3.2.Voor zover relevant voor de beoordeling van het onderhavige geschil, gaat het hof uit van de navolgende vaststaande feiten.
Met het oog op verschillende aanhangige procedures, waaronder tegen [appellanten] , heeft [geïntimeerde] aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag onder [appellanten] Dit verlof is op 17 december 2021 verleend.
Het beslag is vervolgens blijkens een daarvan opgemaakt proces-verbaal op 22 december 2021 onder [appellanten] gelegd en op 28 december 2021 voltooid.
Nadat daarvoor bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 januari 2022 uitstel was verleend, heeft [geïntimeerde] [appellanten] op 7 februari 2022 in een bodemprocedure gedagvaard. In deze procedure vordert [geïntimeerde] hoofdzakelijk – zakelijk weergegeven – inzage in en afgifte van de in beslag genomen relevante bescheiden en audiobestanden, één en ander te selecteren op basis van de door [geïntimeerde] genoemde trefwoorden en op de door [geïntimeerde] genoemde wijze. De bodemprocedure is bij de rechtbank Oost-Brabant geregistreerd onder nummer C/01/379314 / HA ZA 22-89. Deze procedure wordt verder aangeduid als “de bodemzaak”.
In een daartoe voor de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, gevoerd kort geding is het [appellanten] bij vonnis van 28 juni 2022 onder meer verboden om derden opdracht te geven artikelen over [geïntimeerde] te publiceren waarin de goede naam en reputatie van [geïntimeerde] worden aangetast. [appellanten] zijn van dit vonnis in beroep gekomen bij het gerechtshof Arnhem/Leeuwarden.
Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 28 juni 2023, heeft de rechtbank in de kern genomen ten aanzien van [appellanten] geoordeeld dat [appellante] via een e-mailaccount van haar partner e-mailberichten heeft verzonden waarvan de inhoud jegens [geïntimeerde] onrechtmatig was. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat ook de [X B.V's] jegens [geïntimeerde] onrechtmatig hebben gehandeld.
Bij gelegenheid van een op 9 november 2023 gehouden mondelinge behandeling heeft de rechtbank Oost-Brabant mondeling eindvonnis gewezen in de bodemzaak. Hierbij zijn [appellanten] in conventie onder meer veroordeeld tot het verstrekken aan [geïntimeerde] van afschrift van en inzage in de krachtens de beschikking van 17 december 2021 onder [appellanten] in beslag genomen bescheiden en audiobestanden, één en ander als nader omschreven in het dictum van dit vonnis, met veroordeling van [appellanten] om hieraan hun medewerking te verlenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,= per keer en/of dag dat zij hier niet aan voldoen, met een maximum van € 500.000,=. De vorderingen van [appellanten] in reconventie, waaronder een vordering tot opheffing van het gelegde beslag, zijn afgewezen.
3.3.1.In de onderhavige zaak vordert [geïntimeerde] in eerste aanleg in conventie dat de voorzieningenrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [appellanten] zal veroordelen om na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan [geïntimeerde] afschrift en inzage te verstrekken van de krachtens de beschikking van 17 december 2021 onder [appellanten] in beslag genomen bescheiden, voor zover deze bescheiden voldoen aan de in randnummers 6.2 - 6.8 van de dagvaarding (inclusief producties) neergelegde criteria, waarbij de verstrekking dient te geschieden onder begeleiding en toezicht van de reeds betrokken deurwaarders van Equilibristen gerechtsdeurwaarders te [vestigingsplaats] en ICT-deskundigen [persoon A] en/of [persoon B] (beiden werkzaam bij [bedrijfsnaam] te [vestigingsplaats] ) en/of [persoon C] en/of [persoon D] (beiden werkzaam bij [bedrijfsnaam] te [vestigingsplaats] ), dan wel een andere door de deurwaarder aangewezen deskundige die zich tot geheimhouding heeft verplicht, en waarbij aan hen wordt toegestaan dat zij:
primair
a. inzage nemen in alle bescheiden waarop het bewijsbeslag rust;
b. bepalen welke bescheiden de zoektermen " [A] ", " [B] ", " [C] ", " [D] ", " [E] ", " [F] ", " [G] " of " [H] " bevatten;
c. deze bescheiden vervolgens onmiddellijk verstrekken aan [geïntimeerde] , met uitzondering van de Out-of-scope informatie zoals in randnummers 6.9 - 6.15 bepaald; en
subsidiair
a. inzage nemen in alle bescheiden waarop het bewijsbeslag rust;
b. bepalen welke bescheiden de zoektermen " [A] ", " [B] ", " [C] "," [D] ", " [E] ", " [F] ", " [G] " of" [H] " én een of meer van de in Productie 09B genoemde zoektermen bevatten; en
c. deze bescheiden vervolgens onmiddellijk verstrekken aan [geïntimeerde] , met uitzondering van de Out-of-scope informatie zoals in randnummers 6.9 - 6.15 bepaald.
Bij het voorgaande geldt dat de bescheiden niet noodzakelijkerwijs in één keer hoeven te worden verstrekt; voor zover de bescheiden in delen aan [geïntimeerde] kunnen worden verstrekt, zal dat op verzoek van [geïntimeerde] kunnen geschieden.
II. [appellanten] zal veroordelen om na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan [geïntimeerde] afschrift en inzage te verstrekken van de onder [appellanten] in beslag genomen audiobestanden voor zover deze audiobestanden niet reeds onder de afgifte onder 1 vallen, en voor zover deze betrekking hebben op [geïntimeerde] en/of onderzoeken naar [geïntimeerde] , waarbij de verstrekking dient te geschieden onder begeleiding en toezicht van de reeds betrokken deurwaarders van Equilibristen gerechtsdeurwaarders te Dordrecht en een door de deurwaarder aangewezen deskundige die zich tot geheimhouding heeft verplicht, en waarbij aan hen wordt toegestaan dat zij:
a. inzage nemen in alle audio-opnames waarop het bewijsbeslag rust (door deze te beluisteren) en die niet reeds onder de inzage en afgifte onder 1 vallen;
b. bepalen welke audio-opnames betrekking hebben op [geïntimeerde] ; en
c. deze audio-opnames vervolgens onmiddellijk aan [geïntimeerde] verstrekken.
III. [appellanten] zal veroordelen om na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan [geïntimeerde] afschrift en inzage te verstrekken van de krachtens de beschikking van 17 december 2021 onder [appellanten] in beslag genomen bescheiden, voor zover deze bescheiden voldoen aan de in randnummer 7.5 van de dagvaarding neergelegde criteria, waarbij de verstrekking dient te geschieden onder begeleiding en toezicht van de reeds betrokken deurwaarders van Equilibristen gerechtsdeurwaarders te [vestigingsplaats] en ICT-deskundigen [persoon A] en/of [persoon B] (beiden werkzaam bij [bedrijfsnaam] te [vestigingsplaats] ) en/of [persoon C] en/of [persoon D] (beiden werkzaam bij [bedrijfsnaam] te [vestigingsplaats] ), dan wel een andere door de deurwaarder aangewezen deskundige die zich tot geheimhouding heeft verplicht, en waarbij aan hen wordt toegestaan dat zij:
a. inzage nemen in alle bescheiden waarop het bewijsbeslag rust;
b. bepalen welke bescheiden onder de in randnummer 7.5 van deze dagvaarding genoemde criteria vallen; en
c. deze bescheiden verstrekken aan [geïntimeerde] .
IV. [appellanten] zal bevelen alle medewerking te verlenen aan de veroordelingen onder I, II en III, waaronder het verschaffen aan de deurwaarder(s) en/of ICTdeskundige(n) van alle benodigde wachtwoorden, toegangscodes, sleutels etc., en het zo nodig assisteren bij het ontsluiten van de bescheiden;
V. [appellanten] zal bevelen alle bescheiden bedoeld in de veroordeling onder III volledig en permanent te verwijderen;
VI. [appellanten] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde] van een dwangsom van € 50.000,= (vijftigduizend euro) per keer en/of per dag, een gedeelte van de dag daaronder begrepen, dat aan de veroordeling onder IV en/of V in het geheel of gedeeltelijk geen gevolg is gegeven, met een maximum van € 2.000.000,- (twee miljoen euro);
VII. [appellanten] hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder de kosten van het beslag, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, indien en voor zover [appellanten] deze kosten niet voordien hebben voldaan.
3.3.2.Ter onderbouwing van haar vorderingen voert [geïntimeerde] , samengevat, aan dat onder andere [appellanten] tegenover haar onrechtmatig handelen door onjuiste en diffamerende berichten te (doen) plaatsen op sociale media en via (e-mail)berichten te verspreiden onder derden. Hierover lopen verschillende procedures, waarin [appellanten] telkens het verweten handelen en/of hun aansprakelijkheid daarvoor betwisten. Om in deze procedures het benodigde bewijs te kunnen leveren, dient [geïntimeerde] te kunnen beschikken over de e-mailberichten en overige relevante bestanden die zich op gegevensdragers van [appellanten] bevinden. De enkele omstandigheid dat zij ook al een soortgelijk conservatoir bewijsbeslag heeft gelegd onder de partner van [appellante] doet niet af aan haar belang om ook inzicht te verkrijgen in berichten en overige bestanden die zich onder [appellanten] bevinden.
3.3.3.[appellanten] hebben in eerste aanleg verweer gevoerd. Het hof komt daar, voor zover nodig, bij de beoordeling nader op terug. In reconventie vorderen [appellanten] dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad:
het op 22 december 2021 gelegde conservatoir bewijsbeslag zal opheffen;
[geïntimeerde] zal veroordelen tot afgifte aan [appellante] en de [X B.V's] van alle op 22 december 2021 in beslag genomen bescheiden, binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 20.000,= per dag of gedeelte van een dag dat [geïntimeerde] in gebreke blijft met een maximum van € 500.000,=;
[geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van het geding aan de zijde van [appellanten] gerezen.
3.3.4.[geïntimeerde] heeft, onder verwijzing naar haar standpunten in conventie, in reconventie verweer gevoerd.
3.4.1.De voorzieningenrechter heeft eerst de vorderingen in reconventie beoordeeld en heeft beslist tot afwijzing daarvan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de omstandigheid dat de minuut van het verleende verlof voor het leggen van het beslag in het ongerede is geraakt geen invloed heeft op de rechtmatigheid van de grosse en de rechtmatigheid van het op grond van die grosse gelegde beslag. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de omstandigheid dat [geïntimeerde] al de beschikking heeft over 40.000 onder de partner van [appellante] in beslag genomen e-mailberichten niet afdoet aan haar belang om ook onder [appellanten] bewijsbeslag te leggen. Ten slotte heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de opheffingsgronden beoordeeld moeten worden in het licht van een afweging van de wederzijdse belangen en dat de belangen van [geïntimeerde] bij handhaving van het beslag zwaarder wegen dan de belangen van [appellanten] bij opheffing daarvan,
3.4.2.In conventie heeft de voorzieningenrechter beslist als volgt (waarbij het hof enkele persoonsgegevens onvermeld laat):
“6.1. veroordeelt [appellante] om zo spoedig mogelijk na betekening van dit vonnis aan [geïntimeerde] afschrift en inzage te verstrekken van de krachtens de beschikking van 17 december 2021 onder [appellanten] in beslag genomen bescheiden, voor zover deze bescheiden de volgende zoektermen bevatten:
" [A] ", " [B] ", " [C] ", " [D] ", " [E] ", " [F] ", " [G] " of " [H] " , in combinatie met een of meer van de in productie 09B bij de dagvaarding genoemde zoektermen, met dien verstande dat wordt uitgesloten de informatie die is gewisseld tussen [appellante] en (een) advoca(a)ten, tenzij deze berichten door [appellante] zijn doorgestuurd aan derden (niet-advocaten), dan wel tenzij de berichten zijn gericht aan meerdere ontvangers, waaronder niet-advocaten;