan in zo’n geval op de voet van art. 6:5, aanhef en onder b, Wvggz een vervolgmachtiging voor de duur van twaalf maanden verlenen door de vervolgmachtiging te verlenen vóór het tijdstip waarop de geldigheidsduur van de bestaande machtiging verstrijkt. De rechtbank dient wel te onderzoeken of de betrokkene, gelet op het tijdstip waarop de officier van justitie het verzoekschrift heeft ingediend, voldoende gelegenheid heeft gehad om zich te verweren. [3]
3.5
In dit geval was de lopende zorgmachtiging verleend voor de duur van maximaal twaalf maanden, tot en met uiterlijk 24 juli 2024. De officier van justitie heeft het verzoekschrift voor een vervolgmachtiging ingediend op 24 juni 2024, en dus eerder dan vier weken voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de lopende machtiging. De rechtbank moest vervolgens uiterlijk drie weken na ontvangst van het verzoekschrift (en dus uiterlijk op 15 juli 2024) beslissen (art. 6:2 lid 1, aanhef en onder e, Wvggz). Dat heeft de rechtbank niet gedaan. Daardoor is de lopende machtiging op 16 juli 2024 van rechtswege vervallen.
3.6
Gelet op het vorenstaande voert het middel terecht aan dat de verleende zorgmachtiging niet aansluit op een eerdere zorgmachtiging. De rechtbank kon daarom de zorgmachtiging niet verlenen voor de duur van maximaal twaalf maanden. De klacht slaagt.
3.7
Na het verstrijken van de beslistermijn van art. 6:2 lid 1, aanhef en onder e, Wvggz kan de rechter nog wel beslissen op het verzoek om een zorgmachtiging. De rechter kan dan slechts op de voet van art. 6:5, aanhef en onder a, Wvggz een zorgmachtiging verlenen voor de duur van maximaal zes maanden. [4] De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen door de duur van de verleende zorgmachtiging te beperken tot maximaal zes maanden vanaf het moment dat de rechtbank op het verzoek om een zorgmachtiging heeft beslist. Hoewel in de kop van de bestreden beschikking 24 juli 2024 als datum van de uitspraak is vermeld, volgt uit de vermelding aan het slot van de beschikking dat deze op 25 juli 2024 is gegeven. De behandeld rechter heeft ook bevestigd dat de datum van de beschikking 25 juli 2024 is (zie hiervoor in 2.5). Dit betekent dat de geldigheidsduur van de zorgmachtiging zal worden beperkt tot uiterlijk 25 januari 2025.
3.8
De overige klachten kunnen onbehandeld blijven.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 25 juli 2024, maar uitsluitend voor zover daarin is bepaald dat de zorgmachtiging geldt voor de duur van maximaal twaalf maanden tot en met uiterlijk 24 juli 2025;
- bepaalt dat de zorgmachtiging geldt voor de duur van maximaal zes maanden tot en met uiterlijk 25 januari 2025.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
17 januari 2025.

Voetnoten

1.Rechtbank Gelderland 25 juli 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:7032.
2.Vgl. HR 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1811, rov. 3.4.
3.Vgl. HR 4 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:818, rov. 3.1.4.
4.HR 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1811, rov. 3.7.