In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen. De vader, verzoeker in hoger beroep, had het hof verzocht om de beschikking van de rechtbank Overijssel, die op 21 februari 2018 was gegeven, te vernietigen en het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling van de kinderen toe te wijzen. De Raad had eerder in de procedure rapporten uitgebracht, maar besloot uiteindelijk geen hoger beroep in te stellen tegen de afwijzing van zijn verzoek in eerste aanleg. Het hof heeft de kinderen gehoord, die beiden duidelijk maakten dat zij geen contact met de vader willen. De vader stelde dat er sprake was van een ontwikkelingsbedreiging, maar het hof oordeelde dat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling. De moeder voerde aan dat de kinderen goed functioneren en dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is. Het hof concludeerde dat de kinderen goed presteren op school en sociaal, en dat er geen andere zorgpunten zijn die een ondertoezichtstelling rechtvaardigen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de vader af.