Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
[achternaam man] ’aanvraag te doen voor de gecombineerde geslachtsnaam
[achternaam vrouw achternaam man] ’
[achternaam man achternaam vrouw] ’,
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 24 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van een vrouw om vervangende toestemming voor een gecombineerde geslachtsnaam voor haar minderjarige kind. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. D. van Empel, verzocht de rechtbank om toestemming om de geslachtsnaam van haar kind te wijzigen naar een combinatie van haar eigen achternaam en die van de vader, die vertegenwoordigd werd door advocaat mr. W.G.A. van Hoogstraten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders tot maart 2023 een affectieve relatie hebben gehad en dat zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen over hun kind, dat is geboren in 2020.
De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw afgewezen op grond van het feit dat er geen juridische grondslag bestaat voor het verzoek. De wetgeving omtrent geslachtsnamen, met name artikel 1:5 BW en de Wet Introductie Gecombineerde Geslachtsnaam (WIGG), vereist dat ouders gezamenlijk een keuze maken voor de geslachtsnaam van hun kind. Aangezien de ouders het niet eens konden worden over de geslachtsnaam, ontbrak de vereiste gemeenschappelijke verklaring. De rechtbank benadrukte dat het niet de bedoeling van de wetgever is dat geschillen over de geslachtsnaam aan de rechter worden voorgelegd, en dat de wet voorziet in een vangnetnorm die bepaalt welke geslachtsnaam het kind zal dragen in het geval van onenigheid.
De rechtbank concludeerde dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoek en dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, gezien de ex-partnerproblematiek die de communicatie tussen hen belemmert. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A.E.M. Overkamp, kinderrechter, en de griffier was mr. N.E. van Ginkel.