Uitspraak
1.De prejudiciële procedure
2.Inleiding en samenvatting
3.Uitgangspunten en feiten
4.Beantwoording van de prejudiciële vragen
Toetsing van de aanvangshuurprijs; het woningwaarderingsstelsel en de energieprestatie
5.Beslissing
30 juni 2023.
Hoge Raad
In deze prejudiciële procedure heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag in hoeverre bij de toetsing van de aanvangshuurprijs van een woning, zoals geregeld in artikel 7:249 BW, de energieprestatie van de woning moet worden gewaardeerd aan de hand van een energie-index of energielabel. De zaak is ontstaan uit een geschil tussen Orange Property B.V. en een huurder, waarbij de huurder een verzoek tot toetsing van de aanvangshuurprijs heeft ingediend. De kantonrechter te Den Haag heeft prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de noodzaak van een vastgesteld energieprestatiecertificaat bij de aanvang van de huurovereenkomst.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het niet noodzakelijk is dat de energie-index of het energielabel al op de ingangsdatum van de huurovereenkomst is vastgesteld. Het is voldoende dat deze op een later moment beschikbaar zijn, zodat de huurcommissie of de kantonrechter hiermee kan rekening houden bij hun beslissing. Dit betekent dat de feitelijke toestand van de woning op de peildatum, de ingangsdatum van de huurovereenkomst, bepalend is voor de waardering van de energieprestatie.
De Hoge Raad heeft de prejudiciële vragen beantwoord en bevestigd dat de energieprestatie van een woning kan worden gewaardeerd aan de hand van de energie-index of het energielabel, ook als deze na de ingangsdatum van de huurovereenkomst zijn vastgesteld. Dit biedt duidelijkheid voor zowel verhuurders als huurders over de toepassing van de regels omtrent de huurprijs en de energieprestatie.