Uitspraak
[X]te
[Z], Slowakije (hierna: belanghebbende) tegen een brief van de griffier van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 13 maart 2018 (kenmerk BK-SHE 15/00791).
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van de belanghebbende, Slowakije, tegen een brief van de griffier van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding dat door belanghebbende op 28 februari 2018 was ingediend. De griffier heeft op 13 maart 2018 meegedeeld dat er in de eerder genoemde procedure (15/00791) op 10 november 2016 uitspraak is gedaan. Het beroep in cassatie tegen deze uitspraak was door de Hoge Raad op 14 april 2017 ongegrond verklaard, waardoor de procedure was afgesloten en er geen aanleiding was om het verzoek om schadevergoeding in behandeling te nemen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een beroep in cassatie tegen de mededeling van de griffier mogelijk maken. Daarom heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president G. de Groot, met de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op 30 november 2018.