Uitspraak
gevestigd te Teheran, Iran,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van de incidentele vordering
4.Beslissing
in de hoofdzaak:
23 april 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarin Industrial Projects Management of Iran (IPMI) als eiseres tot cassatie optrad tegen een B.V. als verweerster. De zaak betreft een incidenteel verzoek tot zekerheidstelling voor de proceskosten, ingediend door de verweerster. IPMI had eerder een vordering ingesteld die door de rechtbank was afgewezen, en het hof had IPMI niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep omdat zij niet tijdig had voldaan aan een bevel tot zekerheidstelling voor de proceskosten. De verweerster vorderde zekerheidstelling voor de proceskosten tot een totaalbedrag van € 15.826,--, inclusief onbetaalde proceskosten uit eerdere instanties. De Hoge Raad oordeelde dat de verplichting tot zekerheidstelling alleen geldt voor de proceskosten die voortvloeien uit de desbetreffende instantie en niet voor onbetaalde kosten uit eerdere procedures. De Hoge Raad heeft IPMI veroordeeld tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten van het principale cassatieberoep en het incident, begroot op € 10.057,--. De zekerheid moet uiterlijk op 4 juni 2021 zijn gesteld, anders wordt IPMI niet-ontvankelijk verklaard in het cassatieberoep. Tevens is IPMI veroordeeld in de kosten van het incident, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 800,-- voor salaris.