ECLI:NL:HR:2006:AU9239
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- R. Herrmann
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Wijziging geslachtsnaam van een minderjarig kind in het kader van het familierecht
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarig kind over de wijziging van de geslachtsnaam van het kind. De moeder heeft bij de rechtbank te Rotterdam verzocht om de geslachtsnaam van het kind te wijzigen naar die van de vader, nadat het vaderschap van de man was vastgesteld. De rechtbank heeft in een eerdere beschikking bepaald dat het kind de geslachtsnaam van de man zal dragen. De man heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof, dat de beschikking van de rechtbank heeft vernietigd en het verzoek van de moeder heeft afgewezen. De bijzondere curator heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beslissing van het hof.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de strikte toepassing van artikel 1:5 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat vereist dat ouders gezamenlijk moeten instemmen met de geslachtsnaam van hun kind, niet in strijd is met internationale verdragen zoals het IVRK en het EVRM. De Hoge Raad oordeelt dat het recht van een kind op een naam bij de geboorte niet betekent dat de rechter in geval van een geschil tussen ouders een belangenafweging moet maken. De wetgever heeft gekozen voor een systeem waarin de geslachtsnaam van het kind bij gebrek aan een gezamenlijke keuze van de ouders behouden blijft, en deze keuze valt binnen de beoordelingsvrijheid die het EVRM aan nationale wetgevers laat.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van de bijzondere curator en bevestigt de beslissing van het hof, waarbij het verzoek van de moeder om de geslachtsnaam van het kind te wijzigen is afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van de gezamenlijke instemming van ouders bij de naamgeving van hun kinderen en de grenzen van de rechterlijke beoordelingsvrijheid in dergelijke zaken.