ECLI:NL:GHAMS:2024:975

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
200.326.184/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de bevoegdheid van Veilig Thuis tot het uitvoeren van onderzoek naar meldingen van kindermishandeling en de toepassing van termijnen uit het Uitvoeringsbesluit WMO 2015

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bevoegdheid van Veilig Thuis om onderzoek te verrichten naar meldingen van kindermishandeling. Veilig Thuis had in 2022 meldingen ontvangen over de thuissituatie van een gezin dat volgens de melders in een onveilige situatie verkeerde. Het gezin, bestaande uit de ouders en hun drie minderjarige kinderen, had eerder hulp ingeschakeld, maar de meldingen leidden tot een onderzoek door Veilig Thuis. De ouders, die thuisonderwijs gaven aan hun kinderen, voerden aan dat Veilig Thuis buiten de wettelijke termijnen had gehandeld en dat het onderzoek onrechtmatig was. Het hof oordeelde dat de termijn van tien weken uit het Uitvoeringsbesluit WMO 2015 geen fatale termijn is, maar een ordenend karakter heeft. Veilig Thuis blijft bevoegd om onderzoek te verrichten, ook na het verstrijken van deze termijn. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de voorzieningenrechter, dat Veilig Thuis had verboden om verder onderzoek te doen, en wees de vorderingen van de ouders af. De kosten van het geding werden aan de ouders opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht,
team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.326.184/01 SKG
zaaknummer rechtbank Noord-Holland: C/15/335189 / KG ZA 22-633
arrest van de meervoudige familiekamer van 26 maart 2024
inzake
de publiekrechtelijke rechtspersoon
VEILIGHEIDSREGIO [X],
(onderdeel Veilig Thuis [X] )
zetelende te [plaats] ,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. B.T.A. Visser te Zwaagdijk-Oost
tegen

1.[de vader] ,

2.
[de moeder] ,
beiden voor zichzelf en als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen
3.
[kind 1] ,
4.
[kind 2] ,
5.
[kind 3] ,
allen wonend te [plaats A ] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerden,
tevens incidenteel appellanten,
advocaat: mr. S.T.L.A. Mulders te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Partijen worden hierna Veilig Thuis en (gezamenlijk) [naam] c.s. of het gezin [naam] genoemd, en (individueel) de vader, de moeder, [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] genoemd. De vader en de moeder gezamenlijk worden hierna ook de ouders genoemd.
1.2
Veilig Thuis is bij dagvaarding van 17 april 2023, hersteld bij exploot van 19 april 2023, in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, (hierna: de voorzieningenrechter) van 21 maart 2023, in kort geding gewezen tussen [naam] c.s. als eisers en Veilig Thuis als gedaagde.
Bij de appeldagvaarding zijn producties gevoegd. De in de appeldagvaarding opgenomen grieven zijn door de rolraadsheer geweigerd wegens overschrijding van het maximale aantal pagina’s. Ook de daarop volgende memorie van grieven is geweigerd wegens overschrijding van het maximale aantal pagina’s.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel;
- akte inbreng productie van de zijde van Veilig Thuis d.d. 8 juni 2023;
- akte aanvullende producties van de zijde van Veilig Thuis d.d. 26 juli 2023;
- akte inbreng producties tevens wijziging petitum van de zijde van [naam] c.s. d.d. 31 juli 2023.
1.3
De mondelinge behandeling van de zaak heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op 10 augustus 2023. Voor Veilig Thuis zijn verschenen mr. Visser voornoemd, alsmede mr. M.M. Haverkort en [Z] . Van de zijde van [naam] c.s. waren aanwezig mr. Mulders voornoemd, de vader en [kind 4] , meerderjarige dochter van de vader. De advocaat van [naam] c.s. heeft zich bediend van pleitnotities die zijn overgelegd.
1.4
Zoals ter mondelinge behandeling besproken heeft Veilig Thuis op 12 september 2023 nog een akte uitlating, tevens inbrengen producties in het geding gebracht. [naam] c.s. hebben daarop gereageerd met een akte uitlating d.d. 2 oktober 2023.
1.5
Veilig Thuis heeft in principaal hoger beroep geconcludeerd dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad:
- het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van [naam] c.s. alsnog zal afwijzen, dan wel een zodanige beslissing zal nemen als het hof in goede justitie geraden acht;
- bij wijze van tegeneis: voor recht zal verklaren dat als het Veilig Thuis niet lukt de in artikel 4.1.7 Uitvoeringsbesluit Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) gestelde termijn te halen, dit geen gevolgen heeft voor de bevoegdheid tot de uitvoering van de wettelijke taak zoals neergelegd in artikel 4.1.1. WMO 2015 en de bevoegdheid van Veilig Thuis voor het verwerken van persoonsgegevens in algemene zin op grond van artikel 6 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG);
met veroordeling van [naam] c.s. in de kosten van bede instanties.
1.6
[naam] c.s. heeft geconcludeerd het principaal appel ongegrond of niet-ontvankelijk te verklaren, met veroordeling van Veilig Thuis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van beide instanties, met inbegrip van de nakosten.
1.7
[naam] c.s. heeft in incidenteel hoger beroep, na wijziging van eis, geconcludeerd om:
I. Veilig Thuis te verbieden om nader onderzoek uit te voeren naar [naam] c.s. op basis van de meldingen van 27 april, 9 mei en 16 mei 2022;
II. Veilig Thuis te verbieden om nader onderzoek uit te voeren naar [naam] c.s. op basis van meldingen die gelijk of vergelijkbaar zijn met de meldingen van 27 april, 9 mei en 16 mei 2022 alsook om andere meldingen te onderzoeken, tenzij Veilig Thuis binnen één maand na ontvangst van de melding [naam] c.s. op de hoogte stelt van de inhoud van de melding en, summierlijk, van de gronden waarop Veilig Thuis van oordeel is dat deze moet worden onderzocht;
III. Veilig Thuis te verbieden om de melders te informeren dat de melding is afgedaan,
de wijze waarop dat is gebeurd, en/of de redenen daarvoor;
SUBSIDIAIR: Veilig Thuis te verbieden om de melders te informeren over de wijze waarop de melding is afgedaan of de redenen daarvoor, met uitzondering dat Veilig Thuis wél de politie mag informeren dat hij geen vervolgtraject heeft ingezet én de
anonieme melder(s) dat de melding is opgepakt (voor zover dat nog niet gebeurd is), in beide gevallen zonder de redenen daarvoor te vermelden, met bepaling dat Veilig Thuis, voor het opnemen van contact met de melders aan de advocaat van [naam] c.s. een kopie dient te verstrekken van zijn voorgenomen communicatie met de melders, waarbij Veilig Thuis de naam en adresgegevens van die melders mag weglakken;
IV. Veilig Thuis te gebieden de meldingen van 27 april, 9 mei en 16 mei 2022, en het
dossier dat hij naar aanleiding daarvan heeft opgebouwd, te vernietigen binnen één maand nadat het arrest kracht van gewijsde heeft verkregen;
met veroordeling van Veilig Thuis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van beide instanties, met inbegrip van de nakosten.
1.8
Veilig Thuis heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [naam] c.s. in hun incidenteel appel, althans tot ongegrondverklaring daarvan, met veroordeling van [naam] c.s. in de proceskosten in beide instanties.
1.9
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

2.1
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 3.1 t/m 3.27 de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover Veilig Thuis aanvoert dat de feitenvaststelling door de voorzieningenrechter niet volledig is geweest, kunnen de grieven niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis, omdat de voorzieningenrechter niet was gehouden meer of andere feiten op te sommen dan hij nodig achtte ter motivering van zijn beslissingen. Wel heeft het hof de in het kader van deze grieven aangevoerde omstandigheden - zo nodig - betrokken in zijn beoordeling. Daarnaast houden de grieven van Veilig Thuis op onderdelen in dat de voorzieningenrechter van een onjuiste feitenvaststelling is uitgegaan. Op basis van de standpunten die partijen in hoger beroep over en weer hebben ingenomen, gaat het hof uit van de onderstaande feiten.
2.2
Veilig Thuis is onderdeel van de publiekrechtelijke rechtspersoon
Veiligheidsregio [X] .
2.3
Het gezin [naam] bestaat uit de vader, de moeder en hun drie minderjarige kinderen. Het gezin leeft volgens de joodse religieuze wetten. De moeder is afgestudeerd als docent voortgezet onderwijs en de vader is afgestudeerd als pedagogisch medewerker. De ouders geven hun kinderen thuisonderwijs. Zij hebben vanwege hun geloofsovertuiging vrijstelling van de leerplicht gekregen.
2.4
Tot medio 2020 woonden [naam] c.s. in [plaats B] . Vanwege een stressvolle
thuissituatie (door een aanzienlijke schuld, het ontbreken van een sociaal netwerk en een gecompliceerde derde zwangerschap), hebben [naam] c.s. destijds zelf hulp ingeschakeld, zoals maatschappelijk werk en bijzondere zorg – in verband met de religieuze gebruiken van het gezin – rondom de aanstaande bevalling van [kind 3] . De kraamzorginstantie Kraamcentrum Echt, die het gezin na de geboorte bijstond, heeft in de loop van die betrokkenheid een melding bij Veilig Thuis [plaats B] gedaan, waarna Veilig Thuis [plaats B] een onderzoek is gestart naar het gezin. Veilig Thuis [plaats B] heeft op zijn beurt de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) ingeschakeld.
2.5
De Raad heeft blijkens een rapport van 20 mei 2020 besloten af te zien van het verzoeken van een ondertoezichtstelling voor de drie kinderen.
2.6
[naam] c.s. zijn in de zomer van 2020 verhuisd naar [plaats A ] .
2.7
Op 20 april 2022, 9 mei 2022 en 16 mei 2022 heeft Veilig Thuis meldingen
ontvangen waarin zorgen worden geuit over de thuissituatie bij [naam] c.s.
2.8
Veilig Thuis heeft deze meldingen op 24 mei 2022 in een multidisciplinair overleg (MDO) aan een veiligheidsbeoordeling onderworpen. Het MDO heeft toen besloten de meldingen te beleggen bij de dienst Onderzoek van Veilig Thuis voor nader onderzoek (hierna: het triagebesluit). Het dossier is op de werkvoorraad geplaatst omdat op dat moment (nog) geen medewerker beschikbaar was.
2.9
Op 7 november 2022 hebben [naam] c.s. een brief van Veilig Thuis ontvangen waarin staat dat Veilig Thuis op 20 april 2022, 9 mei 2022 en 16 mei 2022
meldingen heeft ontvangen met zorgen over de thuissituatie van [naam] c.s. Veilig Thuis heeft in de brief tevens aangegeven een afspraak te willen maken bij [naam] c.s. thuis om deze zorgen te bespreken.
2.1
Op 8 november 2022 heeft [naam] c.s. Veilig Thuis verzocht om hem een
kopie van de meldingen te sturen. Veilig Thuis heeft op 11 november 2022 geantwoord dat het niet de werkwijze van Veilig Thuis is om de desbetreffende meldingen vooraf toe te sturen, maar dat deze tijdens een huisbezoek kunnen worden besproken. Vervolgens heeft Veilig Thuis op 14 november 2022 aan [naam] c.s. voorgesteld dat het huisbezoek zou plaatsvinden op 21 november 2022.
2.11
Bij brief van 11 november 2022 hebben [naam] c.s. Veilig Thuis verzocht
om inzage in hun persoonsgegevens op basis van de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (hierna: AVG).
2.12
Een huisbezoek heeft niet plaatsgevonden.
2.13
Bij brief van 24 november 2022 van hun raadsman hebben [naam] c.s.
bezwaar gemaakt tegen de werkwijze van Veilig Thuis. Zij hebben Veilig Thuis verweten buiten de wettelijke termijnen te zijn getreden, te kort te zijn geschoten in zijn informatieverplichting en een onderzoek te starten waarbij geen of onvoldoende belang bestaat. De brief is geëindigd met het verzoek om het onderzoek naar het gezin te staken en gestaakt te houden en informatie over de meldingen en de werkwijze van Veilig Thuis te verstrekken.
2.14
Veilig Thuis heeft deze verzoeken bij brief van 1 december 2022 onder vermelding van de volgende redenen afgewezen.
Het enkele overschrijden van een termijn maakt volgens Veilig Thuis niet dat daarmee zijn wettelijke taak komt te vervallen en dat het dossier moet worden gesloten. Veilig Thuis heeft [naam] c.s. pas geïnformeerd over de meldingen toen een medewerker binnen de dienst Onderzoek beschikbaar was om het onderzoek te starten en hierover met ouders in gesprek te gaan. Een veiligheidsbeoordeling kan volgens Veilig Thuis ook zonder cliëntcontact plaatsvinden. De vraag of de meldingen gelet op het tijdsverloop nog relevant zijn, kan pas beantwoord worden nadat het onderzoek heeft plaatsgevonden. Veilig Thuis heeft in zijn brief tevens vermeld een afschrift van het dossier uiterlijk op 12 december 2022 aan [naam] c.s. te zullen doen toekomen.
2.15
Bij brief van 8 december 2022 hebben [naam] c.s. bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun verzoek. Daarnaast hebben zij Veilig Thuis verzocht om het desbetreffende dossier te overhandigen en het dossier daarna binnen drie maanden te vernietigen.
2.16
In een brief van 13 december 2022 heeft Veilig Thuis de bezwaren van [naam]
c.s. van de hand gewezen. Per separate brief van gelijke datum heeft Veilig Thuis tevens het verzoek tot vernietiging van het dossier afgewezen.
2.17
Per e-mail van 15 december 2022 hebben [naam] c.s. aan Veilig Thuis laten weten dat zij voornemens zijn de bestuursrechter om een voorlopige voorziening te verzoeken. In dat kader hebben zij verzocht om het onderzoek op te schorten voor de duur van de voorlopige voorziening procedure. Zij hebben in deze brief wederom verzocht de meldingen en de dossiers te vernietigen. Ook hebben zij bezwaar gemaakt tegen het informeren van de melders na afsluiting van het onderzoek.
2.18
In een e-mail van 16 december 2022 heeft Veilig Thuis aangegeven dat hij geen
bestuursorgaan is en dat de rechtsingang via de bestuursrechter om die reden niet open staat. Tevens heeft hij het bezwaar van [naam] c.s. tegen het informeren van de melders afgewezen.
2.19
Na de meldingen van 20 april 2022, 9 mei 2022 en 16 mei 2022 zijn geen nieuwe
meldingen bij Veilig Thuis gedaan betreffende het gezin [naam] .
2.2
De drie meldingen bestaan uit twee zogenoemde dubbel anonieme meldingen en één melding van de politie naar aanleiding van een anonieme brief die de politie had ontvangen. Een dubbel anonieme melding wil zeggen dat de identiteit van de melder ook bij Veilig Thuis niet bekend is. De twee dubbel anonieme meldingen zijn min of meer gelijkluidend en vermelden de volgende zorgen:
- Melder zou vader geregeld hard horen schreeuwen waarna de kinderen huilen.
- Er zouden, volgens melder, nooit andere mensen komen. Mensen aan de deur worden niet binnengelaten en er zou nooit open worden gedaan.
- Melder ziet de kinderen nooit buiten of naar school gaan, ook niet buiten spelen. Melder zou vader en moeder bijna nooit buiten zien, Als het gezin wel buiten komt, zou melder geen contact met het gezin kunnen krijgen.
- Volgens melder zouden de kinderen hardhandig mee naar binnen worden genomen om, volgens melder, te voorkomen dat zij wel contact maken met andere mensen.
- Melder zou mensen voor de deur zien staan, maar er zou steeds niet open worden gedaan.
- Volgens melder zouden de ramen van de voordeur en het raam aan de voorkant van het huis eigenlijk altijd dicht zijn, met plastic, zodat je er niet doorheen zou kijken.
2.21
Naar aanleiding van de door de politie ontvangen anonieme brief heeft de politie de woning van [naam] c.s. bezocht. In de melding van de politie staat:
“Op maandag 9 mei 2022 kreeg rapporteur een anonieme brief over het gezin wonende aan de [...] te [plaats A ] . In deze brief maakte de melder zich zorgen over de moeder en de kinderen in het gezin. De melder schreef dat de vader geregeld hard schreeuwt en dat de kinderen daarna huilen. De vrouw is dan stil. De kinderen uit het gezin zien ze niet buiten spelen en zij gaan volgens de melder ook niet naar school. Ze zien nooit anderen op bezoek komen. Mensen aan deur worden niet binnen gelaten en de deur wordt vaak niet eens geopend. De melder is bang voor de vader in het gezin en maakt daardoor een anonieme melding. Rapporteur heeft gepoogd een onderzoek in te stellen of de vrouw en kinderen veilig zijn in het gezin. Rapporteur is bij het adres langs geweest en heeft [de moeder] , de moeder van het gezin in de deuropening gesproken. Rapporteur mocht de woning niet betreden en is op straat het gesprek aangegaan met moeder [de moeder] . Zij verklaarde dat zij en haar man [de vader] de kinderen op hun eigen wijze de kinderen opvoeden en dat niemand daar iets op of over te zeggen had. Zij proberen de kinderen naar de waarden en normen op te voeden zoals ze dat zelf belangrijk vinden. [de moeder] geeft de kinderen zelf thuis onderwijs. Verder wilde [de moeder] op geen enkele wijze meewerken en vroeg rapporteur meerdere malen of rapporteur het gesprek wilde beëindigen en weg wilde gaan. Rapporteur heeft een kind uit het gezin gezien en zeer kort gesproken waarna [de moeder] mijn gesprek met het kind direct afkapte. Het kind zag er verzorgd en vrolijk uit. Rapporteur heeft de vermoedens van de melder niet kunnen controleren aangezien [de moeder] niet wilde meewerken en geen gesprek wilde. (...)
Datum/tijd voorval: 9 mei 2022 van 08:00 uur tot 14:00 uur. (...)
(…) er zijn zorgen over de kinderen die anders worden opgevoed als andere kinderen in de buurt. Men wil het gesprek hierover niet aan gaan met de politie.”
2.22
Veilig Thuis heeft zijn werkprocessen beschreven in een door hem gehanteerd landelijk “Handelingsprotocol”, dat is vastgesteld door de directeuren van de 25 veilig-thuisorganisaties. In dit Handelingsprotocol is onder andere opgenomen:
“1. Vooraf
(...)
Voor de gezinnen en huishoudens die te maken krijgen met Veilig Thuis biedt dit protocol het voordeel dat alle medewerkers van Veilig Thuis eenzelfde mate van zorgvuldigheid betrachten. Daarmee wordt bereikt dat de wijze waarop zij door medewerkers van Veilig Thuis worden benaderd, de informatie die zij krijgen, de manier waarop zij op hun rechten worden gewezen, steeds met dezelfde kwaliteit gebeurt.
Aan gezinnen en huishoudens die met Veilig Thuis te maken krijgen, geeft het protocol dus inzicht in wat zij van Veilig Thuis kunnen verwachten, hoe zij worden geïnformeerd en wat hun rechten zijn.
(...)
6.5
Anonimiteit ten opzichte van de directbetrokkenen
Uitgangspunt is dat Veilig Thuis de identiteit van de melder bekend maakt aan de directbetrokkenen. Op deze regel van openheid maakt het Uitvoeringsbesluit bij de Wmo 2015 twee uitzonderingen. (…)
Anonimiteit ten opzichte van Veilig Thuis
Meldingen waarbij de melder zowel ten opzichte van Veilig Thuis als ten opzichte van de directbetrokkenen anoniem wil blijven, worden in principe niet onderzocht. Wanneer de leidinggevende van Veilig Thuis op basis van een dergelijke melding van oordeel is dat er sprake is van een redelijk vermoeden van acute of structurele onveiligheid voor de directbetrokkenen, kan hij/zij besluiten deze melding toch in behandeling te nemen. Dit besluit wordt vastgelegd in het dossier.
(…)
7.4
Stappen in de veiligheidsbeoordeling
De veiligheidsbeoordeling omvat drie stappen:
1. Informatieverzameling
2. Boordeling
3. Besluitvorming.
7.4.1
Informatie verzamelen
Veilig Thuis kan, indien zij dat voor een betere beoordeling van de melding relevant acht, de gegevens uit de melding aanvullen. Daarbij is een onderscheid tussen informatie die wordt opgevraagd bij anderen voorafgaand aan het contact met directbetrokkenen en informatie die wordt opgevraagd nadat er contact is geweest met de directbetrokkenen.
1. informatie opvragen in de fase van de veiligheidsbeoordeling voorafgaand aan contact met de directbetrokkenen:
i. Veilig Thuis kan bij ketenpartners nagaan óf de directbetrokkenen (de zogenaamde ‘dat’ informatie) bij hen bekend zijn.
ii. Veilig Thuis kan ook inhoudelijke informatie (de zogenaamde ‘wat’ informatie) ophalen bij de volgende bronnen:
• de eigen systemen van Veilig Thuis;
• andere Veilig-Thuisorganisaties.
• de Basisregistratie Personen (BRP);
• het Centraal Gezagsregister;
• de Raad voor de Kinderbescherming;
• de directbetrokkenen zelf, voogd of curator;
• Politie of OM, indien:
- dit voor inschatting van de veiligheid bij het leggen van het eerste contact noodzakelijk wordt geacht;
- op basis van de melding duidelijk is, of door Veilig Thuis de inschatting wordt gemaakt, dat mogelijk ook strafrechtelijk onderzoek wordt gedaan.”
2.23
[naam] c.s. hebben bij de inleidende dagvaarding van 24 januari 2023, waarbij de onderhavige procedure tegen Veilig Thuis aanhangig is gemaakt, diverse verklaringen van familieleden en vrienden overgelegd, waarin wordt uiteengezet dat de kinderen in contact komen met leeftijdgenootjes, buiten spelen, dagjes uit gaan naar speeltuinen en pretparken en hoe de omgang tussen de ouders en de kinderen is. De vorderingen van [naam] c.s. komen (nagenoeg) geheel overeen met de vorderingen in hoger beroep, zoals hiervoor onder 1.7 uiteen gezet.
2.24
Tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 3 februari 2023 is duidelijk geworden dat [naam] c.s. tot dat moment in de veronderstelling verkeerden dat de identiteit van de melder(s) bij Veilig Thuis bekend was. Op enig moment heeft de voorzieningenrechter partijen voorgesteld een volgende stap te onderzoeken, die enerzijds zou aansluiten bij wat Veilig Thuis noodzakelijk acht om de zorgen uit de meldingen te onderzoeken en die anderzijds door [naam] c.s. als het minst ingrijpend zou worden ervaren.
2.25
Bij brief van 10 februari 2023 heeft Veilig Thuis de raadsman van [naam] c.s. een alternatief voor een huisbezoek voorgesteld. Daarbij heeft Veilig Thuis onder andere het volgende meegedeeld:
Onderzoek
Naar aanleiding van de drie meldingen, en op basis van de informatie van eerdere meldingen over dit gezin uit de verrijking, heeft Veilig Thuis de dienst Onderzoek ingezet. Hiervoor is een plan van aanpak opgesteld waarin als noodzakelijk wordt
gezien dat in ieder geval de kinderen worden gezien.
Omdat ouders aangeven grote moeite te hebben met de (gerechtvaardigde) inbreuk op hun privéleven, heeft Veilig Thuis de zorgen opnieuw besproken in een multidisciplinair overleg (MDO). Echter, de uitkomst van dit MDO heeft niet geleid tot een andere zienswijze, om welke reden het besluit ongewijzigd is gebleven. De
volgende overwegingen zijn hierbij van belang.
a.
a) Vanuit het perspectief van veiligheid vindt Veilig Thuis een eigen observatie essentieel. De leefwereld van de kinderen is niet door een externe professional te toetsen, zoals een school of een kinderdagopvang. Evenmin hebben de kinderen -zover Veilig Thuis bekend- activiteiten buitenshuis zoals een sport of een hobby. Dit maakt dat Veilig Thuis niet via andere externe bronnen voldoende zicht zou kunnen krijgen op de (sociaal-emotionele) ontwikkeling van de kinderen. De beschikbare informatie van het AMW en de RvdK uit 2020 geven evenmin voldoende zicht op de huidige leefsituatie. Om die reden vindt Veilig Thuis het belangrijk om de kinderen te kunnen zien/spreken vanuit eigen observatie.
b) Het gegeven dat de kinderen thuisonderwijs genieten staat vanwege de vrijstelling niet ter discussie. Echter, de basisschool is meer dan enkel een ‘onderwijsinstituut’. Een school is voor kinderen ook dé plek waar zij leren vriendschappen aan te gaan, te delen, om te gaan met verlies en frustratie. Dit zijn ontwikkelingen die een belangrijke basis vormen om later als volwassene stabiele relaties aan te kunnen gaan. In dit verband heeft een basisschool ook tot taak om ontwikkelingsproblematiek vroegtijdig te signaleren en op ontwikkelgebieden vroegtijdig hulp in te zetten. Omdat de kinderen thuisonderwijs ontvangen kunnen de zorgen uit de melding niet worden beoordeeld binnen het kader van deze schooltaken. Naar aanleiding van de melding vindt Veilig Thuis het daarom belangrijk ook zicht te krijgen op de andere aspecten waar scholen aandacht voor hebben, waaronder de sociaal-emotionele ontwikkeling, en ook de fijne en grove motorische ontwikkeling. Immers, de zorgen uit de melding werpen ook de vraag op of de kinderen voldoende buitenspelen, zoals fietsen, zwemmen, klimmen, springen, rennen, ravotten, etc, activiteiten die belangrijk zijn voor een gezonde ontwikkeling maar wat de melders deze kinderen nooit zien doen.
c) Binnen de multidisciplinaire aanpak van Veilig Thuis kan de eerste indruk van kinderen aanleiding zijn om de vertrouwensarts te betrekken voor het screenen op eventuele lichamelijke signalen van onveiligheid in de breedste zin van het woord. Om dat te kunnen beoordelen is een eigen observatie door Veilig Thuis noodzakelijk.
d) Het aanbod van ouders om foto’s en filmpjes te laten zien is volgens Veilig Thuis geen passend alternatief, omdat beelden van familie-uitjes geen althans onvoldoende representatieve informatie geeft over het sociaal-emotionele functioneren van kinderen in interactie met hun omgeving op dit moment. Dergelijk materiaal zegt ook niets over de momenten waarop er niet gefilmd is. Tevens ontbreekt de context waarbinnen het is gemaakt en eventuele instructies aan de kinderen. Kortom: beeldmateriaal dat ouders zelf aanbieden biedt onvoldoende zicht op veiligheid.
e) Veilig Thuis heeft een wettelijke taak om naar aanleiding van een melding de zorgen te onderzoeken. Die taak heeft Veilig Thuis ook in de situatie dat (achteraf) wordt vastgesteld dat er geen reden tot zorg is geweest. De dwingend gerechtvaardigde grond ligt in de mogelijkheid dat de veiligheid van kinderen anders is dan door de directbetrokkenen wordt voorgesteld. Echter, dat is pas vast te stellen ná afronding van het onderzoek, niet eraan voorafgaand. Als de zorgen uit de melding onterecht zijn, zoals ouders stellen, dan mag Veilig Thuis ook van ouders verwachten dat zij in gesprek gaan met Veilig Thuis om dit beeld zo snel mogelijk recht te zetten. Zoals gesteld kan Veilig Thuis begrip opbrengen voor de weerstand die ouders voelen bij de inbreuk in hun persoonlijke levenssfeer, en tegelijkertijd mag Veilig Thuis van ouders verwachten dat zij meewerken aan het onderzoek om de veiligheid van hun kinderen te beoordelen. Hiervoor is het belangrijk dat Veilig Thuis in gesprek kan gaan, omdat binnen de interactie -met ouders en de kinderen- informatie besloten ligt die belangrijk kan zijn voor het onderzoek.
f) Verder merkt Veilig Thuis op dat de zorgen zijn gemeld in een periode dat de betrokken hulpverlening, die de RvdK in 2020 noodzakelijk achtte, al enige tijd was beëindigd. In de tussenliggende periode is de leefsituatie van de kinderen veranderd. Ouders zijn verhuisd naar een andere regio, de kinderen zijn ouder geworden en bevinden zich in een andere ontwikkelingsfase met andere ontwikkelingstaken en -voor ouders- andere pedagogische uitdagingen.
g) Tenslotte heeft Veilig Thuis ook ten taak om de rechten van het kind te borgen. Mede om die reden staat in het landelijke Handelingsprotocol dat Veilig Thuis altijd ook de kinderen spreekt als zij ouder zijn dan vier jaar. Kinderen jonger dan vier jaar worden in ieder geval door Veilig Thuis gezien. Aanvullend hierop vindt Veilig Thuis het belangrijk dat de kinderen de ruimte krijgen, en voelen, om zich uit te spreken, of in ieder geval kennis te hebben van de instantie die bij hun leefsituatie is betrokken.
Op grond van voorgaande overwegingen vindt Veilig Thuis het nog steeds van belang om de kinderen te zien en te spreken.
Voor zicht op veiligheid vindt Veilig Thuis het verder belangrijk om ook contact op te nemen met informanten die mogelijk aanvullende informatie kunnen geven over de aard en/of de ernst van de gemelde zorgen, zoals:
- De wijkagent met betrekking tot het burenconflict
- De huisarts
- De JGZ
- De in 2020 betrokken medewerker van het AMW
- De RvdK die in 2020 het raadsonderzoek heeft gedaan
Na het zien/spreken van de kinderen en de toelichting van informanten zal Veilig Thuis een nieuw MDO inplannen om te bespreken of Veilig Thuis voldoende zicht heeft op de veiligheid, of dat hiervoor meer nodig is.
Voorstel
Als ouders het als onredelijk bezwarend ervaren om Veilig Thuis ‘voor een kopje koffie of thee’ te ontvangen in hun eigen woning, dan heeft Veilig Thuis het volgende voorstel voor een ontmoeting op een locatie buitenshuis als minder ingrijpend - maar voldoende passend - alternatief.
Veilig Thuis stelt voor om ouders en de kinderen te ontmoeten in een vestiging van de openbare bibliotheek. Veilig Thuis gaat ervan uit dat de bibliotheek een voor de kinderen bekende locatie is, of, mocht dat niet zo zijn, passend is gezien het thuisonderwijs. De openbare bibliotheek is kindvriendelijk, en de locatie biedt gelegenheid om vanuit een speelse en ongedwongen situatie in gesprek te gaan over de mooie (prenten)boeken die bij de bibliotheek geleend kunnen worden, en over andere onderwerpen die kunnen ontstaan binnen een sociale interactie.”
2.26
Hierna heeft nog contact tussen (de advocaten van) partijen plaatsgevonden. Uiteindelijk is het partijen niet gelukt om tot overeenstemming te komen, waarna de voorzieningenrechter is verzocht vonnis te wijzen.

3.Beoordeling

Het vonnis waarvan beroep
3.1
Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [naam] c.s. grotendeels toegewezen, als volgt:
  • Veilig Thuis is verboden om nader onderzoek uit te voeren naar [naam] c.s. op basis van de meldingen van 27 april 2022, 9 mei 2022 en 16 mei 2022 (onderdeel 6.1 van het dictum);
  • Veilig Thuis is verboden om nader onderzoek uit te voeren naar [naam] c.s. op basis van meldingen die gelijk of vergelijkbaar zijn met de meldingen van 27 april 2022, 9 mei 2022 en 16 mei 2022, mits deze meldingen dubbel anoniem bij Veilig Thuis zijn ingediend (onderdeel 6.2. van het dictum);
  • bepaald is dat onderzoek door Veilig Thuis naar aanleiding van nieuwe meldingen tegen [naam] c.s. alleen is toegestaan indien Veilig Thuis binnen één maand na ontvangst van de melding [naam] c.s. op de hoogte stelt van de inhoud van de melding en, summierlijk, van de gronden waarop Veilig Thuis van oordeel is dat deze moet worden onderzocht (onderdeel 6.3. van het dictum);
  • Veilig Thuis is geboden om - indien hij voornemens is de politie te informeren omtrent de afhandeling van hun melding - dit met inachtneming van zijn Handelingsprotocol te doen en de berichtgeving te beperken tot de boodschap dat er geen vervolgtraject heeft plaatsgevonden (onderdeel 6.4 van het dictum).
De vordering van [naam] c.s. om Veilig Thuis te gebieden de meldingen van 27 april, 9 mei en 16 mei 2022, en het dossier dat hij naar aanleiding daarvan heeft opgebouwd, te vernietigen, is afgewezen. Veilig Thuis is in de kosten van het geding veroordeeld.
3.2
In principaal hoger beroep komt Veilig Thuis met 27 grieven tegen het vonnis op. Op hun beurt hebben [naam] c.s. in incidenteel hoger beroep drie grieven ontwikkeld. Omwille van de leesbaarheid zal het hof niet alle grieven afzonderlijk behandelen en zullen principaal en incidenteel hoger beroep hierna gezamenlijk, themagewijs, worden behandeld. Daarbij moet het het hof van het hart dat partijen bij gelegenheid uit het oog lijken te hebben verloren dat het hof in deze zaak optreedt als kortgedingrechter in hoger beroep. De hierna volgende overwegingen hebben dan ook naar hun aard slechts een voorlopig en ordenend karakter en hebben tussen partijen (of naar derden) geen bindende kracht in eventuele latere procedures (en krijgen evenmin gezag van gewijsde, zoals beide partijen lijken te veronderstellen).
De exceptio plurium litis consortium
3.3
Volgens [naam] c.s. heeft Veilig Thuis de ouders in hoger beroep slechts opgeroepen in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van de drie kinderen en niet in hun persoonlijke hoedanigheid. Dit verweer wordt verworpen. Nog daargelaten de vraag of, zoals [naam] c.s. stellen, sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding, is het voor [naam] c.s. voldoende duidelijk geweest dat Veilig Thuis de ouders ook pro se in het hoger beroep heeft willen betrekken. Dat blijkt ook uit het feit dat mr. Mulders zich op de rol voor alle vijf geïntimeerden heeft gesteld. Ook het hof gaat daarvan uit. Gesteld noch gebleken is dat [naam] c.s hierdoor op enigerlei wijze in een processueel belang zijn geschaad.
De wijziging van eis van [naam] c.s.
3.4
[naam] c.s. hebben bij hun akte inbreng producties tevens wijziging petitum d.d. 31 juli 2023 hun eis in incidenteel appel gewijzigd, in die zin dat daaraan onder IV is toegevoegd ‘binnen één maand nadat het arrest kracht van gewijsde heeft verkregen’, zoals hiervoor onder 1.7 is opgenomen. Veilig Thuis heeft daartegen bezwaar gemaakt, omdat dit volgens hem op zijn laatst kon bij de indiening van de memorie van grieven in incidenteel appel. Het hof acht de eiswijziging toelaatbaar. Deze eiswijziging was ook al in het lichaam van de memorie van grieven in incidenteel appel opgenomen, hetgeen Veilig Thuis heeft gezien, nu hij hierop heeft gereageerd. Daargelaten dat het niet opnemen van deze wijziging in het petitum kennelijk berust op een omissie, is Veilig Thuis hierdoor niet geschaad in enig processueel belang.
De tegeneis van Veilig Thuis
3.5
Veilig Thuis heeft in hoger beroep bij wijze van tegeneis een verklaring voor recht gevorderd zoals hiervoor onder 1.5 omschreven. In eerste aanleg heeft hij echter enkel verweer gevoerd tegen het door [naam] c.s. gevorderde. Op grond van artikel 353 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is het niet toegestaan om voor het eerst in hoger beroep een tegeneis (eis in reconventie) in te stellen. Veilig Thuis is daarom in zijn tegeneis niet-ontvankelijk. Daarbij komt dat volgens vaste rechtspraak (laatstelijk HR 31 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:503) in een uitspraak in kort geding geen plaats is voor een verklaring voor recht, gelet op het (hiervoor reeds genoemde) voorlopige karakter van het kort geding, waarin slechts een voorlopig oordeel kan worden gegeven. Ook om die reden is de tegeneis niet toewijsbaar.
Is Veilig Thuis een bestuursorgaan?
3.6
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft het hof ambtshalve de vraag aan de orde gesteld of Veilig Thuis een bestuursorgaan is als bedoeld in artikel 1:1, aanhef en onder a dan wel b., van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb), nu daarover in de jurisprudentie wisselend is geoordeeld. Indien zulks het geval is, rijst namelijk de vraag wat de rol van de civiele rechter in een zaak als deze is en of [naam] c.s. hun bezwaren niet in een bestuursrechtelijke procedure zouden moeten inbrengen, zoals zij aanvankelijk ook voor ogen hadden.
3.7
Op grond van artikel 4.1.1 WMO 2015 draagt het college van Burgemeester en Wethouders van iedere gemeente zorg voor de inrichting van een veilig-thuisorganisatie. Het is het hof gebleken dat de ingevolge deze bepaling in het leven geroepen vijfentwintig Nederlandse veilig-thuisorganisaties bestuurlijk bepaald niet op dezelfde wijze zijn ondergebracht. Sommigen daarvan zijn onderdeel van een gecertificeerde instelling als bedoeld in de Jeugdwet, andere zijn een zelfstandige stichting. In Amsterdam is Veilig Thuis ondergebracht bij de GGD. Veilig Thuis [X] is ondergebracht bij de Veiligheidsregio [X] , welke op grond van een (door de wet verplichte) gemeenschappelijke regeling van de betrokken gemeenten in het leven is geroepen.
3.8
Veilig Thuis heeft bij akte van 12 september 2023 uitvoerig toegelicht waarom hij geen bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 Awb is (wat naar zijn opvatting ook voor de andere veilig-thuisorganisaties geldt), zodat naar zijn mening de civiele rechter in deze kwestie bevoegd is. [naam] c.s. zijn (eveneens) van mening dat het hof bevoegd is. Het hof is voorshands van oordeel dat Veilig Thuis, hoewel onderdeel van de Veiligheidsregio [X] , geen orgaan is van de desbetreffende gemeenten en evenmin van de Veiligheidsregio, zoals omschreven in de Gemeentewet respectievelijk de Wet gemeenschappelijke regelingen. Hij is derhalve geen “a-bestuursorgaan”. Voorts is het hof voorshands van oordeel dat Veilig Thuis ook geen “b-bestuursorgaan” is. Onder openbaar gezag in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub b Awb moet worden verstaan de bevoegdheid publiekrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, dat wil zeggen de publiekrechtelijke bevoegdheid om eenzijdig de rechtspositie (de rechten en/of verplichtingen) van andere rechtssubjecten eenzijdig vast te stellen. Daarvan is bij Veilig Thuis geen sprake (vgl. ook Hof Den Haag 19-10-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2343, r.o 4.10).
De termijnen in het Uitvoeringsbesluit WMO 2015
3.9
Artikel 4.1.7 van het Uitvoeringsbesluit WMO 2015 (hierna: het Uitvoeringsbesluit) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
1.Veilig Thuis start binnen vijf dagen na ontvangst van een melding, nadat is vastgesteld dat onderzoek moet plaatsvinden, het onderzoek naar kindermishandeling of huiselijk geweld.
2.Veilig Thuis oordeelt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen tien weken na de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, of, en zo ja, tot welke stappen een onderzoek aanleiding geeft.
Tussen partijen is in geschil of Veilig Thuis na ommekomst van (een van) beide termijnen nog de bevoegdheid heeft een onderzoek te starten of voort te zetten. Onder verwijzing naar de Nota van Toelichting bij het Uitvoeringsbesluit betogen [naam] c.s. dat de termijn van tien weken een dwingende, uiterste termijn betreft, in verband met het belang van de melder en van degene op wie de melding betrekking heeft. Die uiterste termijn is volgens [naam] c.s. met voeten getreden, doordat Veilig Thuis pas een half jaar na de eerste melding voor het eerst met [naam] c.s. contact heeft opgenomen. Volgens Veilig Thuis blijft hij ook na ommekomst van de termijn van tien weken bevoegd tot het verrichten van onderzoek.
3.1
Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft de termijn van tien weken in deze bepaling, ook al wordt deze in voormelde toelichting omschreven als uiterste termijn, geen fataal, maar een ordenend karakter. Noch de WMO noch het Uitvoeringsbesluit verbinden een expliciete sanctie aan het niet nakomen van deze termijn. Dat laat zich ook moeilijk verdragen met het karakter van deze wetgeving. Die wordt immers vooral daardoor gekenmerkt, dat zij is gericht op het onderzoeken van mogelijke noden van personen in kwetsbare of hulpbehoevende situaties, waaronder in voorkomend geval minderjarigen. Dat betekent naar het voorlopig oordeel van het hof dat Veilig Thuis ook na ommekomst van de termijn van tien weken bevoegd blijft om naar aanleiding van een melding onderzoek te verrichten.
Dat wil uiteraard niet zeggen dat die bevoegdheid tot onderzoek onbeperkt in tijd blijft bestaan. De in de Toelichting genoemde belangen brengen mee dat naar mate de tijd verstrijkt, in voorkomend geval uit een oogpunt van zorgvuldigheid hogere eisen moeten worden gesteld aan de inhoud van de meldingen en dat na verloop van tijd mogelijk een herbeoordeling van het zogeheten triagebesluit (zie 3.16 hierna) dient plaats te vinden alvorens het onderzoek alsnog ter hand wordt genomen.
De status van het Handelingsprotocol
3.11
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis overwogen dat Veilig Thuis zich op een aantal punten niet aan zijn Handelingsprotocol heeft gehouden. Daartegen heeft Veilig Thuis een aantal grieven gericht. Veilig Thuis voert aan dat het Handelingsprotocol geen regelgeving is maar slechts een interne richtlijn voor de medewerkers, inhoudende een praktische uitwerking van de toepasselijke wet- en regelgeving, om te komen tot en uniforme werkwijze.
Het hof heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ambtshalve aan de orde gesteld dat artikel 4.1.3 Uitvoeringsbesluit vereist dat Veilig Thuis de wijze waarop hij de bij de wet aan hem opgedragen taken uitvoert, schriftelijk vastlegt. Het hof heeft de vraag opgeworpen of het Handelingsprotocol, dat immers dergelijke vastleggingen bevat, de in voornoemde bepaling bedoelde vastlegging is. Volgens Veilig Thuis is dat niet het geval en zal de bedoelde vastlegging plaatsvinden in een landelijk privacyreglement, dat op dit moment wordt geconcipieerd. [naam] c.s. menen dat het Handelingsprotocol wel degelijk berust op artikel 4.1.3 Uitvoeringsbesluit en dat Veilig Thuis hoe dan ook daaraan gebonden is, nu het Handelingsprotocol is gepubliceerd en het publiek op de inhoud daarvan moet kunnen afgaan.
3.12
Het hof overweegt dat in het kader van dit kort geding geen volledige duidelijkheid is verkregen over de vraag of het Handelingsprotocol de hiervoor bedoelde schriftelijke vastlegging is of niet. Vooralsnog is het hof echter van oordeel dat Veilig Thuis aan de inhoud van het Handelingsprotocol is gebonden. Veilig Thuis kan niet worden gevolgd in zijn opvatting dat het Handelingsprotocol slechts een interne richtlijn is. Het is gepubliceerd en is voor het publiek eenvoudig vindbaar op internet. Het Handelingsprotocol heeft volgens onderdeel 1 daarvan (“Vooraf”) mede tot doel om aan gezinnen en huishoudens die met Veilig Thuis te maken krijgen, inzicht te geven in wat zij van Veilig Thuis kunnen verwachten, hoe zij worden geïnformeerd en wat hun rechten zijn. Indien het Handelingsprotocol dus al niet moet worden gezien als regelgeving in materiële zin, moet in ieder geval worden geoordeeld dat het gepubliceerd beleid van de gezamenlijke veilig-thuisorganisaties betreft. Met [naam] c.s. is het hof daarom van oordeel dat Veilig Thuis als uitgangspunt gebonden aan hetgeen in het Handelingsprotocol is opgenomen, voor zover dat niet strijdig is met vigerende regelgeving.
Het karakter van de meldingen
3.13
Zoals hiervoor vermeld, zijn ten aanzien van [naam] c.s. bij Veilig Thuis drie meldingen ingekomen. Twee daarvan zijn zogenoemde dubbelanonieme meldingen (d.d. 20 april 2022 en 9 mei 2022), de derde (d.d. 16 mei 2022) is afkomstig van de politie. Ter zake van dubbelanonieme meldingen bepaalt het Handelingsprotocol in paragraaf 6.5 dat deze in principe niet worden onderzocht. Wanneer echter de leidinggevende van Veilig Thuis op basis van een dergelijke melding van oordeel is dat sprake is van een redelijk vermoeden van acute of structurele onveiligheid voor de direct betrokkenen, kan deze besluiten deze melding toch in behandeling te nemen.
3.14
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis overwogen dat de melding aan de politie ook moet worden gezien als een dubbelanonieme melding, omdat voor de politie de identiteit van de melder onbekend was. Het hof onderschrijft deze overweging niet. In hoger beroep heeft Veilig Thuis terecht aangevoerd dat als melder van deze melding de politie heeft te gelden. Daarbij komt dat de politie de aan haar gerichte melding eerst zelf nader heeft onderzocht (zie hierboven onder 2.21.) en dat de bevindingen van dat nadere onderzoek ook aan Veilig Thuis zijn gemeld. De politiemelding kan dan ook niet worden gezien als dubbelanoniem in de zin van het Handelingsprotocol.
3.15
Met betrekking tot de beide andere meldingen is tussen partijen niet in geschil dat een manager van Veilig Thuis, de heer [Y] , in beide gevallen heeft besloten de meldingen in behandeling te nemen. Daarbij overwoog de manager in beide gevallen:
“Enerzijds geven de gemelde zorgen voldoende aanleiding om in ieder geval bij bijvoorbeeld de wijkagent wat navraag te doen, of de situatie in de buurt en wellicht ook bij leerplicht te checken, of de kinderen naar school gaan. Anderzijds - in het geval er geen reden tot zorgen zou zijn - hebben de ouders er recht op te weten dat een melding als deze is gedaan.”
3.16
Volgens [naam] c.s. blijkt uit deze overweging dat de manager een onjuiste toets heeft aangelegd, omdat hij geen redelijk vermoeden van actuele of structurele onveiligheid had. Het hof is het daarmee niet eens. De manager overweegt immers dat de gemelde zorgen voldoende aanleiding geven tot onderzoek. De voorzieningenrechter heeft, met [naam] c.s., overwogen dat de overweging van de manager duidt op het in gang zetten van een licht onderzoek, terwijl in het daaropvolgend MDO van Veilig Thuis is besloten tot belegging van de meldingen bij de dienst Onderzoek, teneinde een veel zwaarder onderzoek te laten verrichten dan de manager voor ogen had. Met Veilig Thuis, en anders dan de voorzieningenrechter, is het hof evenwel van oordeel dat deze gang van zaken geen onrechtmatigheid jegens [naam] c.s. oplevert. Veilig Thuis heeft terecht aangevoerd dat de manager enkel de taak heeft om te beoordelen of een dubbelanonieme melding in behandeling wordt genomen. Het is echter de taak van het (mede) uit SKJ (Stichting Kwaliteitsregister Jeugd)-geregistreerde deskundigen samengestelde MDO om vervolgens in het triagebesluit te beslissen welke follow-up in voorkomend geval aan een melding moet worden gegeven. Dat MDO is daarbij dus niet gebonden aan suggesties van de manager over die follow-up.
3.17
De beslissing van het MDO om alle drie de meldingen te beleggen bij de dienst Onderzoek betreft een oordeel van ter zake deskundigen. Een dergelijke beslissing kan door de civiele rechter slechts terughoudend worden getoetst. Hoewel aan [naam] c.s. kan worden toegegeven, gelijk ook de voorzieningenrechter heeft overwogen, dat ook andere beslissingen mogelijk waren, is die beslissing in het licht van de inhoud van de meldingen en hetgeen toen bekend was na de zogenaamde verrijking, niet onbegrijpelijk.
Het tijdsverloop en de gevolgen daarvan
3.18
Vervolgens heeft het echter een half jaar geduurd voordat met het onderzoek feitelijk een aanvang is gemaakt. Zoals het hof hiervoor al heeft overwogen, brengt overschrijding van de termijn van tien weken uit artikel 4.1.7. uit het Uitvoeringsbesluit naar zijn voorlopig oordeel niet mee dat de bevoegdheid tot onderzoek was komen te vervallen, maar betekent een dergelijk tijdverloop wel dat naar maatstaven van zorgvuldigheid in voorkomend geval een herbeoordeling van het triagebesluit dient plaats te vinden alvorens het onderzoek alsnog ter hand wordt genomen.
3.19
In het onderhavige geval wilde Veilig Thuis het onderzoek alsnog starten op basis van de beoordeling door het MDO van een half jaar daarvoor. In strijd met hoofdstuk 8 van zijn eigen Handelingsprotocol heeft Veilig Thuis bovendien niet zo spoedig mogelijk na de melding contact opgenomen met [naam] c.s. Nadat dat alsnog gebeurd was, hebben [naam] c.s., mede door tussenkomst van hun advocaat, met Veilig Thuis gecommuniceerd en uiteindelijk de procedure in eerste aanleg gestart. Tijdens de procedure in eerste aanleg en in het daaraan voorafgaande traject van communicatie is nadere informatie op tafel gekomen, waaronder begrepen het gegeven dat de kinderen met de vereiste toestemming thuisonderwijs volgen. Ook is een aantal steunbetuigingen overgelegd en is meer bekend geworden over de voorgeschiedenis van het gezin [naam] toen het nog in [plaats B] woonachtig was.
3.2
Mede naar aanleiding van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 3 februari 2023 heeft het MDO van Veilig Thuis de casus opnieuw beoordeeld en daarbij de inmiddels bekend geworden informatie betrokken. Het resultaat daarvan heeft Veilig Thuis neergelegd in de brief van 10 februari 2023 aan de advocaat van [naam] c.s., hiervoor weergegeven onder 2.25. Het MDO van Veilig Thuis bleef, kort gezegd, van oordeel dat een onderzoek moest plaatsvinden. Veilig Thuis heeft daartoe een voorstel gedaan.
3.21
Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden of voormelde gang van zaken de eerder genoemde toets van de zorgvuldigheid kan doorstaan. De omstandigheid dat Veilig Thuis het onderzoek pas na een half jaar heeft opgepakt terwijl in de tussentijd geen nieuwe meldingen over het gezin bij hem waren ingekomen, maakt dat een herbeoordeling van de casus door het MDO voorafgaand aan de start van het onderzoek prudent zou zijn geweest, waarbij ook de lange wachttijd als aspect in ogenschouw zou moeten worden genomen in verband met de eerdergenoemde belangen van de melder (in dit geval minder relevant nu de melders in twee gevallen anoniem zijn en in het derde geval de politie betreft) en van degene op wie de melding betrekking heeft (het gezin [naam] ). Een dergelijke herbeoordeling heeft toen echter niet plaatsgevonden. Niettemin moet worden geconstateerd dat, mede naar aanleiding van de door [naam] c.s. in en buiten rechte opgeworpen bezwaren, het MDO alsnog andermaal de casus heeft beoordeeld, waarbij ook de door [naam] c.s. verschafte informatie is betrokken. Dit alles heeft het MDO niet tot een andere conclusie gebracht.
3.22
Het hof overweegt dat ook voor deze herbeoordeling geldt dat de rechter die slechts terughoudend kan toetsen, in het licht van wat toen bekend is geworden en met inachtneming van het tijdsverloop en de betrokken belangen. Het MDO heeft de uit de drie meldingen blijkende zorgen kennelijk zodanig ingeschat dat onderzoek daarnaar nog steeds geboden was en dat de door [naam] c.s. verschafte informatie die zorgen onvoldoende wegnam en ook weer nieuwe vragen opwierp. Ook dit nieuwe besluit van het MDO acht het hof niet onbegrijpelijk. Daarbij acht het hof redelijk dat Veilig Thuis zich op het standpunt stelt dat hij de situatie zelf dient te onderzoeken en dat hij de overgelegde steunbetuigingen van buren en vrienden in dit verband niet voldoende acht. Het hof is voorts van oordeel dat eventuele onzorgvuldigheden samenhangend met het tijdsverloop en de wijze waarop Veilig Thuis het onderzoek na een half jaar alsnog is gestart, zijn geheeld. Aan [naam] c.s. moet worden toegegeven dat de hele gang van zaken bepaald geen schoonheidsprijs verdient. Niettemin komt het hof tot de conclusie dat Veilig Thuis nog steeds bevoegd is tot het verrichten van het onderzoek. De door [naam] c.s. opgeworpen bezwaren tegen de werkwijze van Veilig Thuis, zoals dat Veilig Thuis de inhoud van de klachten niet vóór het huisbezoek aan [naam] c.s. kenbaar wilde maken (hoewel het Handelingsprotocol hier rept van ‘zo spoedig mogelijk’), zijn inmiddels geheeld. Wat er zij van de werkwijze van Veilig Thuis in deze casus, van een achterstand in informatie bij [naam] c.s. is inmiddels geen sprake meer.
Rechtmatigheid van de verwerking van informatie op grond van de AVG
3.23
[naam] c.s. hebben in deze zaak van meet af aan de rechtmatigheid van de informatieverwerking door Veilig Thuis in het kader van de AVG aan de orde gesteld. De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis overwogen dat Veilig Thuis op grond van artikel 4.1.1 lid 2 sub a WMO fungeert als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling, hetgeen beantwoordt aan een evidente doelstelling van algemeen belang. De verwerking van gegevens omtrent vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling door Veilig Thuis, op grond van de WMO, kan worden daarom volgens de voorzieningenrechter worden gebaseerd op artikel 6 lid 1, onder c AVG (de zogenoemde c-grond).
3.24
Tegen deze overweging komen [naam] c.s. in incidenteel hoger beroep met hun eerste grief op. Zij menen dat de verwerking van persoonsgegevens door Veilig Thuis is gebaseerd op artikel 6 lid 1, onder e AVG (de e-grond). Het verschil tussen beide gronden komt in de kern erop neer dat in geval van toepasselijkheid van de c-grond de verwerkingsverantwoordelijke geen keus heeft en zonder meer verplicht is tot verwerking van de gegevens, terwijl bij de e-grond de verwerkings-verantwoordelijke de ruimte heeft om zelf een afweging te maken over de wijze waarop hij zijn taak invult. In het verlengde daarvan mag de verwerkings-verantwoordelijke de persoonsgegevens verwerken die nodig zijn om zijn taak te vervullen. Omdat de verwerkingsverantwoordelijke bij onder de e-grond vallende taken een eigen belangenafweging moet maken, bestaat in dat geval voor de betrokkene een recht van bezwaar op grond van artikel 21 AVG, terwijl dat bij de c-grond niet het geval is.
Veilig Thuis voert verweer, dat in het hierna volgende waar nodig aan de orde zal komen.
3.25
Artikel 6 lid 1AVG luidt, voor zover hier van belang:
1. De verwerking is alleen rechtmatig indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
(…)
c) de verwerking is noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust;
(…)
e) de verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen (…).
3.26
Het hof overweegt dat, zoals Veilig Thuis aanvoert, de rechtsgrond voor de verwerking van persoonsgegevens door Veilig Thuis is gelegen in artikel 5.1.6 WMO. Daarin is bepaald dat Veilig Thuis bevoegd is zonder toestemming persoonsgegevens te verwerken ten behoeve van de goede vervulling van zijn taak als bedoeld in artikel 4.1.1 leden 2 en 3 WMO. Naar het oordeel van het hof voert Veilig Thuis terecht aan dat in het onderhavige geval aan de eisen van artikel 5.1.6 WMO is voldaan. Zoals het hof hiervoor reeds heeft overwogen, was aan de drie ontvangen meldingen een redelijk vermoeden van kindermishandeling te ontlenen en is Veilig Thuis nog steeds bevoegd om naar aanleiding van die meldingen een onderzoek in te stellen. Voor een goede vervulling van zijn taak is Veilig Thuis daarom nog steeds bevoegd de desbetreffende meldingen en de daarmee verband houdende persoonsgegevens te verwerken. Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven op welk van beide gronden uit artikel 6 lid 1 AVG de verwerking plaats vindt. Weliswaar staat in geval van de e-grond het in artikel 21 AVG bedoelde recht van bezwaar open, maar – anders dan de eis tot vernietiging van de meldingen en het dossier, waarover hierna meer – verbinden [naam] c.s. aan hun betoog geen verdere consequenties in het petitum. De grief faalt daarom bij gebrek aan belang.
Vordering tot vernietiging van de meldingen en het dossier
3.27
Met hun tweede grief in incidenteel appel komen [naam] c.s. op tegen de afwijzing van hun vordering tot vernietiging van de drie meldingen en het daarop gebaseerde dossier van Veilig Thuis. Na wijziging van eis vorderen zij dat het hof Veilig Thuis gebiedt tot vernietiging daarvan over te gaan binnen één maand nadat dit arrest in kracht van gewijsde is gegaan.
3.28
Het hof overweegt dat deze vordering is gebaseerd op de vooronderstelling dat (verder) onderzoek van Veilig Thuis naar de drie meldingen onrechtmatig is. Uit het voorgaande blijkt dat dat niet het geval is. Ook deze grief faalt.
Slotsom
3.29
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van Veilig Thuis gegrond is en dat van [naam] c.s. faalt. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Voor zover grieven van Veilig Thuis in het voorgaande niet zijn besproken, kan bespreking daarvan bij gebrek aan belang achterwege blijven. De voorzieningenrechter heeft ten onrechte Veilig Thuis verboden de drie meldingen nader te onderzoeken (onderdeel 6.1 van het dictum). In het verlengde daarvan kan ook het aan Veilig Thuis opgelegde gebod over de inhoud van de terugmelding aan de politie geen stand houden (onderdeel 6.4 van het dictum), nu het Veilig Thuis is toegestaan het ingezette onderzoekstraject te vervolgen, waarbij het hof overigens ervan uitgaat dat Veilig Thuis de aan [naam] c.s. gedane voorstellen over de wijze waarop het onderzoek zal worden verricht gestand zal doen indien [naam] c.s. daarmee alsnog instemmen.
Gelet op het voorgaande bestaat ook geen aanleiding om Veilig Thuis op voorhand te verbieden eventuele gelijke of vergelijkbare andere dubbelanonieme meldingen omtrent [naam] c.s. te onderzoeken (onderdeel 6.2 van het dictum).
Tot slot kan ook onderdeel 6.3 van het dictum niet in stand blijven. Gelet op het hiervoor overwogene bestaat onvoldoende aanleiding tot het treffen van een onmiddellijke voorziening bij voorraad van die aard.
3.3
Uit het voorgaande volgt voorts dat alle vorderingen in incidenteel hoger beroep, die uitgaan van de onrechtmatigheid van (verder) onderzoek van Veilig Thuis naar de drie meldingen en eventuele vergelijkbare meldingen, zullen worden afgewezen.
3.31
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de vorderingen van [naam] c.s. zullen alsnog worden afgewezen. De kostenveroordeling van Veilig Thuis in onderdeel 6.5 van het dictum kan niet in stand blijven. [naam] c.s. zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
verklaart Veilig Thuis niet-ontvankelijk in zijn tegeneis;
vernietigt de onderdelen 6.1 tot en met 6.5 van dictum van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
wijst de inleidende vorderingen van [naam] c.s. onder I tot en met III alsnog af;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde;
veroordeelt [naam] c.s. in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Veilig Thuis begroot op € 676,- aan verschotten en € 1.079,- voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 912,14 aan verschotten en € 2.386,- voor salaris;
veroordeelt [naam] c.s. in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Veilig Thuis begroot op € 1.183,- voor salaris;
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.V.T. de Bie, A.R. Sturhoofd en M.C. Schenkeveld en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.