ECLI:NL:GHSHE:2025:1717

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
23/1871
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag BPM en toepassing koerslijst Xray

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). De rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verminderd. Belanghebbende had aangifte gedaan voor de registratie van een auto en een naheffingsaanslag ontvangen van € 2.572. De inspecteur had de verschuldigde BPM vastgesteld op € 5.786, maar de rechtbank oordeelde dat belanghebbende een beroep mocht doen op de koerslijst van Eurotaxglass’s. In hoger beroep heeft belanghebbende gesteld dat de inspecteur ten onrechte de schade aan de auto niet in aanmerking heeft genomen en dat de koerslijst van Xray moet worden gehanteerd. Het hof heeft vastgesteld dat de inspecteur geen verweerschrift heeft ingediend en dat de zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2025. Het hof heeft de schade aan de auto beoordeeld en geconcludeerd dat deze als normale gebruiksschade moet worden aangemerkt. Het hof heeft ook geoordeeld dat belanghebbende een beroep kan doen op de koerslijst van Xray, en dat de historische nieuwprijs van de auto correct is vastgesteld. De naheffingsaanslag is verminderd tot € 2.302 en de kostenvergoeding voor de bezwaarfase is vastgesteld op € 1.294. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, met uitzondering van de beslissing over het griffierecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 23/1871
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 15 december 2023, nummer BRE 22/2299, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft geen verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
1.6.
De inspecteur heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar belanghebbende.
1.7.
De zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
1.8.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
1.9.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 18 juni 2019 aangifte gedaan ter zake van de registratie van een [merk auto] met VIN-nummer [nummer] (hierna: de auto) naar een te betalen bedrag aan BPM van € 3.214. Belanghebbende heeft de auto gekocht voor € 34.219,74.
2.2.
Bij de aangifte is een taxatieverslag gevoegd van [bedrijf] van 11 juni 2019. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 35.352. De taxateur heeft een bedrag van € 15.619,19 op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is vastgesteld op € 19.732,81.
2.3.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Dienst Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een taxatierapport van 27 juni 2019. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld aan de hand van een koerslijst van Xray op € 36.524. De hertaxateur heeft geen aanleiding gezien om een waardevermindering wegens schade in aanmerking te nemen.
2.4.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde BPM moet worden vastgesteld op € 5.786. Met dagtekening 10 december 2021 is aan belanghebbende voor de auto een naheffingsaanslag opgelegd van € 2.572 aan verschuldigde BPM vermeerderd met € 17 aan belastingrente.
2.5.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat belanghebbende een beroep mocht doen op de koerslijst van Eurotaxglass’s met toepassing van de correctie markt- en dealersituatie. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 2.453 en de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig verminderd. Daarnaast is de inspecteur veroordeeld tot betaling van de (proces)kosten aan belanghebbende en tot vergoeding van het griffierecht aan belanghebbende.
2.6.
Het hof heeft ter zitting een intern beleidsstuk dat de gemachtigde heeft overgelegd in een andere zaak die op 21 mei 2025 op zitting is behandeld, te weten de zaak met nummer 24/113, voorgehouden aan de inspecteur. In de e-mail met het onderwerp ‘Terugkoppeling platform koerslijsten en beleid m.b.t. toepassen koerslijsten’ van 15 april 2024 staat het volgende:
“In de eerste plaats betreft dit de gesprekken met de koerslijstproviders. Tijdens het platform koerslijsten zijn pleitnota’s overgelegd waarin onder andere het standpunt is ingenomen dat de koerslijst niet toegepast kan worden omdat deze niet op daadwerkelijke handelstransacties is gebaseerd. Graag willen wij erop wijzen dat dit standpunt ingaat tegen het beleid van de Belastingdienst en derhalve niet ingenomen mag worden.
(…)
Inmiddels hebben (…) ook individuele gesprekken gevoerd met de 4 koerslijstproviders. Deze gesprekken krijgen binnenkort een vervolg waarbij dan wederom een aantal concrete voertuigen zullen worden besproken, met voor ons niet verklaarbare grote verschillen tussen de inkoopwaarde en de koerslijstwaarde en tussen de koerslijstwaarden onderling. Doel is om hier gezamenlijk met de providers grip op te krijgen. Dit wijzigt echter (vooralsnog) niet ons beleid ten aanzien van de erkenning van de koerslijst van X-Ray, Autotelex, Eurotax en ANWB. In een volgend LVO komen de uitkomsten van de gesprekken aan de orde, ook in relatie tot het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:1666) over het gebruik van de koerslijst voor niet-courante voertuigen.
Vanzelfsprekend is het wel van belang om goed te blijven beoordelen of de koerslijst daadwerkelijk overeenkomt met het voertuig uit de aangifte en of er sprake is van verdergaande afwijkingen dan in relatief en absolute zin geringe afwijkingen in CO2-uitstoot (dergelijke kleine verschillen verhinderen toepassing van de koerslijst immers niet). In eerdere gesprekken gaven koerslijstproviders ook aan dat verschillen vaak zijn terug te voeren op onjuist gebruik van de koerslijsten door gebruikers daarvan.
(…)”

3.Geschil en conclusies van partijen

3.1.
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Dient de handelsinkoopwaarde van de auto verminderd te worden in verband met aanwezige schade aan de auto?
II. Mag de inspecteur het beroep van belanghebbende op de koerslijst van Xray verwerpen?
III. Heeft de inspecteur de historische nieuwprijs tot het juiste bedrag vastgesteld?
IV. Heeft belanghebbende recht op een hogere vergoeding voor de kosten van bezwaar?
3.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vernietiging van de naheffingsaanslag. Subsidiair concludeert belanghebbende tot vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 2.302. Meer subsidiair concludeert belanghebbende tot vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 2.382. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
3.3.
Belanghebbende heeft ter zitting uitdrukkelijk en ondubbelzinnig bevestigd dat toepassing van de herleidingsmethode niet meer in geschil is.

4.Gronden

Ten aanzien van het geschil
I.
Waardevermindering wegens schade
4.1.
Het hof stelt voorop dat de verschuldigde BPM met betrekking tot gebruikte personenauto’s wordt berekend met inachtneming van een vermindering. [1] Deze vermindering is de afschrijving, uitgedrukt in procenten van de som van de catalogusprijs en de BPM op het tijdstip waarop de auto voor het eerst in gebruik is genomen. [2] De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de toepasselijkheid en de omvang van die vermindering rusten op de belastingplichtige. [3] De vermindering heeft tot doel om bij de heffing van BPM ter zake van gebruikte personenauto’s rekening te houden met een (bij benadering) reële waardedaling van het desbetreffende voertuig. [4]
4.2.
De wet- en regelgever heeft voorzien in drie methoden waaruit - met inachtneming van bepaalde voorwaarden - kan worden gekozen om die reële waardedaling aannemelijk te maken, namelijk door een verwijzing naar een in de handel algemeen toegepaste koerslijst voor de inkoop van gebruikte motorrijtuigen door wederverkopers in Nederland, onder overlegging van een kopie van de passage uit die koerslijst waaraan de toegepaste afschrijving is ontleend, ofwel door een verklaring van een onafhankelijke, erkende taxateur dat de in het taxatierapport opgegeven waarde door hem naar waarheid is vastgesteld aan de hand van een gedegen fysieke opname van het motorrijtuig, onder vermelding van datum, begin- en eindtijd van deze fysieke opname en naam, adres en woonplaats van degene die de taxatie feitelijk heeft verricht. Indien de belastingplichtige geen gebruik maakt van één van de hiervoor bedoelde opgaven, wordt de afschrijving bepaald aan de hand van de in artikel 8, lid 5, Uitvoeringsregeling BPM voorziene afschrijvingstabel. Hetgeen hiervoor onder 4.1 is overwogen brengt mee dat de belastingplichtige die kiest voor één van die methodes, in geval van gemotiveerde betwisting door de inspecteur, de feiten aannemelijk dient te maken die meebrengen (a) dat die methode in zijn geval mag worden toegepast en (b) dat toepassing van die methode leidt tot de door hem verdedigde waardedaling. [5]
4.3.
Normale gebruiksschade kan niet in mindering gebracht worden op de handelsinkoopwaarde van de auto. Op grond van artikel 2, aanhef en letter c, Wet BPM dient onder normale gebruiksschade te worden verstaan slijtage en kleine beschadigingen die ontstaan door gebruik van een voertuig en die passen bij de leeftijd en kilometrage van het voertuig. Te denken valt hierbij aan slijtage aan motor en banden of kleine beschadigingen zoals steenslag, krasjes en kleine deuken.
4.4.
Volgens belanghebbende had de inspecteur bij het opleggen van de naheffingsaanslag rekening moeten houden met de schade aan de auto. Met name de velgen zijn volgens belanghebbende ernstig beschadigd.
4.5.
Ten aanzien van de gestelde schade heeft het hof de in beide taxatierapporten opgenomen foto’s en schadecalculaties uitgebreid bestudeerd. Het hof is van oordeel dat de gepresenteerde schade is aan te merken als normale gebruikssporen, mede in acht genomen de leeftijd van de auto (ruim twee jaar) en het aantal gereden kilometers (58.313 kilometer). Belanghebbende heeft, gelet op de gemotiveerde betwisting van de inspecteur, niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van meer dan normale gebruiksschade. Het hof heeft in dat kader mede belang gehecht aan de hoogte van de door belanghebbende betaalde prijs voor de auto.
II.
Handelsinkoopwaarde
4.6.
Belanghebbende stelt zich subsidiair op het standpunt dat de koerslijst van Xray waarin de juiste CO2-uitstoot is ingevuld moet worden gehanteerd. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende ter zitting bij de rechtbank uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft verklaard dat zij zich aansluit bij de koerslijst van Eurotaxglass's. Volgens de inspecteur kan belanghebbende daarom in hoger beroep geen beroep meer doen op de koerslijst van Xray.
4.7.
Het hof is van oordeel dat belanghebbende niet uitdrukkelijk en ondubbelzinnig haar standpunt met betrekking tot de koerslijst van Xray heeft prijsgegeven. Ter zitting bij de rechtbank heeft belanghebbende in het kader van haar meer subsidiaire standpunt verklaard dat zij zich met betrekking tot de historische nieuwprijs en de handelsinkoopwaarde aansluit bij de koerslijst van Eurotaxglass’s van de inspecteur. Echter heeft belanghebbende primair een beroep gedaan op de koerslijst van Xray minus schade. Zodoende heeft belanghebbende niet uitdrukkelijk en ondubbelzinnig verklaard dat zij zich neerlegt bij de koerslijst van Eurotaxglass’s en daarmee afstand gedaan van de koerslijst van Xray.
4.8.
De inspecteur heeft een beroep gedaan op interne compensatie, indien het hof de inspecteur niet volgt in zijn standpunt dat belanghebbende haar standpunt met betrekking tot de koerslijst van Xray heeft prijsgegeven. Volgens de inspecteur moet voor de vaststelling van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat worden uitgegaan van de aankoopprijs door belanghebbende vermeerderd met de verschuldigde BPM op basis van het taxatierapport, de naheffingsaanslag BPM en de verschuldigde btw, te weten € 47.191. Subsidiair verzoekt de inspecteur het hof om de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat in goede justitie vast te stellen.
4.9.
Eén van de drie methoden om een reële waardedaling aannemelijk te maken is door een verwijzing naar een in de handel algemeen toegepaste koerslijst voor de inkoop van gebruikte motorrijtuigen door wederverkopers in Nederland, onder overlegging van een kopie van de passage uit die koerslijst waaraan de toegepaste afschrijving is ontleend. Belanghebbende heeft een koerslijst overgelegd van Xray. De koerslijsten van Xray worden in de handel algemeen toegepast en aanvaard. Dat de koerslijsten van Xray worden erkend wordt bevestigd door het interne beleid van de Belastingdienst (zie onderdeel 2.6). Dit zou slechts anders zijn indien onjuiste gegevens zijn ingevoerd in de betreffende koerslijst. De inspecteur heeft daarover niets concreets gesteld. Het enkele feit dat de aankoopprijs hoger is dan de waarde die volgt uit de koerslijst van Xray betekent niet dat de koerslijst niet meer kan worden toegepast. Ook dit volgt uit het interne beleid van de Belastingdienst. Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat belanghebbende een beroep kan doen op de koerslijst van Xray.
III.
Historische nieuwprijs
4.10.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de historische nieuwprijs moet worden vastgesteld op € 94.074. Belanghebbende heeft deze berekening gemaakt door de netto catalogusprijs, de btw en de historische bruto BPM bij elkaar op te tellen.
4.11.
Uit de arresten van de Hoge Raad van 22 december 2023 [6] leidt het hof af dat bij het bepalen van de historische nieuwprijs moet worden uitgegaan van de CO2-uitstoot van de ingevoerde auto en niet van de CO2-uitstoot van de referentieauto. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende. De inspecteur heeft ter zitting verklaard dat de berekening van belanghebbende van de historische nieuwprijs juist is. Het hof zal derhalve de berekeningen van belanghebbende volgen.
4.12.
De historische nieuwprijs van de auto komt, uitgaande van de netto catalogusprijs van € 65.834, de daarover verschuldigde 21% btw van € 13.825 en de Bruto BPM van € 14.415, uit op € 94.074. De verschuldigde BPM bedraagt dan € 5.516. De naheffingsaanslag moet op basis van het voorgaande worden verminderd met € 270 tot € 2.302.
IV.
Kosten bezwaarfase
4.13.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de rechtbank bij de vaststelling van de vergoeding voor de kosten van bezwaar ten onrechte het lage tarief van € 296 per punt heeft gehanteerd.
4.14.
Deze klacht is eveneens gegrond. De rechtbank heeft de vergoeding voor de kosten van bezwaar vastgesteld op (2 punten [7] x € 296 x wegingsfactor 1 is) € 592. Dit bedrag is begrepen in het in het dictum genoemde bedrag aan proceskosten van € 2.266. Zoals de Hoge Raad in het arrest van 12 juli 2024 [8] heeft geoordeeld moet punt 1 van onderdeel B2 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) buiten toepassing blijven. De regelgever heeft immers het verschil in vergoeding van de kosten voor de bezwaarfase tussen belastingzaken en overige zaken onvoldoende onderbouwd. Het hof zal daarom een vergoeding voor de kosten voor de bezwaarfase vaststellen naar het hoge tarief van € 647 per punt (tarief 2025). Het hof ziet geen aanleiding om af te wijken van de wegingsfactor 1 die door de rechtbank is gehanteerd. De te vergoeden kosten van bezwaar bedragen dan (2 punten x € 647 x wegingsfactor 1 is) € 1.294. Het hof beantwoordt vraag (IV) bevestigend.
Tussenconclusie
4.15.
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.16.
De inspecteur dient aan belanghebbende het bij het hof betaalde griffierecht van € 548 te vergoeden, omdat de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd.
Ten aanzien van de proceskosten
4.17.
Het hof veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep.
4.18.
Het hof stelt deze tegemoetkoming op 2 (punten) [9] x € 907 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 1.814.
4.19.
Gelet op hetgeen onder 4.14 is overwogen stelt het hof de kostenvergoeding voor de bezwaarfase opnieuw vast op € 1.294. Omdat de rechtbank het bedrag van de kostenvergoeding voor bezwaar en de proceskostenvergoeding voor het beroep in één bedrag in het dictum heeft genoemd, zal het hof de proceskostenvergoeding voor het beroep eveneens opnieuw vaststellen naar de huidige tarieven. [10] Het hof ziet daarbij geen aanleiding om af te wijken van de wegingsfactor 1 die door de rechtbank is gehanteerd. Het hof stelt de tegemoetkoming in beroep aldus op 2 (punten) [11] x € 907 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 1.814.

5.Beslissing

Het hof:
  • verklaart het hoger beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de beslissing over het griffierecht;
  • vermindert de naheffingsaanslag naar een bedrag van € 2.302;
  • vermindert de beschikking belastingrente evenredig;
  • veroordeelt de inspecteur in de kosten van het bezwaar van € 1.294, onder verrekening van het reeds uitbetaalde bedrag;
  • veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij de rechtbank van € 1.814, onder verrekening van het reeds uitbetaalde bedrag;
  • veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij het hof van € 1.814;
  • bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het hoger beroep bij het hof van € 548 vergoedt.
De uitspraak is gedaan door T.A. Gladpootjes, raadsheer, in tegenwoordigheid van E. Royakkers, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025 en een afschrift van de uitspraak is op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst.
De griffier, De raadsheer,
E. Royakkers T.A. Gladpootjes
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Artikel 10, lid 1, Wet BPM.
2.Artikel 10, lid 2, Wet BPM.
3.Hoge Raad 17 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:63, r.o. 2.3.3.
4.Hoge Raad 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:323, r.o. 3.1.2.
5.Hoge Raad 20 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:640, r.o. 3.2.4.
7.1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, zie Bpb.
8.Hoge Raad 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060.
9.1 punt voor beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, zie Besluit proceskosten bestuursrecht, zie Bpb.
10.Vgl. Hoge Raad 1 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1665.
11.1 punt voor het hoger beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, zie Bpb.