Uitspraak
gevestigd te Exloo, gemeente Borger-Odoorn,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 december 2021.
Hoge Raad
In deze zaak hebben eisers, eigenaren van huizen te Borger, de Gemeente Borger-Odoorn aansprakelijk gesteld voor schade als gevolg van hoogteverschillen tussen hun woningen en nieuw gebouwde woningen achter hen. De Hoge Raad behandelt de ontvankelijkheid van het tussentijds hoger beroep tegen een tussenvonnis van de rechtbank. De rechtbank had in een tussenvonnis van 25 juli 2018 vastgesteld dat de Gemeente onrechtmatig had gehandeld, maar kon de schade niet vaststellen en besloot een deskundige te benoemen. De Gemeente verzocht om tussentijds hoger beroep tegen dit tussenvonnis, wat door de rechtbank werd toegestaan in een later tussenvonnis van 28 november 2018. Het hof verklaarde de Gemeente ontvankelijk in haar hoger beroep, maar dit werd door eisers betwist in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de Gemeente terecht ontvankelijk is verklaard in haar hoger beroep, en komt gedeeltelijk terug op eerdere jurisprudentie over tussentijds hoger beroep. De Hoge Raad bevestigt dat het openstellen van tussentijds hoger beroep aan het procesbeleid van de rechter is overgelaten, en dat de Gemeente in deze zaak terecht de mogelijkheid heeft gekregen om tussentijds hoger beroep in te stellen. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt eisers in de kosten van het geding.