ECLI:NL:HR:2003:AF0690
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- A.G. Pos
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schadevergoeding en tuchtrecht voor notarissen
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], de notaris en de maatschap gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam, waarbij hij schadevergoeding vorderde wegens onrechtmatig handelen. De vorderingen van [eiser] werden door de Rechtbank afgewezen in een vonnis van 12 maart 1998. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waar zijn eis werd gewijzigd en vermeerderd. Het Hof heeft de vermeerdering van eis op bepaalde onderdelen toegestaan, maar heeft uiteindelijk het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd in een arrest van 16 november 2000. Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld, waarbij de notaris en de maatschap verstek hebben laten verlenen.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 januari 2003 geoordeeld dat het wettelijk tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren, zoals notarissen, niet primair is bedoeld om civielrechtelijke aansprakelijkheid vast te stellen. De Hoge Raad benadrukt dat de kosten van een tuchtprocedure niet kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de notaris en de maatschap op nihil zijn begroot.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De zaak illustreert de scheiding tussen tuchtrecht en civiel recht, en hoe deze twee rechtsgebieden elkaar kunnen beïnvloeden, maar niet direct met elkaar verweven zijn. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de rol van tuchtrecht in de beroepsuitoefening van notarissen en de gevolgen voor schadevergoeding in civiele procedures.