Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
[verdachte] jonge, gewoon in brand gestoken’.
Gevangenisstraf
- een GGZ behandelplan d.d. 11 mei 2017,
- een brief van de GGZ aan de huisarts d.d. 9 januari 2018,
- een brief van de GGZ aan de huisarts d.d. 6 november 2018,
- een rapportage na intake d.d. 27 november 2018,
- een e-mailbericht van GZ-psycholoog drs. Ameling d.d. 1 oktober 2021, met als bijlagen het eindverslag opgesteld door de heer Liere en het voorgangsoverzicht betreffende de behandeling van verdachte in de penitentiaire inrichting, en
- een brief van drs. Ameling d.d. 4 oktober 2021 en de aangepaste versie van deze brief d.d. 8 oktober 2021.
- materiële schadevergoeding: € 510.498,25
- shockschadevergoeding: € 40.000,00
- affectieschadevergoeding: € 20.000,00
- materiële schadevergoeding: € 1.105,26
- shockschadevergoeding: € 40.000,00
- affectieschadevergoeding: € 20.000,00
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) jaren.
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
€ 570.498,25(vijfhonderdzeventigduizend vierhonderdachtennegentig euro en vijfentwintig cent) bestaande uit
€ 510.498,25 (vijfhonderdtienduizend vierhonderdachtennegentig euro en vijfentwintig cent) aan
materiële schadeen
€ 60.000,00(zestigduizend euro) aan
immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
de verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het bewezenverklaarde
een bedrag te betalenvan
€ 570.498,25(vijfhonderdzeventigduizend vierhonderdachtennegentig euro en vijfentwintig cent) bestaande uit
€ 510.498,25(vijfhonderdtienduizend vierhonderdachtennegentig euro en vijfentwintig cent) aan
materiële schadeen
€ 60.000,00(zestigduizend euro) aan
immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
gijzelingop ten hoogste
330(driehonderddertig)
dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- 8 april 2019 over een bedrag van € 44,56 ter zake van reiskosten,
- 24 mei 2019 over een bedrag van € 9.254,95 ter zake van uitvaartkosten,
- 31 december 2019 over een bedrag van € 242,94 ter zake van eigen risico zorgkosten,
- 1 januari 2020 over een bedrag van € 550,80 ter zake van lichttherapie
- 9 maart 2020 over een bedrag van € 2.420,00 ter zake van expertisekosten, en
- 1 januari 2021 over een bedrag van € 497.985,00 ter zake van verlies aan inkomen,
immateriële schadeop 8 april 2019.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
€ 61.105,26(eenenzestigduizend honderdvijf euro en zesentwintig cent) bestaande uit
€ 1.105,26(duizend honderdvijf euro en zesentwintig cent) aan
materiële schadeen
€ 60.000,00(zestigduizend euro) aan
immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
de verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het bewezenverklaarde
een bedrag te betalenvan
€ 61.105,26(eenenzestigduizend honderdvijf euro en zesentwintig cent) bestaande uit
€ 1.105,26(duizend honderdvijf euro en zesentwintig cent) aan
materiële schadeen
€ 60.000,00(zestigduizend euro) aan
immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
gijzelingop ten hoogste
35(vijfendertig)
dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
immateriële schadeop 8 april 2019.
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 februari 2018, parketnummer 02-800104-17, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
10(tien)
maanden.