In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de aansprakelijkheid van bestuurders van Drent Holding B.V. De zaak betreft de verkoop van Nederlandse patenten door Drent Holding aan Müller Martini Druckmaschinen GmbH voor € 2 miljoen, waarbij de opbrengst door de bank werd verrekend met een vordering op het Drent-concern. De curator van Drent Holding vorderde dat de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk werden gesteld voor de schade die de gezamenlijke schuldeisers van Drent Holding hadden geleden door deze transactie. De rechtbank had de vorderingen van de curator afgewezen, maar het hof oordeelde dat de bestuurders onrechtmatig hadden gehandeld jegens de schuldeisers door de verkoop van de patenten en de selectieve betaling aan de bank. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat de curator ook namens de gezamenlijke schuldeisers kon optreden, wat de zogenaamde Peeters/Gatzen-vordering betreft. De Hoge Raad verwierp het beroep van de eiser en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie.