Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
feevoor het vermogensbeheer die de staatsinvesteerders met PIAM zijn overeengekomen, nog steeds verschuldigd is.
2.Het geding in hoger beroep
- PIAM: producties 197-216 en 217-222,
- Upper Brook (I): producties 123-151.
3.Feiten
fund director) en vermogensbeheerder (
investment manager). De structuur is vermeld in een
Information Memorandum, dat aan de staatsinvesteerders is verstrekt. Het
Information Memorandumbevat een uitvoerige uiteenzetting van onder meer de structuur, de beleggingsdoelstellingen, de beleggingsstrategie, het beleggingsbeleid, de betrokken organen van de beleggingsmaatschappijen, en de risico’s.
Palladyne Global Diversified Portfolio Fund
Net Asset Valueovereengekomen.
Subscription Agreements) tussen de desbetreffende staatsinvesteerder en de fondsen, vertegenwoordigd door PIAM. In deze overeenkomsten is verwezen naar het
Information Memorandum, onder meer wat betreft het volgende:
Information Memorandumis als bijlage bij de
Subscription Agreementsgevoegd.
Information Memorandumbij de
Subscription Agreementmet LIA omvat 51 pagina’s en luidt onder meer:
IMPORTANT INFORMATION
- the construction of strategic benchmarks;
- integrated tactical asset allocation; and
- integrated operational allocation at stock level.
Investment Management Agreement, hierna: IMA) gesloten tussen de fondsen en PIAM. De IMA’s luiden onder meer:
1. Definitions
3.Mode of Management
4.Management
6.Liability and indemnity
7.Fees
8.Duration and termination of the agreement
11.Applicable law/jurisdiction
Master Services Agreementgesloten. Als doel van de overeenkomst is in de considerans vermeld:
Custodian Agreement) gesloten met de Amerikaanse State Street Bank and Trust Company (hierna: SSB). De tegoeden die de fondsen aanhielden bij Fortis Bank, zijn vervolgens overgeboekt naar de rekening(en) die PIAM aanhield bij SSB.
The Multi Market Custody Agreement) gesloten met Deutsche Bank (hierna: DB). In 2013 zijn de tegoeden van de fondsen die werden aangehouden op de rekeningen van PIAM bij SSB, grotendeels overgeboekt naar de rekeningen die Palint aanhield bij DB.
General National Congress(hierna: GNC), gevestigd in Tripoli, [naam 6] (hierna: [naam 6] ) als zodanig benoemd.
Board of Directorsvan LIA, waarin onder meer [naam 7] (hierna: [naam 7] ) en [naam 8] (hierna: [naam 8] ) zitting hadden, het voorstel aangenomen om [naam 9] (hierna: [naam 9] ) en [naam 10] (hierna: [naam 10] ) te benoemen tot bestuurders van D-fund
hof: LIA’s] lawyer in order to liquidate this Portfolio’.
Tobruk Government, gevestigd in Tobruk, [naam 8] benoemd tot voorzitter en CEO van LIA. Nadat het ontslag van [naam 6] door de Libische rechter ongeldig was verklaard, heeft [naam 6] in mei 2015 [naam 7] opgevolgd als de door GNC benoemde voorzitter en CEO van LIA. In december 2015 is een eenheidsregering tot stand gekomen, de
Government of National Accord(hierna: GNA), die de VN heeft erkend als de wettige regering van Libië. In juli 2016 heeft de GNA [naam 11] (hierna: [naam 11] ) benoemd tot voorzitter en CEO van LIA. Het GNC en de Tobruk Government hielden echter vast aan [naam 6] respectievelijk [naam 8] als voorzitter en CEO van LIA.
Board of Directorsvan LIA diverse besluiten genomen.
Grand Courtvan de Kaaimaneilanden in een procedure tussen PIAM enerzijds en de fondsen, [naam 9] en [naam 10] anderzijds onder meer beslist, kort gezegd, dat de besluiten die LIA op 8 juli 2014 als aandeelhouder van Upper Brook (I) nam tot het ontslag van PIAM en de benoeming van [naam 9] en [naam 10] als bestuurders niet in strijd waren met het sanctierecht dat jegens Libië gold.
Court of Appealvan de Kaaimaneilanden de uitspraak van 30 januari 2019 van de
Grand Courtbevestigd.
Court of Appealvan de Kaaimaneilanden van 30 januari 2019 is na advies van de
Privy Councilop 16 december 2020 afgewezen.
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
Information Memorandum, dat vooraf aan de staatsinvesteerders is verstrekt. Uit dit memorandum blijkt dat het vermogensbeheer in hoofdzaak als volgt zou worden ingericht. PIAM maakte gebruik van fondsen die vennootschappen waren naar het recht van de Kaaimaneilanden en fungeerden als een ‘
open-ended investment company’. PIAM was een van de bestuurders en tevens de
investment managervan de fondsen en had recht op een
Investment Manager Fee, te berekenen over de
Net Asset Valuevan de aandelen. De fondsen konden aandelen uitgeven en terugnemen, en stonden open voor ten hoogste 15 investeerders. De deelnemende investeerders konden door het indienen van een
redemption requesthun aandelen teruggeven tegen een
redemption price, gelijk aan de actuele
Net Asset Valuevan hun aandelen.
Palladyne International’s investment concept’. De tekst van de aanbiedingen sluit aan op het beheer, zoals beschreven in het
Information Memorandum. In de aanbiedingen zijn ook de namen van de fondsen vermeld. Daarnaast is het beleggingsmodel beschreven dat PIAM door middel van de fondsen zou toepassen. De staatsinvesteerders hebben de aanbiedingen aanvaard. De fondsen zijn vervolgens opgericht (als vennootschappen), met PIAM als een van de bestuurders, en de staatsinvesteerders hebben gelden ingelegd en daarvoor aandelen in de fondsen verkregen.
Subscription Agreements). In deze overeenkomsten is verwezen naar het
Information Memorandum. De relatie tussen de fondsen en PIAM als vermogensbeheerder is vastgelegd in de IMA’s.
Final report of the Panel of Experts on Libya established pursuant to Security Council resolution 1973 (2011)van 8 maart 2021 ook LIA zelf erkend dat in het algemeen:
Subscription Agreementsof de IMA’s afwijkende bedoelingen hadden of konden hebben, ligt niet in de rede en is ook niet toegelicht.
Conflicts of Interest’ van het Information Memorandum wordt gesproken van ‘
other investment vehicles’. Het fonds is dus een beleggingsfonds, waarin de staatsinvesteerders, maar ook andere beleggers, kunnen deelnemen. De aandelen die zij als deelnemers verkrijgen, weerspiegelen hun aandeel in het vermogen van het fonds. De waarde van hun aandelen is de waarde van hun deelname in het fonds. Dat ook de staatsinvesteerders de fondsen als beleggingsvehikels van de vermogensbeheerder beschouwden, wordt ondersteund door het feit dat zij in hun latere publicaties over hun structuur de fondsen niet als dochtervennootschappen opnamen. Dat dit ‘bij vergissing’ was, zoals Upper Brook (I) thans suggereert, blijkt nergens uit en is niet voorzien van een deugdelijke toelichting.
open-endedfondsstructuur is verder dat de deelnemers hun deelname eenvoudig en te allen tijde kunnen beëindigen door zich terug te trekken uit het fonds. Daartoe volstaat een
redemption request.
Redemptionhoudt in dat de deelnemers hun aandeel in het vermogen van het fonds terugontvangen tegen de actuele waarde, onder teruggaaf van hun aandelen in het fonds. Dit is de wijze waarop het vermogensbeheer eindigt.
redemption request, tegen het inleveren van hun deelnemingsrechten (aandelen).
redemption. Het opzeggen van de IMA op grond van art. 8 van de IMA was dus niet rechtsgeldig en zonder effect.
third party to provide services’) heeft gesloten. Er kan dus niet worden gezegd dat PIAM haar verplichtingen uit hoofde van de IMA heeft geschonden, zoals Upper Brook (I) aan de ontbinding, althans onmiddellijke beëindiging, van de IMA ten grondslag heeft gelegd. Voor zover Upper Brook (I) bezwaren had tegen de wijze waarop PIAM de met de staatsinvesteerders overeengekomen fee besteedde, is niet afdoende uitgelegd waarom deze wijze van besteding haar in het kader van het vermogensbeheer aanging. Dat de verdachtmakingen jegens [naam 1] en diens familie valide waren, is overigens ook niet gebleken.
The Governorvan de Kaaimaneilanden tot het intrekken van een vergunning die PIAM had op grond van bepaalde sanctieregels. Op het intrekken van de vergunning komt het hof later terug.
redemption request. Upper Brook (I) heeft geen of onvoldoende feiten of omstandigheden naar voren gebracht die hierop een ander licht werpen.
Coordinator of the Panel of Experts on Libyabij brief van 18 februari 2019 aan de advocaat van PIAM in het Verenigd Koninkrijk bevestigd:
governance.
Information Memorandum(dat onderdeel is van de
Investment Policyonder de IMA) als een tekortkoming moet worden aangemerkt.
Investment Objective’ en ‘
Investment Guidelines’ van het
Information Memorandum). Voor zover Upper Brook (I) ook betoogt dat het
targetniet is behaald, heeft zij dat in het licht van het behaalde resultaat onvoldoende toegelicht.
cashis aangehouden. Het ligt immers veeleer voor de hand om te veronderstellen dat deze handelwijze de staatsinvesteerders heeft behoed voor sterke waardedaling van hun vermogens. Het vermogen van Upper Brook (I) is ook volgens Upper Brook (I) zelf in die periode nauwelijks in waarde gedaald. Bovendien is ‘
cash’, zoals ook PIAM heeft uiteengezet, niet hetzelfde als het aanhouden van een tegoed op een bankrekening. Verder geldt dat het
Information Memorandumhet aanhouden van
cashen
cash-equivalentsuitdrukkelijk toestond als PIAM dat geëigend achtte (zie onder ‘
Investment Approach’). In de omstandigheid dat PIAM ten tijde van het einde van de financiële crisis de cash heeft omgezet in effecten en daarmee een sterke vermogensgroei heeft bewerkstelligd, kan evenmin ondersteuning voor een verwijt worden gevonden. Ook dit is veeleer te beschouwen als goed vermogensbeheer. Upper Brook (I) heeft niets ingebracht dat aanleiding geeft om dit anders te beschouwen.
governanceniet de conclusie kan worden getrokken dat PIAM dergelijke verplichtingen jegens Upper Brook (I) als haar beleggingsvehikel had en heeft geschonden. Zelfs als dit wél zo zou zijn, is het aangevoerde geenszins van voldoende gewicht om daaraan het oordeel te verbinden dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming die PIAM jegens Upper Brook (I) verplicht tot schadevergoeding of ontbinding van de IMA rechtvaardigt. Van enige schade op dit punt is overigens niet gebleken.
redemption request. PIAM en Palint hebben steeds verklaard dat zij een dergelijk verzoek zullen inwilligen, indien dit wordt gedaan en de staatsinvesteerders een betaalrekening aanwijzen waarop het vermogen kan worden gestort. Waar PIAM en Palint zich tegen verzetten, is het ‘kapen’ van het fonds door het langs de vennootschapsrechtelijke weg overnemen van de controle over het fonds. Voor het achterwege laten van een
redemption requestis echter geen afdoende verklaring gegeven. Gezien de verklaring van PIAM en Palint dat zij zo’n verzoek zullen inwilligen en het ontbreken van aanknopingspunten dat zij dat niet daadwerkelijk zullen doen, bevreemdt het dat Upper Brook (I) PIAM en Palint verwijt dat het vermogen buiten het bereik van Upper Brook (I) of de staatsinvesteerders is gebracht.
redemptionwerd gevolgd en niet vaststond dat de IMA rechtsgeldig was beëindigd. Het is verder niet (voldoende) weersproken dat Palint de volmacht heeft beperkt, voor zover rechterlijke uitspraken daartoe noodzaakten.
feeverschuldigd gebleven.
Net Asset Valuevan het beheerde vermogen en niet over prestaties of andere parameters. De
feeis dus niet afhankelijk van de omvang van de werkzaamheden die of het aantal
tradesdat in een bepaalde periode plaatsvindt. Dat sinds 2014 slechts beperkt
tradeshebben plaatsgevonden, door de opstelling van DB of als uitvloeisel van het geldende sanctierecht, heeft dus geen invloed op de hoogte of het verschuldigd zijn van de
fee.
feeverschuldigd is gebleven, is ook niet onaanvaardbaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid of om andere redenen, daargelaten of LIA en/of Upper Brook (I) zelf de opstelling van DB (mede) hebben bewerkstelligd. In de eerste plaats heeft LIA als staatsinvesteerder het in de hand om aan het betalen van de fee te ontkomen. Zij kan dit doen door het vermogensbeheer door PIAM te beëindigen op de daarvoor overeengekomen wijze, namelijk door middel van een
redemption request. Zolang LIA ervoor kiest om dit niet te doen, kan zij zich niet, en Upper Brook (I) evenmin, met recht en reden beklagen over ‘het onttrekken van exorbitante bedragen’ aan
feeaan het fonds. Daarnaast geldt dat LIA – en Upper Brook (I) – blijft profiteren van de wijze waarop PIAM in het kader van haar vermogensbeheer het vermogen van LIA heeft belegd, zolang zij nalaat om haar vermogen via een
redemption requestuit het fonds terug te nemen, en dat zij – en Upper Brook (I) – geen reden heeft om over dit profijt te klagen.
feevoor het vermogensbeheer, zal zij dus op de juiste, overeengekomen wijze het vermogensbeheer moeten doen eindigen, dat is door het terugnemen van haar vermogen uit het fonds via het indienen van een
redemption request. Er is geen deugdelijke reden naar voren gebracht waarom LIA dit niet doet of kan doen. Uit het feit dat Upper Brook (I) met een beroep op een opinie van prof. dr. [naam 12] van 8 mei 2023 stelt dat gelden kunnen worden overgemaakt op een bankrekening op haar naam, mits het tegoed daarop is bevroren, maakt het hof op dat ook Upper Brook (I) in elk geval in het sanctierecht geen belemmeringen ziet voor het uitvoeren van een
redemption request.
feeverschuldigd is gebleven, brengt mee dat het hof niet meer behoeft te onderzoeken of de
feeop een andere grondslag verschuldigd is, of dat een andere vergoeding in plaats van de
feeis verschuldigd. De grieven IX, X en XI van PIAM laat het hof daarom onbesproken.
fee. Voor het terugbetalen van
feeis geen grondslag aanwezig, in aanmerking genomen dat de
feeverschuldigd is gebleven.
feeonjuist heeft berekend.
feedoor regels van toepasselijk sanctierecht worden belet. Overigens stelt [naam 13] alleen dat voor het uitbetalen een vergunning nodig is van de Nederlandse en Duitse autoriteiten, maar hij gaat hierbij kennelijk uit van een andere opvatting dan de opvatting van deze autoriteiten. Voor zover een vergunning desondanks noodzakelijk is, is onvoldoende gesteld voor de conclusie dat PIAM deze vergunning niet zal kunnen krijgen.
Andere vergoedingen
Information Memorandum(onder ‘
Fee and Expenses’) zijn de kosten voor externe diensten en dienstverleners voor het fonds, dus voor rekening van Upper Brook (I).
serviceprovidersGF Fiduciary Ltd. (hierna: GF) als
corporate directoren Chartered Financial Partners Ltd. (hierna: CFP) als
Registered Officeen
Fund Administrator.
Information Memorandumbeschreven kader te buiten gaan of dat Upper Brook (I) deze kosten om een andere reden niet hoeft te betalen. Het verweer van Upper Brook (I) dat zij – na het gestelde beëindigen van de IMA – zelf contact is gaan onderhouden met de dienstverleners en DB heeft opgedragen bepaalde facturen te betalen, maakt dit niet anders. Overigens spreekt vanzelf, en ligt in de vorderingen van PIAM besloten, dat PIAM alleen een vergoeding toekomt voor kosten die zij daadwerkelijk aan de dienstverleners (nog) moet betalen en betaalt.
Vorderingen 6-8 en 10
fee(vorderingen 7 en 8) en het uitbetalen daarvan (vordering 10). Deze vorderingen zijn in beginsel toewijsbaar.
Intrekken vergunning Kaaimaneilanden
The Governorwordt niet duidelijk wie en wat hem heeft bewogen tot het nemen van dit besluit. Uit het besluit valt evenmin op te maken wat de gronden voor het intrekken van de vergunning zijn. Upper Brook (I) heeft echter niet (voldoende) tegengesproken dat zij het is geweest die heeft aangedrongen op het intrekken van de vergunning en dat
The GovernorPIAM niet heeft gehoord, voordat het besluit is genomen. Kennelijk heeft Upper Brook (I) moedwillig het uitoefenen van het vermogensbeheer door PIAM willen frustreren.
fee. Upper Brook (I) heeft bovendien te weinig naar voren gebracht voor de conclusie dat deze vergunning vereist is voor het uitbetalen van de
fee, in aanmerking genomen dat het fonds een bankrekening aanhoudt bij DB en de betaalopdrachten kennelijk aan DB moeten worden verstrekt. De te geven veroordeling op dit punt houdt bovendien in dat Upper Brook (I) deze betaalopdrachten aan DB moet verstrekken.
fee, zal het hof ook de vordering toewijzen om te bepalen dat dit arrest in de plaats treedt van de te geven betaalopdrachten.
Dwangsommen
Toestemming
Verklaring voor recht
fee. Het hof begrijpt dat de verklaring voor recht die is vermeld in onderdeel 7 van de vorderingen van PIAM tot doel heeft vast te stellen dat PIAM recht heeft op de overeengekomen
feevoor haar vermogensbeheer, zolang dit vermogensbeheer niet rechtsgeldig is beëindigd. De taken die zijn vermeld in onderdeel 4 van de vorderingen, hebben immers daarop betrekking. Het hof zal de verklaring in die zin formuleren, mede om verwarring te voorkomen.
Hoogte fee
fees.
Opheffen beslissingen arrest van 20 juni 2017
Uitvoerbaar bij voorraad
redemption request, maar er al jarenlang voor kiezen dit niet te doen en te blijven profiteren van de wijze waarop PIAM het beheer heeft ingericht, ziet het hof reden om de veroordelingen, voor zover die strekken tot het doen van betalingen, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zodat PIAM de
feewordt uitbetaald die voor het beheer is afgesproken en zij de aan het beheer verbonden kosten kan voldoen. Voor zover er een restitutierisico is, weegt dit in de gegeven omstandigheden, mede gelet op de tijd die de staatsinvesteerders hebben laten verstrijken, minder zwaar dan het belang van PIAM bij uitbetaling van de
feeen het kunnen betalen van de kosten.
PIAM
- griffierecht € 3.946,00
- salaris advocaat conventie € 15.996,00 (tarief VIII, 4 punten)
- salaris advocaat reconventie € 7.998,00 (tarief VIII, 2 punten)
- explootkosten € 85,81
- griffierecht € 5.610,00
- salaris advocaat incident € 1.183,00 (tarief II, 1 punt)
- salaris advocaat principaal hoger beroep € 18.177,00 (tarief VIII, 3 punten)
- salaris advocaat incidenteel hoger beroep € 9.088,50 (tarief VIII, 1,5 punt)
- griffierecht € 3.946,00
- salaris advocaat conventie € 15.996,00 (tarief VIII, 4 punten)
- explootkosten € 85,81
- griffierecht € 5.610,00
- salaris advocaat incident € 1.183,00 (tarief II, 1 punt)
- salaris advocaat principaal hoger beroep € 18.177,00 (tarief VIII, 3 punten)
- salaris advocaat incidenteel hoger beroep € 6.059,00 (tarief VIII, 1 punt)
6.Beslissing
serviceprovidersCFP en GF alle achterstallige facturen laat betalen uit de rekening die bij DB wordt aangehouden ten behoeve van (het fonds van) Upper Brook (I);
serviceprovidersCFP en GF instructies geeft voor de werkzaamheden,
good standing’van (het fonds van) Upper Brook (I) te verzekeren en PIAM zelf blijft doen wat verder voor die ‘
good standing’ nodig is;
serviceprovidersCFP en GF zal blijven uitbetalen uit de rekening die bij DB wordt aangehouden ten behoeve van (het fonds van) Upper Brook (I), voor zover die betalingen zien op werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de '
good standing' van dat fonds en voor zover de betalingen binnen het gebruikelijke en binnen de met deze
serviceproviders
feevan 2,5% per jaar over de NAV, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 30 dagen na de respectieve vervaldata van de kwartaalbedragen (zijnde de eerste dag van elk kwartaal) tot de dag van betaling, zolang het vermogensbeheer door PIAM niet rechtsgeldig is beëindigd en ter uitvoering daarvan overdracht van de assets uit het fonds aan een andere
investment managerheeft plaatsgevonden of de assets op de daarvoor aangewezen weg zijn geliquideerd en uitgekeerd aan LIA;
feesover de periode tot en met het derde kwartaal van 2021 USD 32.719.918 bedraagt, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 30 dagen na de respectieve vervaldata van de kwartaalbedragen (zijnde de eerste dag van elk kwartaal) tot de dag van betaling, en dat dit bedrag ten laste van het fonds van Upper Brook (I) mag worden gebracht;
fees(zie 6.9) en de
feesvanaf het vierde kwartaal van 2021 (zie 6.10) aan PIAM uit te keren, steeds te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf de respectieve vervaldata van de kwartaalbedragen (zijnde de eerste dag van ieder kwartaal) tot aan de dag van betaling, met bevestiging aan DB dat het bij arrest van dit hof van 20 juni 2017 gegeven verbod is vervallen en met toezending van een kopie van dit arrest, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 50.000 voor iedere dag of dagdeel dat Upper Brook (I) hiermee in gebreke is, tot een maximum van € 10.000.000 dan wel – naar keuze van PIAM – een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 32.719.918 ineens;