ECLI:NL:GHSHE:2014:1720

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
10 juni 2014
Zaaknummer
HD 200.102.459_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en herbeoordeling van vonnissen in civiele zaken met beslagperikelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over drie gevoegde zaken met betrekking tot beslagperikelen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.R.A.G. Goorts, heeft in hoger beroep de vonnissen van de rechtbank Roermond bestreden. De geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. P.F. Keuchenius, hebben hun vorderingen gehandhaafd. De procedure volgde op eerdere tussenarresten van het hof, waarin de appellant was opgedragen bepaalde stukken in het geding te brengen. Na een eerdere uitspraak op 11 maart 2014, die werd ingetrokken vanwege een omissie, heeft het hof opnieuw arrest gewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant onterecht voorschotbetalingen heeft gedaan ondanks het gelegde beslag, en dat deze betalingen niet kunnen worden tegengeworpen aan de geïntimeerden. Het hof heeft de vonnissen waarvan beroep vernietigd en de appellant veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 169.450,- aan de geïntimeerden, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens zijn de proceskosten in eerste aanleg aan de zijde van de geïntimeerden toegewezen, terwijl de kosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummers HD 200.102.459/01, HD 200.102.462/01 en HD 200.103.007/01
arrest van 10 juni 2014
in de zaken met de nummers HD 200.102.459/01, HD 200.102.462/01
van
[appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01],
wonende te [woonplaats] ,
appellant, hierna mede te noemen: [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] ,
advocaat: mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,
tegen

1.[geïntimeerde 1 HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2 HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] ,wonende te [woonplaats] ,
3.
[geïntimeerde 3 HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden, hierna mede te noemen: [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] ,
advocaat: mr. P.F. Keuchenius te Hoorn NH,
en in de zaak met nummer HD 200.103.007/01
van

1.[appellante 1 HD 200.103.007_01] ,wonende te [woonplaats] ,

2. [appellante 2 HD 200.103.007_01] ,wonende te [woonplaats] ,
3. [appellante 3 HD 200.103.007_01] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten, hierna mede te noemen: [appellanten c.s. HD 200.103.007_01]
advocaat: mr. P.F. Keuchenius te Hoorn NH,
tegen
[geïntimeerde HD 200.103.007_01],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde, hierna mede te noemen: [geïntimeerde HD 200.103.007_01] ,
advocaat: mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 18 september 2012 op het incident tot voeging in de zaken met de zaaknummers HD 200.102.459/01 en HD 200.102.462/01, van 30 oktober 2012 op het incident tot voeging in de zaak met zaaknummer
HD 200.103.007/01 en van 19 november 2013 in de drie procedures in hoger beroep van de door de rechtbank Roermond onder zaaknummer 96747/HA ZA 09-780 gewezen vonnissen van 30 maart 2011 en 26 oktober 2011.

8.Het verdere verloop van de procedure

Na het tussenarrest van 19 november 2013 heeft [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] een akte met zeven producties genomen (producties 9 tot en met 15). Het verzoek van [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] om uitstel te verkrijgen voor het nemen van een antwoordakte is aanvankelijk afgewezen op grond van artikel 2.14 van het procesreglement voor de pilot civiele dagvaardingszaken van het hof, maar nadien toch toegewezen: [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] hebben op 4 februari 2014 een antwoordakte met één productie genomen.
Deze laatste rolverrichting is niet ter kennis gebracht van de kamer van het hof die is belast met de uitspraak in de onderhavige zaak. Als gevolg hiervan is op 11 maart 2014 arrest gewezen zonder dat rekening is gehouden met de antwoordakte van [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01]
Nadat deze omissie was gesignaleerd door [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] heeft het hof – met instemming van alle partijen, welke instemming schriftelijk is bevestigd bij brieven van respectievelijk 25 maart 2014 en 26 maart 2014 – het arrest van 11 maart 2014 ingetrokken en bepaald dat opnieuw arrest zal worden gewezen. Het hof heeft zich hierbij mede gebaseerd op HR 24 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AM2625.
De arrestdatum is nader bepaald op heden.

9.De verdere beoordeling van de drie gevoegde zaken

9.1.
In het tussenarrest van 19 november 2013 (onder 6.15) is aan [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] opgedragen de volgende stukken in het geding te brengen:
- de vennootschapsakte van de vof;
- de volledige jaarstukken van de vof over de jaren 2004, 2006, 2007 en 2008;
- de verdelingsakte in verband met de ontbinding van de vof per 30 november 2008.
[appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] heeft bij zijn akte na het tussenarrest de gevraagde stukken overgelegd (inclusief de jaarrekening van 2005 die zich reeds bij de stukken van de eerste aanleg bevindt).
9.2.
[appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] heeft als productie 9 een kopie van de op 1 april 1988 tussen
[appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] en [betrokkene] aangegane overeenkomst tot het aangaan van de vof overgelegd.
In artikel 8 lid 4 van de overeenkomst is bepaald dat de nettowinsten en -verliezen van de vennootschap door de vennoten gelijkelijk ieder voor de helft worden genoten en gedragen.
In artikel 9 lid 1 is bepaald dat ieder der vennoten periodiek voor privégebruik een in onderling overleg te bepalen bedrag uit de kas van de vennootschap mag opnemen als voorschot op de vermoedelijk te behalen winst.
Artikel 14 bevat een verblijvensbeding: bij beëindiging van de vennootschap om enige andere reden dan het overlijden van een vennoot zet de vennoot van wiens zijde niet de oorzaak van de beëindiging is opgekomen, de zaken der vennootschap alleen of met anderen voort, in welk geval het aandeel van de uittredende vennoot in de activa en passiva der vennootschap van rechtswege in eigendom van de voortzettende vennoot verblijft.
Ingevolge artikel 15 is in geval van voortzetting, de voortzettende vennoot gehouden tot uitkering aan de rechthebbende(n) van de tegenwaarde van het aandeel van de gedefungeerde vennoot in de activa en passiva van de vennootschap, welke tegenwaarde wordt bepaald volgens een balans opgemaakt naar het tijdstip van eindigen van de vennootschap.
9.3.
Een liquidatiebalans van de vof per 30 november 2008 (datum ontbinding) is niet overgelegd. Wel is overgelegd (als productie 15) een koopovereenkomst d.d. 15 december 2008 waarin de overdracht van het vennootschapsaandeel van [betrokkene] aan [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] is geregeld, met daarbij gevoegd een berekening van het vennootschapsaandeel van [betrokkene] per 30 november 2008 en een verlies- en winstrapportage van de vof per 30 november 2008.
Uit de berekening van het vennootschapsaandeel van [betrokkene] blijkt dat dit aandeel per 30 november 2008 € 319.860,- negatief was.
Uit de verlies- en winstrapportage blijkt dat de vof over de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 november 2008 een verlies heeft geleden van € 247.394,-.
Deze cijfers zijn door [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] op zichzelf niet weersproken zodat het hof uitgaat van de juistheid daarvan.
9.4.
Uit de jaarrekeningen van de vof over de jaren 2004 tot en met 2008 blijkt dat er in die periode jaarlijks sprake was van privé-onttrekkingen ten behoeve van [betrokkene] .
Het gaat hierbij om de volgende bedragen:
- 2004: € 30.789,-
- 2005: € 31.046,-
- 2006: € 46.942,-
- 2007: € 41.371,-
- 2008:
€ 42.394,-
Totaal: € 192.542,-
Het hof gaat ervan uit (gelet op de boeking van voormelde bedragen ten laste van de kapitaalrekening van [betrokkene] ) dat het hierbij gaat om voorschotten op winstuitkeringen in de zin van artikel 9 van de vennootschapsovereenkomst. Ook [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] gaan hiervan uit.
Anders dan [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] stelt kunnen deze voorschotten op winstuitkeringen niet worden aangemerkt als periodieke betalingen in de zin van artikel 475c Rv.
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] zich er terecht op beroepen dat de hier bedoelde voorschot-betalingen - voor zover gedaan ná 5 oktober 2004 - vielen onder het door haar gelegde beslag onder de vof. De omstandigheid dat met de hier bedoelde voorschotten (voor een deel) rekeningen van derden ten behoeve van [betrokkene] zijn betaald (premies levensverzekering, ziektekosten, etc.) doet hieraan niet af: deze betalingen aan derden moeten op één lijn worden gesteld met betalingen aan [betrokkene] .
Uit de beschikbare stukken valt niet af te leiden wat de omvang is geweest van de voorschotbetalingen vóór de beslaglegging op 5 oktober 2004. Het hof stelt die omvang schattenderwijs vast op ¾ deel = € 23.092,-. Dit betekent dat in totaal een bedrag aan betalingen van € 192.542,- min € 23.092,- = € 169.450,- onder het beslag viel.
9.5.
Het beroep van [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] op verrekening van de voorschot-betalingen met het negatieve kapitaal van [betrokkene] in de vof gaat niet op: weliswaar had de vof zich destijds op verrekening kunnen beroepen, maar zij heeft dat niet gedaan; aan [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] komt thans geen beroep op verrekening toe jegens [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] als beslaglegger.
Dit betekent dat grief XIV van [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] faalt.
9.6.
Nu de hiervoor bedoelde voorschot-betalingen zijn gedaan in weerwil van het gelegde beslag, kunnen deze betalingen ingevolge artikel 475h Rv niet worden tegengeworpen aan [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] , hetgeen betekent dat alsnog betaling van het hiervoor vermelde totaalbedrag van € 169.450,- aan [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] zal dienen plaats te vinden. Nu
[appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] als vennoot hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen van de vof (artikel 18 WvK) zal het hof hem tot betaling van dit bedrag veroordelen.
9.7.
In de jaarrekening 2005 is een arbeidsvergoeding ten gunste van [betrokkene] geboekt ten bedrage € 17.017,-. Dat bedrag is ten gunste van zijn kapitaalrekening geboekt. Hiertegenover staat echter dat in dat jaar een bedrag van in totaal € 112.587,- (rentevergoeding en aandeel in het verlies van de vof) ten nadele van de kapitaalrekening van [betrokkene] is geboekt.
Dat het hier bedoelde bedrag van € 17.017,- door de vof is uitbetaald in de zin van artikel 475h Rv, blijkt niet uit de jaarrekening 2005. Aan de boeking van de arbeidsvergoeding in de jaarrekening kan [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] dan ook geen rechten jegens [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] ontlenen.
Anders dan [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] veronderstelt valt uit de jaarrekening 2004 niet op te maken dat (ook) over dat jaar een arbeidsvergoeding aan [betrokkene] is toegekend.
9.8.
[geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] hebben in hun akte na het laatste tussenarrest aangevoerd dat rekening gehouden moet worden met het feit dat de in de jaarrekeningen vermelde boekwaarde van de onroerende zaken niet overeenkomt met de werkelijke waarde. Het gaat hierbij om de panden [pand 1] en [pand 2] te [plaats 1] en [pand 3] te [plaats 2] met bijbehorende terreinen en gronden. Deze onroerende zaken waren ten tijde van de ontbinding van de vof op 30 november 2008 gemeenschappelijk eigendom van
[appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] en [betrokkene] .
Volgens de jaarrekening 2008 bedroeg de boekwaarde van voormelde onroerende zaken op 31 december 2008 (in totaal) € 182.000,-; de stille reserve moet volgens [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] worden geschat op € 1.162.000,-.
9.9.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
[geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] nemen terecht tot uitgangspunt dat de in de vof aanwezige stille reserves op de datum van ontbinding van de vof (30 november 2008) van belang zijn voor de beoordeling van de vraag of aan [betrokkene] een vordering op [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] toekomt. Immers: ingevolge artikel 15 van de vennootschapsakte is [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] als overnemende vennoot gehouden de tegenwaarde van het aandeel van de gedefungeerde vennoot in de activa en passiva van de vennootschap uit te keren. Ingevolge het derde lid van artikel 15 dienen de activa te worden gewaardeerd tegen de verkoopwaarde. Dat betekent in dit geval dat de helft van de stille reserves aan [betrokkene] toekomt.
[geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] zien echter over het hoofd dat bij de berekening van het vennootschapsaandeel van [betrokkene] per 30 november 2008 (in de bijlage bij de koopovereenkomst die als bijlage 15 is gevoegd bij de akte van [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] na het tussenarrest van 19 november 2013) reeds rekening is gehouden met het aandeel van
[betrokkene] in de stille reserves. Weliswaar is in die berekening uitgegaan van een (werkelijke) waarde van de onroerende zaken van € 950.000,-, maar ook indien wordt uitgegaan van de door [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] geschatte waarde van € 1.344.500,-- (een balanswaarde van € 182.500,-- vermeerderd met een stille reserve van € 1.162.000,-) leidt dit – mede nu [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] het bedrag van € 169.450,-- alsnog aan [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] moet uitbetalen en om die reden de boeking van dat bedrag ten laste van de kapitaalrekening van [betrokkene] jegens [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] in stand kan blijven - niet tot een positief firma-aandeel van [betrokkene] en daarmee tot een vordering van [betrokkene] op
[appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] .
9.10.
Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen concludeert het hof dat de door de vof als derde-beslagene afgelegde verklaring onjuist is. Immers: aan, respectievelijk ten behoeve van [betrokkene] is op basis van artikel 9 van de vennootschapsakte in de periode 5 oktober 2004 tot en met 2008 een bedrag van € 169.450,- voldaan.
De grieven IV en V van [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] falen in zoverre.
9.11.
Het voorgaande betekent dat de vonnissen waarvan beroep niet in stand kunnen blijven. Het hof zal de vonnissen waarvan beroep, voor zover gewezen in conventie, vernietigen en hetgeen door [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] in haar petitum onder 3 is gevorderd, toewijzen zoals hierna in het dictum zal worden vermeld. Bij toewijzing van hetgeen onder 1 en 2 van het petitum is gevorderd heeft [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] thans geen belang meer.
[appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] zal worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten in eerste aanleg, voor zover deze kosten betrekking op de procedure in conventie.
Wat betreft de proceskosten in hoger beroep zal het hof de kosten van de drie gevoegde procedures compenseren, nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld.

10.De uitspraak in de drie gevoegde zaken

Het hof:
vernietigt de vonnissen waarvan beroep voor zover gewezen in conventie en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] tot betaling aan [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] van een bedrag van in totaal
€ 169.450,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over de in het bedrag van € 169.450,- begrepen bedragen die in de periode van 5 oktober 2004 tot en met 2008 aan respectievelijk ten behoeve van [betrokkene] zijn voldaan, zulks vanaf de dag van betaling van die bedragen aan respectievelijk ten behoeve van [betrokkene] tot aan de dag der voldoening aan [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] ;
veroordeelt [appellant HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] tot betaling van de proceskosten in eerste aanleg, voor zover betrekking hebbend op de procedure in conventie en begroot die kosten aan de zijde van [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] op € 262,- voor verschotten en op € 1.130,- voor salaris advocaat;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders door [geïntimeerden c.s. HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01] gevorderde;
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep voor zover gewezen in reconventie;
compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, I.B.N. Keizer en S.M.A.M. Venhuizen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 juni 2014.