Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
31 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om een geschil tussen ex-echtgenoten over de afwikkeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw, eiseres tot cassatie, heeft in kort geding een vordering ingesteld tegen de man, verweerder in cassatie, om medewerking te verlenen aan de levering van de woning. De voorzieningenrechter heeft de vrouw veroordeeld om binnen twee weken haar medewerking te verlenen aan de levering van haar aandeel in de woning aan de man, onder bepaalde voorwaarden. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter gedeeltelijk vernietigd, maar de beslissing over de verrekening van vorderingen in het dictum van de voorzieningenrechter in stand gelaten. De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat de beslissing van het hof niet in stand kon blijven, omdat in kort geding geen verklaring voor recht kan worden gegeven. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en het vonnis van de voorzieningenrechter op dat punt ook vernietigd, waarbij de vordering van de man is afgewezen. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.