Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit die relatie is op [geboortedatum] 2014 een dochter geboren, genaamd [de dochter] (hierna: [de dochter]). De vader heeft [de dochter] erkend als zijn kind.
- ii) De moeder is van rechtswege alleen met het gezag over [de dochter] belast. [de dochter] heeft haar hoofdverblijf bij de moeder.
- iii) De vader heeft de rechtbank Midden-Nederland verzocht een omgangsregeling en een informatieregeling vast te stellen, en het eenhoofdig gezag van de moeder te wijzigen in een gezamenlijk gezag van de ouders.
- iv) Bij tussenbeschikking van 28 januari 2015 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de kinderrechter) de raad voor de kinderbescherming verzocht een onderzoek in te stellen, en onder meer bepaald dat partijen zich per omgaande dienen te wenden tot Stichting TussenThuis, teneinde contact tussen de vader en [de dochter] tot stand te brengen.
- v) De raad voor de kinderbescherming heeft in mei 2015 rapport uitgebracht en later aanvullend gerapporteerd.
- vi) De kinderrechter heeft bij beschikking van 10 november 2015 – voor zover in cassatie van belang − het verzoek tot wijziging van het gezag afgewezen en een voorlopige omgangsregeling vastgesteld. Deze omgangsregeling hield in dat de vader met ingang van 1 december 2015 eenmaal per week begeleide omgang met [de dochter] heeft, door tussenkomst van Stichting TussenThuis dan wel door tussenkomst van de gemeente Woerden of anderszins begeleid.
- vii) De hiervoor onder (vi) genoemde beschikking heeft niet geleid tot omgang tussen de vader en [de dochter].
- viii) Bij beschikking van 26 februari 2016 heeft de kinderrechter een begeleide omgangsregeling tussen de vader en [de dochter] vastgesteld.
4.Beslissing
21 april 2017.