ECLI:NL:GHSHE:2014:663

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
HD 200.102.459/01, HD 200.102.462/01 en HD 200.103.007/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslagperikelen in civiele zaken met meerdere appellanten en geïntimeerden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in civiele zaken met de zaaknummers HD 200.102.459/01, HD 200.102.462/01 en HD 200.103.007/01. De uitspraak vond plaats op 11 maart 2014. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.R.A.G. Goorts, voerden hun zaak tegen meerdere geïntimeerden, die werden bijgestaan door advocaat mr. P.F. Keuchenius. De procedure volgde op eerdere tussenarresten van het hof, waarin al verschillende incidenten tot voeging waren behandeld. De kern van de zaak draait om de vraag of de appellanten enige vorderingen hadden jegens de geïntimeerden op basis van een vennootschapsovereenkomst die op 1 april 1988 was gesloten. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten geen vorderingen konden doen gelden op basis van de artikelen 14 en 15 van deze overeenkomst, omdat er geen bewijs was dat er op de relevante data enige schuld of verplichting bestond. De jaarrekeningen van de vennootschap toonden aan dat er in de jaren voorafgaand aan de ontbinding van de vennootschap geen winst was uitgekeerd, en dat de kapitaalrekening van een van de vennoten negatief was. Het hof concludeerde dat de grieven van de appellanten gegrond waren en dat de vonnissen waarvan beroep, zowel in conventie als in reconventie, moesten worden bekrachtigd, met verbetering en wijziging van de gronden. De kosten van het hoger beroep werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummers HD 200.102.459/01, HD 200.102.462/01 en HD 200.103.007/01
arrest van 11 maart 2014
in de zaken met de nummers HD 200.102.459/01, HD 200.102.462/01
van
[appellant (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)],
wonende te [woonplaats] ,
appellant, hierna mede te noemen: [appellant (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] ,
advocaat: mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,
tegen

1.[geintimeerde 1 ((HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geintimeerde 2 (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] ,wonende te [woonplaats] ,
3.
[geintimeerde 3 (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden, hierna mede te noemen: [geintimeerden c.s. (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] ,
advocaat: mr. P.F. Keuchenius te Hoorn NH,
en in de zaak met nummer HD 200.103.007/01
van

1.[appellante 1 (HD 20.103.007_01)] ,wonende te [woonplaats] ,

2. [appellante 2 (HD 20.103.007_01)] ,wonende te [woonplaats] ,
3. [appellante 3 (HD 20.103.007_01)] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten, hierna mede te noemen: [appellanten c.s. ((HD 20.103.007_01)]
advocaat: mr. P.F. Keuchenius te Hoorn NH,
tegen
[geintimeerde (HD 20.103.007_01)],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde, hierna mede te noemen: [geintimeerde (HD 20.103.007_01)] ,
advocaat: mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 18 september 2012 op het incident tot voeging in de zaken met de zaaknummers HD 200.102.459/01 en HD 200.102.462/01, van 30 oktober 2012 op het incident tot voeging in de zaak met zaaknummer
HD 200.103.007/01 en van 19 november 2013 in de drie procedures in hoger beroep van de door de rechtbank Roermond onder zaaknummer 96747/HA ZA 09-780 gewezen vonnissen van 30 maart 2011 en 26 oktober 2011.

8.Het verdere verloop van de procedure

[appellant (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] heeft een akte met zeven producties genomen (producties 9 tot en met 15). [geintimeerden c.s. (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] hebben geen antwoordakte genomen.

9.De verdere beoordeling van de drie gevoegde zaken

9.1.
In het tussenarrest van 19 november 2013 (onder 6.15) is aan [appellant (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] opgedragen de volgende stukken in het geding te brengen:
- de vennootschapsakte van de vof;
- de volledige jaarstukken van de vof over de jaren 2004, 2006, 2007 en 2008;
- de verdelingsakte in verband met de ontbinding van de vof per 30 november 2008.
[appellant (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] heeft bij zijn akte na het tussenarrest de gevraagde stukken overgelegd (inclusief de jaarrekening van 2005 die zich reeds bij de stukken van de eerste aanleg bevindt).
9.2.
[appellant (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] heeft als productie 9 een kopie van de op 1 april 2008 tussen [appellant (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] en [betrokkene] aangegane overeenkomst tot het aangaan van de vof overgelegd.
In artikel 8 lid 4 van de overeenkomst is bepaald dat de nettowinsten en -verliezen van de vennootschap door de vennoten gelijkelijk ieder voor de helft worden genoten en gedragen.
In artikel 9 lid 1 is bepaald dat ieder der vennoten periodiek voor privégebruik een in onderling overleg te bepalen bedrag uit de kas van de vennootschap mag opnemen als voorschot op de vermoedelijk te behalen winst.
Artikel 14 bevat een verblijvensbeding: bij beëindiging van de vennootschap om enige andere reden dan het overlijden van een vennoot zet de vennoot van wiens zijde niet de oorzaak van de beëindiging is opgekomen, de zaken der vennootschap alleen of met anderen voort, in welk geval het aandeel van de uittredende vennoot in de activa en passiva der vennootschap van rechtswege in eigendom van de voortzettende vennoot verblijft.
Ingevolge artikel 15 is in geval van voortzetting, de voortzettende vennoot gehouden tot uitkering aan de rechthebbende(n) van de tegenwaarde van het aandeel van de gedefungeerde vennoot in de activa en passiva van de vennootschap, welke tegenwaarde wordt bepaald volgens een balans opgemaakt naar het tijdstip van eindigen van de vennootschap.
9.3.
Een liquidatiebalans van de vof per 30 november 2008 (datum ontbinding) is niet overgelegd. Wel is overgelegd (als productie 15) een koopovereenkomst d.d. 15 december 2008 waarin de overdracht van het vennootschapsaandeel van [betrokkene] aan [appellant (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] is geregeld, met daarbij gevoegd een berekening van het vennootschapsaandeel van [betrokkene] per 30 november 2008 en een verlies- en winstrapportage van de vof per 30 november 2008.
Uit de berekening van het vennootschapsaandeel van [betrokkene] blijkt dat dit aandeel per 30 november 2008 € 319.860,- negatief was.
Uit de verlies- en winstrapportage blijkt dat de vof over de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 november 2008 een verlies heeft geleden van € 247.394,-.
Deze cijfers zijn door [geintimeerden c.s. (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] niet weersproken zodat het hof uitgaat van de juistheid daarvan.
9.4.
Naar het oordeel van het hof volgt uit voormelde gegevens dat [betrokkene] geen vordering jegens [appellant (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] kon doen gelden op grond van de artikelen 14 en 15 van de tussen hen op 1 april 1988 gesloten vennootschapsovereenkomst.
9.5.
Uit de jaarrekeningen van de vof over de jaren 2004 tot en met 2008 blijkt dat er in die periode jaarlijks sprake was van privé-onttrekkingen ten behoeve van [betrokkene] .
Het gaat hierbij om de volgende bedragen:
- 2004: € 30.789,-
- 2005: € 31.046,-
- 2006: € 46.942,-
- 2007: € 41.371,-
- 2008: € 42.394,-
Het hof gaat ervan uit (gelet op de boeking van voormelde bedragen ten laste van de kapitaalrekening van [betrokkene] ) dat het hierbij gaat om voorschotten op winstuitkeringen in de zin van artikel 9 van de vennootschapsovereenkomst.
Van winstuitkeringen is in de desbetreffende periode echter geen sprake geweest, aangezien de vof steeds verlies heeft geleden, dit met uitzondering van het jaar 2007. In dat jaar was sprake van een positief resultaat: het winstaandeel van [betrokkene] bedroeg € 74.080,-. Dat winstaandeel is echter verrekend met het negatieve kapitaal van [betrokkene] . De kapitaalrekening van [betrokkene] vertoonde op 31 december 2007 (na verrekening met het winstaandeel van [betrokkene] ) een negatief saldo van € 443.655,-.
9.6.
In de jaarrekening 2005 is een arbeidsvergoeding ten gunste van [betrokkene] geboekt ten bedrage € 17.017,-. Dat bedrag is ten gunste van zijn kapitaalrekening geboekt. Hiertegenover staat echter dat in dat jaar een bedrag van in totaal € 112.587,- (rentevergoeding en aandeel in het verlies van de vof) ten nadele van de kapitaalrekening van [betrokkene] is geboekt.
9.7.
Naar het oordeel van het hof kan op basis van de overgelegde stukken niet worden geconcludeerd dat [appellant (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] en/of de vof op 5 oktober 2004 iets aan [betrokkene] schuldig waren of daarna op basis van de toen bestaande rechtsverhouding schuldig zijn geworden dan wel op die datum iets van [betrokkene] onder zich hadden.
9.8.
Door [geintimeerden c.s. (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] zijn voor het overige geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat de op 29 oktober 2004 door [appellant (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] (voor zichzelf en voor de vof) afgelegde verklaring onjuist is.
9.9.
Het voorgaande betekent dat de grieven IV en V van [appellant (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] gegrond zijn.
9.10.
Bij grief XIV (betreffende het beroep op verrekening) heeft [appellant (HD 200.102.459_01 en HD 200.102.462_01)] , in het licht van het hiervoor overwogene, geen belang meer.
9.11.
De slotconclusie is dat de vonnissen waarvan beroep, voor zover gewezen in conventie, dienen te worden bekrachtigd, zij het met verbetering en wijziging van de gronden zoals in dit arrest en in het tussenarrest van 19 november 2013 is vermeld.
In het tussenarrest van 19 november 2013 is reeds geoordeeld (onder 6.18) dat de vonnissen waarvan beroep, voor zover gewezen in reconventie, dienen te worden bekrachtigd.
Het hof ziet in het eindresultaat van de procedures in hoger beroep aanleiding om de kosten van het hoger beroep te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten moet dragen.

10.De uitspraak in de drie gevoegde zaken

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep zowel in conventie als in reconventie, maar met verbetering en wijziging van de gronden wat betreft de beslissing in conventie;
compenseert de kosten van de procedures in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, I.B.N. Keizer en S.M.A.M. Venhuizen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 maart 2014.