ECLI:NL:HR:2011:BR0664
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Inkomstenbelasting en rendementsgrondslag box 3 bij oudejaarsloterij
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 15 juli 2010, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004. De belanghebbende had deelgenomen aan de oudejaarsloterij van de Staatsloterij en won de hoofdprijs van € 20.000.000. De uitslag van de trekking werd op 31 december 2004 bekendgemaakt, maar het prijzengeld werd pas op 4 januari 2005 op de bankrekening van belanghebbende bijgeschreven. De vraag die in deze zaak centraal staat, is of de prijs van de oudejaarsloterij moet worden gerekend tot de rendementsgrondslag aan het einde van het kalenderjaar 2004.
De Rechtbank te Breda had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, en het Hof bevestigde deze uitspraak. Belanghebbende stelde dat de prijs niet tot de rendementsgrondslag van 2004 behoort, omdat hij het geld pas in 2005 ontving. Het Hof oordeelde echter dat de waarde van het lot waarop de hoofdprijs viel, vanaf het moment van bekendmaking van de uitslag op televisie, gelijk is aan de waarde van de prijs. Dit betekent dat de waarde van het lot op 31 december 2004 moet worden gewaardeerd op € 20.000.000, ongeacht het feit dat de uitbetaling pas in 2005 plaatsvond.
De Hoge Raad, onder leiding van vice-president J.W. van den Berge, heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de heffing van belasting over de prijs geen inbreuk vormt op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De klachten van belanghebbende werden verworpen op de gronden zoals vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.