ECLI:NL:HR:2014:3126

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2014
Publicatiedatum
7 november 2014
Zaaknummer
13/04452
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rechtsgeldigheid van ontslag op staande voet in Arubaanse arbeidszaak

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door een verzoeker, werkzaam bij Hyatt Aruba N.V., tegen de beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba. De zaak betreft een ontslag op staande voet dat door de werkgever is opgelegd na een incident op 17 oktober 2010, waarbij de verzoeker betrokken was. De ontslagbrief vermeldde dat de verzoeker een vrouwelijke collega had aangevallen, wat leidde tot een bloedneus en een val. De verzoeker heeft het ontslag betwist en vorderde nietigverklaring van het ontslag en loondoorbetaling, stellende dat er geen dringende reden was voor het ontslag.

Het gerecht in eerste aanleg heeft de vorderingen van de verzoeker toegewezen, maar het Gemeenschappelijk Hof heeft deze beschikking vernietigd en de vorderingen afgewezen. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor een dringende reden voor ontslag op staande voet, gezien de ernst van het gedrag van de verzoeker en de impact daarvan op de reputatie van het hotel en de Arubaanse toerismesector.

In cassatie heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het hof niet voldoende heeft gemotiveerd dat de feiten die in de ontslagbrief zijn vermeld, overeenkomen met de dringende reden voor ontslag. De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling. De Hoge Raad heeft ook de kosten van het geding in cassatie aan de werkgever opgelegd.

Uitspraak

7 november 2014
Eerste Kamer
13/04452
EE/LH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende op Aruba,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. S. Kousedghi,
t e g e n
HYATT ARUBA N.V. handelend onder de naam Hyatt Regency Aruba Resort & Casino,
gevestigd in Oranjestad, Aruba,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en Hyatt.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak AR EJ no. 3133 van 2010 van het gerecht in eerste aanleg van Aruba, van 28 juni 2011 en 20 maart 2012,
b. de beschikking in de zaak 56604-EJ 3133/10-H 170/12 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 18 juni 2013.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Hyatt heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en tot terugwijzing naar dat Hof.

3.Beoordeling van het middel

3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [verzoeker] is vanaf 25 november 1992 in dienst van Hyatt werkzaam geweest in een hotel op Aruba.
(ii) Op 17 oktober 2010, tegen het einde van de werktijd van [verzoeker], heeft in het hotel een incident plaatsgevonden waarbij [verzoeker] en zijn collega [betrokkene 1] waren betrokken. Bij brief van 27 oktober 2010 heeft Hyatt [verzoeker] in verband met het incident op staande voet ontslagen.
(iii) De ontslagbrief vermeldt als “actions” die “both individually and jointly” voor Hyatt grond voor het ontslag op staande voet zijn: “(…) you pushed a female colleague after which she fell and you kicked her while she was lying on the floor. According to the statement of one of your colleagues, he had to intervene to make you stop kicking the female colleague while she was on the floor. Several employees witnessed that the nose of the female employee colleague was bleeding”, en voegt hieraan toe “(...) we established that you were the one attacking the female employee by pushing her and kicking her while she was on the floor, which aggressive behavior is unacceptable”.
(iv) Bij brief van 1 november 2010 heeft [verzoeker] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich bereid verklaard de bedongen werkzaamheden te hervatten.
3.2.1
[verzoeker] vordert in deze procedure onder meer nietigverklaring van het ontslag en loondoorbetaling. Volgens hem is geen sprake van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt.
3.2.2
Het gerecht heeft de vorderingen toegewezen. Het hof heeft de beschikking van het gerecht vernietigd en de vorderingen afgewezen. Het hof heeft hiertoe als volgt overwogen:
“5.1. Hyatt’s hoger beroep is gegrond. Met voldoende zekerheid staat vast dat:
- in het ‘backstation’ van het Picollorestaurant waarop zicht was vanuit het gedeelte waartoe de gasten toegang hebben, een handgemeen plaatsvond tussen [verzoeker] en [betrokkene 1] met wie [verzoeker] een affectieve relatie heeft gehad en met wie hij een kind heeft,
- [betrokkene 1] hierbij een bloedneus heeft opgelopen,
- [betrokkene 1] is komen te vallen, en
- [verzoeker] op het punt stond te schoppen maar daarvan door een collega ([betrokkene 2]) is weerhouden.
5.2.
Het Hof acht hierin, alle omstandigheden van het geval – inclusief de ingrijpende gevolgen voor [verzoeker] – in onderling verband en samenhang in aanmerking genomen, een dringende reden voor ontslag op staande voet aanwezig. De Arubaanse hotels geven extra aandacht aan behoorlijk optreden van hun personeel in het algemeen (ook als geen gasten in de buurt zijn) en stellen zware sancties op onbehoorlijk gedrag, hetgeen aan dit personeel ook bekend is. In de jurisprudentie van het GEA en het Hof wordt hiermee rekening gehouden. Het toerisme is nu eenmaal cruciaal voor de economie van Aruba. Het is van algemeen belang dat de goede naam van Aruba (‘one happy island’) bij de overwegend Amerikaanse toerist niet wordt aangetast.”
3.3
Onderdeel I.10 van het middel is gericht tegen het oordeel van het hof in rov. 5.2 dat een dringende reden voor ontslag op staande voet aanwezig is. De in rov. 5.1 vermelde feiten stroken niet met de ontslaggrond die Hyatt in de brief van 27 oktober 2010 aan [verzoeker] heeft meegedeeld. Het bestreden oordeel miskent het beginsel dat de ontslagmededeling de ontslaggrond fixeert (art. 7A:1615o BWA, art. 7:677 lid 1 BW), aldus het onderdeel.
3.4.1
Bij de beoordeling van deze klacht wordt het volgende vooropgesteld.
3.4.2
Bij opzegging van een arbeidsovereenkomst om een dringende reden dient naar het recht van Aruba de reden onverwijld aan de wederpartij te worden meegedeeld (art. 7A:1615o lid 1 BWA). De strekking hiervan is dezelfde als die van de gelijksoortige eis vanart. 7:677 lid 1 BW, te weten dat voor de wederpartij onmiddellijk duidelijk behoort te zijn welke eigenschappen of gedragingen de ander hebben genoopt tot het beëindigen van de dienstbetrekking. De wederpartij moet zich immers na de mededeling kunnen beraden of hij de opgegeven reden(en) als juist erkent en als dringend aanvaardt. (Vgl. HR 23 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0939, NJ 1993/504; HR 26 april 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2052, NJ 1996/609)
3.4.3
De werkgever die een werknemer aldus heeft ontslagen, dient in geval van betwisting van de dringende reden door de werknemer, te stellen en zo nodig te bewijzen dat de door de werkgever meegedeelde ontslaggrond zich heeft voorgedaan en is aan te merken als dringende reden (vgl. HR 26 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9664; HR 24 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH0387).
3.4.4
Ingeval slechts een gedeelte van het door de werkgever als dringende reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeelde feitencomplex komt vast te staan, is het ontslag op staande voet alleen geldig als het gedeelte van de feiten dat vaststaat op zichzelf kan worden beschouwd als een dringende reden, en voor de werknemer in het licht van de aanzegging en de overige omstandigheden van het geval onmiddellijk duidelijk was dat de werkgever hem ook zou hebben ontslagen indien deze, anders dan hij blijkens de ontslagaanzegging meende, daarvoor niet meer grond zou hebben gehad dan in rechte is komen vast te staan, althans dat daaromtrent bij de werknemer, gelet op de omstandigheden van het geval, in redelijkheid geen twijfel kan hebben bestaan (vgl. HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2806, NJ 2014/408).
3.5.1
Het hof heeft in rov. 5.2 geoordeeld dat de door hem in rov. 5.1 vermelde feiten een dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren. Daarbij heeft het hof echter geen kenbaar verband gelegd met de ontslaggrond die door Hyatt in haar brief van 27 oktober 2010 aan [verzoeker] is medegedeeld. Aldus heeft het hof hetzij de hiervoor in 3.4.2 en 3.4.4 vermelde regels miskend, hetzij zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd.
3.5.2
Op grond van het vorenstaande slaagt de klacht. De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 18 juni 2013;
verwijst het geding naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Hyatt in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 367,49 aan verschotten en op € 2.600,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
7 november 2014.