ECLI:NL:HR:2018:2208

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
18/01799
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake schadevergoeding door belanghebbende

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van de belanghebbende, Slowakije, tegen een brief van de griffier van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding dat door belanghebbende op 28 februari 2018 was ingediend. De griffier heeft op 13 maart 2018 meegedeeld dat er in de eerder genoemde procedure (15/00791) op 10 november 2016 uitspraak is gedaan. Het beroep in cassatie tegen deze uitspraak was door de Hoge Raad op 14 april 2017 ongegrond verklaard, waardoor de procedure was afgesloten en er geen aanleiding was om het verzoek om schadevergoeding in behandeling te nemen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een beroep in cassatie tegen de mededeling van de griffier mogelijk maken. Daarom heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president G. de Groot, met de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op 30 november 2018.

Uitspraak

30 november 2018
Nr. 18/01799
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Slowakije (hierna: belanghebbende) tegen een brief van de griffier van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 13 maart 2018 (kenmerk BK-SHE 15/00791).

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
1.1.1.
Bij brief van 28 februari 2018 heeft belanghebbende bij Gerechtshof ’s-Hertogenbosch een verzoek om schadevergoeding ingediend.
1.2.1.
Bij brief van 13 maart 2018 heeft de griffier namens de voorzitter van de Belastingkamer van dat Hof aan belanghebbende meegedeeld dat in de door belanghebbende genoemde procedure 15/00791 door het Hof op 10 november 2016 uitspraak is gedaan. Aangezien het daartegen ingediende beroep in cassatie door de Hoge Raad bij arrest van 14 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:686) ongegrond is verklaard, is daarmee aan die procedure een einde gekomen en kan niet aan het verzoek tegemoet worden gekomen.
1.2.1.
Behoudens een uitzonderlijk geval (vgl. Hoge Raad 23 maart 2018, nrs. 17/02826 en 17/02827, ECLI:NL:HR:2018:411) dat zich in deze zaak niet voordoet, staat tegen een dergelijke mededeling geen beroep in cassatie open.
1.2.2.
Daarom moet het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2018.