ECLI:NL:GHARL:2021:11687
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over de uitvoering van een verdeling na echtscheiding met betrekking tot de echtelijke woning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de uitvoering van een verdeling na echtscheiding. De vrouw, appellante in het principaal hoger beroep, heeft in eerste aanleg een vonnis gekregen waarin zij werd veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de levering van haar aandeel in de echtelijke woning aan de man. De voorzieningenrechter had bepaald dat als de vrouw haar medewerking niet verleent, het vonnis in de plaats treedt van haar medewerking. De vrouw heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, waarbij zij onder andere vorderde dat het hof het bestreden vonnis zou vernietigen en de vorderingen van de man zou afwijzen.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw niet-ontvankelijk is in bepaalde grieven, omdat het hoger beroep niet tijdig was ingeschreven in het rechtsmiddelenregister. De overige grieven van de vrouw zijn wel ontvankelijk verklaard. Het hof heeft geoordeeld dat de man voldoende spoedeisend belang had bij zijn vorderingen, en dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat de vrouw haar medewerking moest verlenen aan de levering van de woning. De vrouw heeft echter in hoger beroep betwist dat zij aan de man een bedrag van € 44.615,02 moest betalen, maar het hof heeft geoordeeld dat deze kwestie niet in kort geding kon worden behandeld en dat dit onderwerp in een bodemprocedure moest worden uitgezocht.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd voor zover het de betaling van € 44.615,02 betreft, maar de overige beslissingen van de voorzieningenrechter bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.