Uitspraak
gevestigd te Teheran, Iran,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2.Uitgangspunten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
9 september 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Industrial Projects Management of Iran (IPMI) en [verweerster] B.V. De zaak betreft de vraag of IPMI niet-ontvankelijk kan worden verklaard omdat zij niet tijdig zekerheid heeft gesteld voor de proceskosten. IPMI had een vordering ingesteld tegen [verweerster] en was in hoger beroep gegaan nadat de rechtbank haar vordering had afgewezen. In hoger beroep had [verweerster] gevorderd dat IPMI zekerheid zou stellen voor de proceskosten door middel van een depotstorting op de derdengeldrekening van een Nederlandse notaris. Het hof had IPMI niet-ontvankelijk verklaard omdat zij niet tijdig aan deze verplichting had voldaan. De Hoge Raad oordeelde echter dat IPMI wel degelijk tijdig had voldaan aan het bevel tot zekerheidstelling, aangezien de depotstorting op 23 augustus 2019 had plaatsgevonden, vóór de gestelde termijn van 17 september 2019. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Tevens werd [verweerster] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.