In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een brief van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, waarin is medegedeeld dat na intrekking van het (principale) hoger beroep geen uitspraak zal worden gedaan. De belanghebbenden, vertegenwoordigd door hun advocaat G.J.M.E. de Bont, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen deze brief. De Staatssecretaris van Financiën heeft verweerschriften ingediend. De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de beroepen in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat het cassatieberoep ontvankelijk is, ondanks dat het Hof heeft geoordeeld dat de verweerschriften geen incidenteel hoger beroep bevatten. De Hoge Raad stelt dat de beslissing van het Hof niet onbegrijpelijk is en dat het Hof geen reden had om ambtshalve de opgelegde boeten te onderzoeken, aangezien het hoger beroep door de Inspecteur was ingetrokken. De Hoge Raad bevestigt dat de beslissing van het Hof om geen uitspraak te doen, terecht was.
Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad de beroepen in cassatie ongegrond, zonder termen aanwezig te achten voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen op 23 maart 2018 door de vice-president G. de Groot en de raadsheren J.A.C.A. Overgaauw, M.A. Fierstra, Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.