ECLI:NL:HR:2023:1665
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 16 augustus 2022. De zaak betreft een geschil over een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk voor het jaar 2019. Belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting in eerste aanleg. Het Hof oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden en kende belanghebbende een vergoeding toe, maar veroordeelde ook de heffingsambtenaar in de proceskosten voor de bezwaarfase, beroep en hoger beroep.
De Hoge Raad heeft de klacht van de heffingsambtenaar beoordeeld, die stelde dat er geen plaats was voor een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de uitspraak op bezwaar volledig in stand was gebleven. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht slaagde, verwijzend naar een eerder arrest van 20 maart 2015, waarin werd vastgesteld dat er geen aanleiding is voor een vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten als de uitspraak op bezwaar volledig in stand blijft. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof voor zover deze betrekking had op de beslissing omtrent de proceskosten en veroordeelde de heffingsambtenaar in de kosten van belanghebbende voor de gedingen voor het Hof en de Rechtbank, vastgesteld op € 837 per proceshandeling.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op 1 december 2023.