Zowel in eerdergenoemde zaak met zaaknummer C/04/125570 als in een derde bij de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, dienende zaak waarbij [geïntimeerde] als partij betrokken is (zaaknummer C/04/125560), heeft [geïntimeerde] opnieuw een verzoek tot wraking, gedateerd 13 maart 2014, ingediend tegen mr. H.T.J.F. Verhappen in zijn functie als rolrechter (bijlage 10 bij productie 1 bij memorie van antwoord). De wrakingskamer is verzocht te bepalen dat mr. Verhappen zich dient te onthouden van verdere behandeling van de zaken.
Bij brief van 21 maart 2014 (bijlage 12 bij laatstgenoemde productie) schrijft de waarnemend afdelingsvoorzitter privaatrecht van de rechtbank naar aanleiding van een tussen hem, mr. Verhappen, de rolgriffier en de advocaat van [geïntimeerde] gevoerd gesprek:
"Zonder op de inhoud of een inhoudelijke beslissing van de voorliggende zaken in te gaan, vond het gesprek plaats met als doel zo transparant mogelijk te zijn over de wijze waarop rolbeslissingen tot stand zijn gekomen en wie daarvoor uiteindelijk (eind)verantwoordelijk is. (…) De rolbeslissingen zijn onder verantwoordelijkheid van mr. Verhappen genomen.
Na uw aansluitende brief van 12 maart jl. is uit pragmatische overwegingen besloten beide zaken met ingang van 13 maart jl. aan een zaaksrechter toe te bedelen, te weten mr. J.M.P. Drijkoningen. Deze neemt ook de rolbeslissingen in beide zaken."
Op 24 maart 2014 schrijft de voorzitter van de wrakingskamer aan de advocaat van [geïntimeerde] (bijlage 13 bij eerdergenoemde productie):
"Nu mr. Verhappen niet meer bij de zaken van uw cliënt betrokken is en wraking alleen verzocht kan worden ten aanzien van een rechter die de zaak in behandeling heeft, kom ik tot de conclusie dat uw verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid niet in behandeling kan worden genomen. Met verwijzing naar het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg zal ik op die grond uw verzoek tot wraking van mr. Verhappen buiten behandeling laten."
Nadien heeft de voorzitter van de wrakingskamer aan [geïntimeerde] laten weten dat het wrakingsverzoek van 13 maart 2014, anders dan door [geïntimeerde] verzocht, niet (alsnog) kan worden geacht mede betrekking te hebben (gehad) op de onderhavige zaak (zaaknummer C/04/126240).