ECLI:NL:HR:2020:1812
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam over watersysteemheffing en zuiveringsheffing
In deze zaak heeft belanghebbende, een inwoner van [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 14 januari 2020. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Amsterdam, waarin aanslagen voor watersysteemheffing en zuiveringsheffing voor het jaar 2016 waren opgelegd. De belanghebbende heeft verschillende middelen voorgesteld in zijn cassatie, maar zowel het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht als de Minister van Justitie en Veiligheid hebben verweerschriften ingediend.
De Hoge Raad heeft de ingediende middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor deze beslissing, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 20 november 2020 door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.