Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Jesnoka Novio B.V.
1.Driessen Vastgoed B.V.
2. Driessen Bouwgroep B.V.
3. Heron Domus B.V.
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De voorgeschiedenis
Samenwerkingsovereenkomst Aandeelhouders “Heron on the Park B.V.”(verder: de samenwerkingsovereenkomst) gesloten (met een stichtingskostenopstelling (stiko)) [4] .
Overeenkomst inzake overname aandelen Heron Domus B.V. en aanvullende afsprakengesloten (verder: de optieovereenkomst) [5] , waarin onder meer staat:
- en daarmee indirect Heron Domus BV - moet plaatsvinden, en daarmee de bankfinanciering van dit project dus niet in gevaar brengt. Indien de financierende partij géén goedkeuring verleent toe te treden als aandeelhouder, dan zal deze overeenkomst van toepassing blijven en uitgediend worden tot het moment dat dit wel mogelijk is of wordt.”
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“Heron Domus B.V. in overleg is getreden met en voorgesteld heeft aan Heijkers Vastgoed B.V. om de volgende eigendomsverdeling in het project toe te passen:
zijn betrokken geweest bij de projecten (…) die ook door ABN AMRO zijn gefinancierd, waarbij om redenen van de financiering (de heer [naam2] mocht geen kredietnemer zijn van ABN AMRO) een soortgelijke overeenkomst is gesloten als de aandelen/optieovereenkomst tussen Jesnoka en Driessen Vastgoed voor Heron Domus. Dit heeft dan ook als voorbeeld gediend voor de overeenkomst tussen Jesnoka en Driessen Vastgoed. Jesnoka was dan ook gelijk te stellen met Driessen Vastgoed als aandeelhouder in Heron Domus.”
“financierende instantie”in de optieovereenkomst een of meer anderen verstond dan de voor een financiering te benaderen bank. Dat is (alleen) ABN AMRO Bank geworden.
“voor zover het betreft het recht van uw cliënte tot verwerving van 501 aandelen in Heron Domus”.
“naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar”brengen tot uitdrukking dat de rechter deze maatstaf met terughoudendheid moet toepassen [26] . Er moet dus nogal wat aan de hand zijn. Met de factoren 2) en 3) zal, indien tenminste wordt aangetoond dat het verplichtingen van alle aandeelhouders betreft, te zijner tijd bij de schadebegroting rekening moeten worden gehouden. De omstandigheden 1) en 4), waarvan de laatste overigens niet vaststaat, zijn, ook tezamen genomen, onvoldoende voor het beroep op de derogerende werking van redelijkheid en billijkheid.