ECLI:NL:GHDHA:2024:1372
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde van een twee-onder-een-kapwoning en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag over de vastgestelde WOZ-waarde van een twee-onder-een-kapwoning. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning op 1 januari 2021 vastgesteld op € 960.000, wat door de belanghebbende werd betwist. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld en vroeg om een verlaging naar € 897.000. De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld, mede op basis van een waardematrix en vergelijkingsobjecten. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de Heffingsambtenaar de hogere liggingsfactor van 4 niet aannemelijk had gemaakt, maar het Hof concludeerde dat de vastgestelde waarde binnen een acceptabele bandbreedte viel. De verzoeken van de belanghebbende om een proceskostenvergoeding werden afgewezen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarmee de WOZ-waarde van de woning en de aanslag werden gehandhaafd.