In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door [appellante] tegen vonnissen van de kantonrechter te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een geschil over een huurovereenkomst tussen [geïntimeerde] en [appellante], waarbij de kantonrechter eerder had geoordeeld dat [appellante] en de commanditaire vennootschap Chinchilla tekort waren geschoten in hun verplichtingen. De kantonrechter had de huurovereenkomst ontbonden en [appellante] veroordeeld tot betaling van huurachterstand en andere kosten.
In het hoger beroep voerde [geïntimeerde] aan dat [appellante] niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat de kantonrechter ten onrechte het vonnis van 28 april 2022 vervallen had verklaard. Het hof oordeelde dat de kantonrechter niet bevoegd was om de rechtskracht van zijn eerdere uitspraak aan te tasten, en dat het vonnis van 28 april 2022 zijn rechtskracht had behouden. Het hof benadrukte dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in de wet voorkomt en dat een rechter niet zelf de rechtskracht van zijn uitspraak kan aantasten.
Het hof heeft de vordering van [geïntimeerde] in het incident afgewezen en de proceskosten gecompenseerd. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de rol voor het nemen van de memorie van antwoord. Het hof heeft geoordeeld dat [appellante] geen procesverwijt kan worden gemaakt en dat de toegang tot de rechter moet worden gewaarborgd, zoals beschermd door artikel 6 van het EVRM.