In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De belanghebbende, eigenaar van een melkveehouderij, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, die betrekking had op de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2012. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 875.000, welke waarde bij uitspraak op bezwaar was verlaagd tot € 780.000. De grondslag voor de gebruikersbelasting was aanvankelijk vastgesteld op € 606.000, maar na de verlaging van de WOZ-waarde was deze verlaagd naar € 545.000.
Het Hof oordeelde dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, maar bij de berekening van de heffingsgrondslag voor de gebruikersbelasting ten onrechte was uitgegaan van de getaxeerde waarde in plaats van de verlaagde WOZ-waarde. De Hoge Raad oordeelde dat de heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen de WOZ-waarde is, en dat de heffingsgrondslag voor de gebruikersbelasting correct berekend dient te worden op basis van de WOZ-waarde minus de woondelenvrijstelling. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de aanslag onroerendezaakbelasting voor gebruikers verlaagd tot een heffingsgrondslag van € 469.000.
Daarnaast heeft de Hoge Raad het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint Anthonis veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, inclusief het griffierecht en de kosten voor rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is van belang voor de toepassing van de Gemeentewet met betrekking tot de berekening van gebruikersbelasting.