In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een geschil tussen [eiser] en [verweerster] c.s. naar aanleiding van een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 juni 2014. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd, omdat het hof ten onrechte het eindarrest van 11 maart 2014 heeft ingetrokken. De Hoge Raad oordeelt dat de rechter zijn uitspraak niet zelf kan aantasten, ook niet met instemming van partijen, en dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in acht moet worden genomen. Dit betekent dat de rechtskracht van het eerdere arrest van 11 maart 2014 behouden blijft, ondanks de intrekking door het hof. De Hoge Raad heeft bepaald dat partijen binnen drie maanden na deze uitspraak de gelegenheid hebben om cassatieberoep in te stellen tegen het arrest van 11 maart 2014. Tevens zijn de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van [eiser] begroot op € 2.094,98 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris. De uitspraak benadrukt het belang van het beginsel van hoor en wederhoor en de beperkingen van de rechter in het wijzigen van zijn eigen uitspraken.