3.3.Bij de beoordeling van de middelen zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang.
Art. 33a, eerste lid, Sr:
"Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn:
a. voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen;
b. voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan;
c. voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
d. voorwerpen met behulp van welke de opsporing van het misdrijf is belemmerd;
e. voorwerpen die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd;
f. zakelijke rechten op of persoonlijke rechten ten aanzien van de onder a tot en met e bedoelde voorwerpen."
Art. 34, eerste en tweede lid, Sr:
"1. Niet in beslag genomen voorwerpen worden, bij verbeurdverklaring, in de uitspraak op een bepaald geldelijk bedrag geschat.
2. De voorwerpen moeten in dit geval worden uitgeleverd of de geschatte waarde moet worden betaald."
Art. 94, eerste en tweede lid, Sv:
"1. Vatbaar voor inbeslagneming zijn alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel, als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, aan te tonen.
2. Voorts zijn vatbaar voor inbeslagneming alle voorwerpen welker verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer kan worden bevolen."
Art. 94a, eerste, tweede en derde lid, Sv:
"1. In geval van verdenking van een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, kunnen voorwerpen inbeslaggenomen worden tot bewaring van het recht tot verhaal voor een ter zake van dat misdrijf op te leggen geldboete.
2. In geval van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, kunnen voorwerpen in beslag genomen worden tot bewaring van het recht tot verhaal voor een naar aanleiding van dat misdrijf op te leggen verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
3. Ingeval van verdenking van een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd, kunnen voorwerpen in beslaggenomen worden tot bewaring van het recht tot verhaal voor een ter zake van dat misdrijf op te leggen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht."
3.4.1.Het conservatoir beslag als bedoeld in art. 94a Sv strekt tot bewaring van het recht tot verhaal voor een van de ter zake van bepaalde misdrijven op te leggen in art. 94a Sv genoemde vermogenssancties. Een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de waarheidsvinding in strafzaken, het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel, dan wel de veiligstelling van verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer door de strafrechter. Dit verschil in doelstelling brengt mee dat door het openbaar ministerie op een voorwerp zowel beslag op de voet van art. 94 Sv als op de voet van art. 94a Sv kan worden gelegd, dan wel dat een op art. 94 Sv gebaseerd beslag wordt omgezet in een op art. 94a Sv gebaseerd beslag en andersom.
3.4.2.Voor de verbeurdverklaring als bedoeld in art. 33a Sr is het niet nodig dat op de voet van art. 94 Sv beslag is gelegd op het voorwerp waarvan de verbeurdverklaring wordt uitgesproken. Ingevolge art. 34 Sr zal in zo'n geval het voorwerp moeten worden uitgeleverd of de geschatte waarde daarvan moeten worden betaald. Voor uitlevering zal de verdachte, indien op hetzelfde voorwerp een ander dan het in art. 94 Sv vermelde beslag is gelegd, afhankelijk zijn van de medewerking van de beslaglegger.
3.5.1.Een conservatoir beslag als bedoeld in art. 94a Sv staat derhalve niet eraan in de weg dat een voorwerp wordt verbeurd verklaard. Een andersluidende opvatting zou ook tot het onaanvaardbare resultaat leiden dat de strafrechter door een beslaglegger in zijn sanctiemogelijkheden wordt beperkt.
3.5.2.Het oordeel van het Hof zoals weergegeven onder 3.2.3, is derhalve onjuist.