ECLI:NL:GHSHE:2022:2205

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
200.309.350_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot het treffen van een voorlopige voorziening in een civiele procedure met betrekking tot een paard en zekerheidstelling voor proceskosten

In deze zaak heeft Leyla Stables LLC, een onderneming uit de Verenigde Staten, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een geschil over de aankoop van een paard en de daaropvolgende verplichtingen van de partijen. Leyla Stables vorderde in eerste aanleg onder andere een verklaring voor recht dat zij de koopovereenkomst rechtsgeldig had ontbonden en terugbetaling van de koopsom. De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen en Leyla Stables veroordeeld om het paard op te halen en schadevergoeding te betalen aan de tegenpartij, [geïntimeerde].

In het hoger beroep heeft [geïntimeerde] een incidentele vordering ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening, waarbij zij zekerheidstelling vorderde in de vorm van een bankgarantie voor de proceskosten. Het hof heeft de vordering tot zekerheidstelling beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof oordeelde dat de vordering tot zekerheidstelling voor de proceskosten van de eerste aanleg niet toewijsbaar was, omdat deze in eerste aanleg ingesteld had moeten worden.

Daarnaast werd de vordering tot zekerheidstelling voor de proceskosten van het hoger beroep afgewezen, omdat Leyla Stables zich kon beroepen op een uitzondering uit het Verdrag van Vriendschap, Handel en Scheepvaart tussen Nederland en de Verenigde Staten, waardoor zij vrijgesteld was van het stellen van zekerheid voor proceskosten. Het hof heeft de vordering in het incident afgewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.309.350/01
arrest van 5 juli 2022
gewezen in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
in de zaak van
Leyla Stables LLC,
gevestigd te [vestigingsplaats] (VS),
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als: Leyla Stables,
advocaat: mr. W.G. Reddingius te Rotterdam,
tegen
[[Y]] Stables B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna aan te duiden als: [geïntimeerde],
advocaat: mr. L.M. Schelstraete te 's-Hertogenbosch,
op het bij exploot van dagvaarding van 29 maart 2022 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 16 februari 2022, gewezen tussen Leyla Stables als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en (de rechtsvoorgangster van) [geïntimeerde] als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/284652 / HA ZA 20-559)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het exploot van anticipatie van 11 april 2022;
  • de incidentele memorie tot het treffen van een voorlopige voorziening ex
  • de memorie van antwoord in het incident met producties van Leyla Stables;
  • de memorie van grieven met een productie.
Het hof heeft een datum bepaald voor arrest in het incident.

3.De beoordeling

Inleiding
3.1.
Leyla Stables, een onderneming die in de Verenigde Staten van Amerika (VS) een springstal exploiteert, heeft eind 2019 bij [geïntimeerde] een paard gekocht voor een bedrag van € 250.000,--. Nadat de koopprijs was voldaan, is het paard op 18 januari 2020 op transport gezet naar [plaats] (VS). Vanwege problemen met het berijden van het paard is het eind februari 2020 weer naar Nederland gebracht, waar het paard is onderzocht en een medische behandeling heeft gekregen.
In september 2020 heeft Leyla Stables jegens [geïntimeerde] aanspraak gemaakt op terugbetaling van de aankoopsom van het paard en op betaling van de door haar gemaakte kosten. Op 12 oktober 2020 heeft Leyla Stables, na daartoe verkregen verlof, conservatoir derdenbeslag laten leggen op de tegoeden van [geïntimeerde] bij de Rabobank.
De procedure in eerste aanleg
3.2.
In eerste aanleg heeft Leyla Stables, kort gezegd, in conventie een verklaring voor recht gevorderd dat zij de overeenkomst op 14 februari 2020, althans op 5 oktober 2020, rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden, althans de overeenkomst te ontbinden.
Ook heeft zij terugbetaling van de koopsom gevorderd en schadevergoeding.
3.3.
In reconventie heeft [geïntimeerde], kort gezegd, gevorderd dat Leyla Stables wordt geboden het paard op te halen en weer in bezit te nemen, het door haar gelegde beslag op te heffen en dat zij wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding.
3.4.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering van Leyla Stables in conventie afgewezen en haar in reconventie:
- op straffe van verbeurte van een dwangsom geboden om het paard binnen drie weken na betekening van het vonnis bij [geïntimeerde] op te halen en weer in bezit te nemen;
- veroordeeld om voorafgaande aan het ophalen en weer in bezit nemen van het paard aan schadevergoeding aan [geïntimeerde] te voldoen een bedrag van € 22.664,62, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In conventie en in reconventie is Leyla Stables in de proceskosten en de nakosten van in totaal € 10.049,75 veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In het incident
3.5.
In dit incident vordert [geïntimeerde] de veroordeling van Leyla Stables om binnen zeven dagen na de datum van dit arrest op straffe van verbeurte van een dwangsom zekerheid te stellen in de vorm van een gebruikelijke onherroepelijke afroepgarantie van een gerenommeerde Nederlandse bank op de gebruikelijke garantievoorwaarden voor een bedrag van € 115.239,82, althans voor een door het hof te bepalen bedrag.
3.6.
[geïntimeerde] stelt daartoe het volgende. Zij heeft er alle belang bij dat het paard zo snel mogelijk wordt opgehaald. Niet alleen vanwege de risico’s die zijn verbonden aan het (voor derden) houden van paarden, maar ook vanwege de kosten die [geïntimeerde] voor het paard maakt en die blijven oplopen zolang het paard niet door Leyla Stables wordt opgehaald. [geïntimeerde] heeft Leyla Stables op 18 februari 2022 gesommeerd het bedrag van in totaal € 26.801,23 + PM ter zake de door haar voor het paard gemaakte kosten aan haar te voldoen en ook verzocht te laten weten wanneer zij het paard, uiterlijk op 9 maart 2022, komt ophalen en weer in bezit neemt. Ook heeft [geïntimeerde] Leyla Stables gesommeerd de proceskosten inclusief nakosten te voldoen. Leyla Stables heeft op deze sommatie niet gereageerd.
Op 11 maart 2022 heeft [geïntimeerde] het vonnis aan Leyla Stables laten betekenen door betekening aan het parket van de Officier van Justitie bij de rechtbank Limburg. Een kopie van dit betekeningsexploot is op 1 april 2022 naar de advocaat van Leyla Stables gemaild. Deze heeft dezelfde dag gereageerd dat het betekeningstraject in gang is gezet, maar dat het vonnis (nog) niet aan Leyla Stables is betekend. Verder heeft de advocaat van Leyla Stables aan [geïntimeerde] laten weten dat een agente van Leyla Stables mogelijk binnenkort contact zal opnemen om het paard te inspecteren en mogelijk veterinair zal laten controleren alvorens het paard te laten ophalen om uitvoering te geven aan het vonnis.
Bij brief van 4 april 2022 heeft [geïntimeerde] de advocaat van Leyla Stables laten weten dat zij zich beroept op een retentierecht zolang niet aan het vonnis is voldaan. Daarna heeft [geïntimeerde] niets meer van Leyla Stables vernomen.
[geïntimeerde] concludeert dat Leyla Stables naar alle waarschijnlijkheid niet (tijdig) aan haar uit het vonnis voortvloeiende verplichtingen zal voldoen en meent dat de aanzienlijke kans bestaat dat het paard bij een executieverkoop onvoldoende zal opbrengen om haar, [geïntimeerde], schadeloos te stellen.
Omdat op de voet van artikel 223 Rv een voorschot op het te betalen bedrag kan worden gevorderd, meent [geïntimeerde] dat ook een minder vergaande voorziening, zoals zekerheidstelling voor het te betalen bedrag, kan worden gevorderd. [geïntimeerde] vordert in dit incident bij wege van voorlopige voorziening zekerheidstelling door Leyla Stables voor het in totaal door deze aan haar te betalen bedrag.
3.7.
Leyla Stables voert gemotiveerd verweer.
3.8.
Het hof oordeelt als volgt.
3.8.1.
Voor toewijzing van een voorlopige voorziening gedurende de duur van het geding is nodig dat het gaat om een vordering die samenhangt met de hoofdvordering (artikel 223 lid 2 Rv). Onder meer kan als voorlopige voorziening betaling van een voorschot gevorderd worden op in de hoofdzaak gevorderde schadevergoeding. In deze zaak heeft [geïntimeerde] berekend dat haar schadevordering op Leyla Stables uitkomt op een totaalbedrag van € 115.239,82, welk bedrag bestaat uit de door de rechtbank toegewezen bedragen (inclusief de proceskosten) met rente, de door de rechtbank afgewezen kosten, stallingskosten tot en met 30 september 2024 (de door [geïntimeerde] geschatte einddatum van dit hoger beroep) en de mogelijke proceskosten met rente van het hoger beroep. De vordering van [geïntimeerde] strekt echter niet tot betaling van een voorschot op dit bedrag, maar tot zekerheidstelling voor het totaalbedrag.
Leyla Stables heeft als verweer onder meer aangevoerd dat het gesloten stelsel van dwangmiddelen en middelen tot bewaring van recht en het beginsel van paritas creditorum zich tegen het verplichten van een dergelijke zekerheidstelling verzetten.
3.8.2.
Het hof is van oordeel dat dit verweer van Leyla Stables slaagt voor zover de vordering tot zekerheidstelling betrekking heeft op de door de rechtbank toegewezen bedragen met rente, de door de rechtbank afgewezen kosten en de stallingskosten tot en met 30 september 2024. Op de gevorderde zekerheidstelling voor de proceskosten van de beide instanties zal het hof hierna onder 3.8.3 e.v. ingaan.
Het opleggen aan Leyla Stables van de verplichting tot stellen van zekerheid komt neer op het opleggen van een verplichting tot het aan [geïntimeerde] verschaffen van een middel tot bewaring van recht. Het burgerlijk recht kent een gesloten stelsel van dwangmiddelen en middelen tot bewaring van recht. Uitgangspunt van dat stelsel is dat schuldeisers, behoudens door de wet erkende voorrang, een gelijk recht van verhaal hebben op het vermogen van de schuldenaar (artikel 3:277 lid 1 BW). Het toewijzen van de door [geïntimeerde] gevorderde zekerheidstelling door het stellen van een bankgarantie heeft naar zijn aard echter de strekking die gelijkheid te doorbreken (vgl. Hoge Raad 28 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO4930). Nu een wettelijke grondslag voor de door [geïntimeerde] verlangde zekerheidstelling ontbreekt en verder gesteld noch gebleken is dat uit de overeenkomst van partijen een verplichting tot zekerheidstelling voortvloeit, is de vordering tot zekerheidstelling voor de hiervoor bedoelde bedragen niet toewijsbaar.
3.8.3.
Voor de gevorderde zekerheidstelling voor de proceskosten en de nakosten van de beide instanties geldt het volgende. Het hof beschouwt deze vordering als een vordering ex artikel 224 lid 1 Rv. Dit artikel verplicht degene die zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland bij een Nederlandse rechter een vordering instelt, zoals in dit geval Leyla Stables, om op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan zij veroordeeld zou kunnen worden, tenzij een van de in artikel 224 lid 2 Rv genoemde uitzonderingen van toepassing is.
3.8.4.
De vordering tot zekerheidstelling voor de proceskosten van de eerste aanleg, waarin Leyla Stables al is veroordeeld, is op grond van artikel 224 Rv niet toewijsbaar. Deze bepaling ziet alleen op zekerheidstelling voor de rechtstreeks uit de desbetreffende instantie voortvloeiende proceskosten en de vordering had dan ook in eerste aanleg ingesteld moeten worden.
3.8.5.
De vordering tot zekerheidstelling voor de proceskosten van het hoger beroep is evenmin toewijsbaar omdat artikel 224 lid 2 Rv een aantal uitzonderingen op de verplichting tot zekerheidstelling noemt en Leyla Stables terecht een beroep heeft gedaan op het Verdrag van Vriendschap, Handel en Scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika van 27 maart 1956 (Trb 1956/40), de uitzondering van artikel 224 lid 2 sub a Rv. Uit artikel V lid 1 van dit verdrag in verbinding met artikel 5 van het bij het verdrag behorend protocol vloeit voort dat onderdanen en vennootschappen van de Verenigde Staten in Nederland vrijgesteld zullen zijn van het storten van een waarborgsom voor proceskosten. Op grond van dit verdrag is het daarom niet mogelijk om aan Leyla Stables een zekerheidsstelling op te leggen.
3.8.6.
De slotsom is dat de vordering in het incident zal worden afgewezen. De beslissing over de proceskosten in het incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.9.
De zaak staat op 9 augustus 2022 op de rol voor memorie van antwoord. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering van [geïntimeerde] af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verstaat dat de zaak op 9 augustus 2022 op de rol staat voor memorie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.W.A. van Geloven, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 juli 2022.
griffier rolraadsheer