ECLI:NL:HR:2009:BF3917
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van contractsoverneming in faillissementsrecht en de gevolgen voor de curator
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 april 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een faillissementskwestie. De zaak betreft de curator van Mamon Sorteer B.V., mr. Pieter Rudolf Dekker, die in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De kern van de zaak draait om de vraag of de curator bevoegd was om een vordering tot betaling van een bedrag van Holco B.V. in te stellen, nadat een contractsoverneming door de curator was vernietigd op grond van de faillissementswet. De curator had de contractsoverneming buitengerechtelijk vernietigd, omdat hij van mening was dat de crediteuren van Sorteer benadeeld waren door deze handeling. Het hof had in eerdere arresten geoordeeld dat de curator niet ontvankelijk was in zijn vordering, omdat de vordering niet door de curator zelf kon worden ingesteld, maar door de gezamenlijke schuldeisers. De Hoge Raad heeft de arresten van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de curator wel degelijk bevoegd was om de vordering in te stellen, omdat deze voortvloeide uit de vernietiging van de contractsoverneming, die terugwerkende kracht heeft. De uitspraak benadrukt de rol van de curator in faillissementen en de mogelijkheden die hij heeft om de belangen van de gezamenlijke schuldeisers te behartigen. De Hoge Raad heeft Lutèce B.V. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, wat de financiële gevolgen van de uitspraak onderstreept.