Uitspraak
gevestigd te Exloo,
de Gemeente,
1.[geïntimeerde1A] en [geïntimeerde1B] ,hierna: [geïntimeerde1A] en [geïntimeerde1B] ,2. [geïntimeerde2] ,hierna: [geïntimeerde2] ,3. [geïntimeerde3A] en [geïntimeerde3B] ,hierna: [geïntimeerde3A] en [geïntimeerde3B] ,4. [geïntimeerde4] ,hierna: [geïntimeerde4] ,wonende te [A] ,geïntimeerden,
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De ontvankelijkheid van het beroep
In hun akte van 5 september 2018 hebben [geïntimeerden] c.s. gesteld dat wel een deskundige benoemd kan worden. Zij hebben de rechtbank verzocht tot benoeming van een deskundige over te gaan.
28 november 2018 een voor hoger beroep vatbaar tussenvonnis is.
28 november 2018 aangemerkt als een vonnis en heeft ook bepaald dat tegen dat vonnis - de beslissing van 28 november 2018 dus - hoger beroep kan worden ingesteld. Het hof zal de rechtbank daarin volgen. Daarbij is het volgende van belang:
* beide partijen hebben belang bij een inhoudelijke bespreking van hun geschil en zijn door de keuze van de rechtbank om op deze manier te beslissen op het gevraagde verlof op het spoor gezet van een tussentijds hoger beroep tegen de uitspraak van 28 november 2018. Met de ruimhartige lezing en duiding van deze uitspraak als tussenvonnis, wordt de proces-economie gediend. Het alternatief zou zijn dat de Gemeente niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar hoger beroep, dat er alsnog een inhoudelijk tussenvonnis zou worden gewezen waartegen tussentijds hoger beroep wordt opengesteld en dat de Gemeente vervolgens opnieuw tussentijds hoger beroep zou instellen.
3.3 Vaststaande feiten
[geïntimeerde1A] en [geïntimeerde1B] hebben op 16 maart 2012 een koopovereenkomst gesloten met Bouw- en Handelmaatschappij Poppink, waarbij het perceel [a-straat] 22 en met de inmiddels gerealiseerde woning is gekocht.
4.4 De bespreking van de grieven
grieven I tot en met Vkomt de Gemeente op tegen dit oordeel. De grieven hangen met elkaar samen. Het hof zal ze om die reden tezamen bespreken.
Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend en wel om de volgende redenen.
Die norm kan in dit geval ook niet ontleend worden aan het bestemmingsplan. Gesteld noch gebleken is dat het bestemmingsplan verplicht hoogteverschillen tussen de verschillende percelen (geheel of gedeeltelijk) te egaliseren. De rechtbank heeft er terecht op gewezen dat voor zover [geïntimeerden] c.s. van oordeel zijn dat de gemeente een zorgplicht heeft geschonden door in het bestemmingsplan geen regels over de onderlinge hoogtes van de percelen op te nemen, dit verwijt afstuit op de formele rechtskracht van het bestemmingsplan. Mocht het verwijt van [geïntimeerden] c.s. (ook) inhouden dat de Gemeente die regels niet in de bouwvergunningen heeft neergelegd, staat ook op dit punt de formele rechtskracht aan honorering van dat verwijt in de weg.
- zij gaan uit van 88 cm tussen de woningen van [geïntimeerde1A] en [geïntimeerde1B] en [geïntimeerde4] en de achterliggende woningen en van 57 cm tussen de woningen van [geïntimeerde3A] en [geïntimeerde3B] en [geïntimeerde2] en de achterliggende woningen - niet acceptabel zijn, maar niet aangeven welk hoogteverschil wel acceptabel is. In zoverre hebben zij onvoldoende onderbouwd welke norm de Gemeente heeft geschonden: de norm dat er geen enkel hoogteverschil mag zijn, of een beperkt hoogteverschil van 10, 20, 30 of 50 cm?
Ook hun betoog dat het veranderen van de hoogte van de weg de hoogteverschillen had kunnen wegnemen of verminderen, mist overtuigingskracht. Aanpassing van de hoogte van de weg heeft, gelet op het belang van onder meer een goede afwatering, immers ook gevolgen voor de hoogte van de aanliggende percelen. De gemeente kon de hoogte van de weg dan ook niet aanpassen, zonder ook de hoogte van de aanliggende percelen aan te passen (met alle daarmee gemoeide werkzaamheden en kosten van dien).
4.13 De grieven slagen dan ook.
5.5 De beslissing
en opnieuw rechtdoende:
- voor de procedure in hoger beroep op € 2.019,01 aan verschotten en op € 1.074,- voor geliquideerd salaris van de advocaat,
- voor nasalaris op € 157,- te vermeerderen met € 82,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze veroordeling is voldaan èn betekening heeft plaatsgevonden;