Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten en procesverloop
de rechtbank) ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend tot en met uiterlijk 1 maart 2025.
de bestreden beschikking) heeft de rechtbank ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met uiterlijk 25 maart 2026. De rechtbank overweegt onder meer:
3.Bespreking van het cassatiemiddel
nietaangemerkt als c.q. gelijkgesteld met het beslissen op het verzoek in de zin van art. 6:6 lid 2 jo. 6:2 lid 1, aanhef en onder e, Wvggz. Daaronder wordt (uitsluitend) verstaan c.q. begrepen een inhoudelijke beslissing aangaande de verlening van de verzochte zorgmachtiging volgens art. 6:4 Wvggz.
of– en dat is hier aan de orde – door het verstrijken van de termijn van drie weken na ontvangst van het verzoekschrift (art. 6:6 lid 2 Wvggz jo. art. 6:2 lid 1, aanhef en onder e, Wvggz). [6] De rechtbank moest dus uiterlijk op 19 februari 2025 (drie weken na 29 januari 2025) op het verzoek tot het verlenen van een vervolgmachtiging inhoudelijk hebben beslist. Dat heeft de rechtbank niet gedaan en dat betekent dat de lopende zorgmachtiging op 20 februari 2025 van rechtswege is vervallen.