ECLI:NL:GHSHE:2020:1627

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
20-000573-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van schending van het ambtsgeheim door politieambtenaar en betrokkenheid van derden in criminele activiteiten

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij het schenden van het ambtsgeheim door een politieambtenaar. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1970, werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk schenden van een geheim, waarvan hij wist dat het uit hoofde van ambt en wettelijk voorschrift verplicht was om het te bewaren. De politieambtenaar, [medeverdachte 1], had vertrouwelijke informatie uit politiesystemen verstrekt aan de verdachte en andere medeverdachten, wat leidde tot een schending van de integriteit van de politieorganisatie. Het hof oordeelde dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in het faciliteren van deze schending door zijn woning beschikbaar te stellen voor ontmoetingen en het verbergen van vertrouwelijke informatie. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan gewoontewitwassen, omdat hij aanzienlijke contante bedragen had verworven zonder legale bronnen van inkomsten. Het hof legde een gevangenisstraf van drie jaar op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de in beslag genomen goederen verbeurd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000573-18
Uitspraak : 4 mei 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 19 februari 2018 in de strafzaak met parketnummer 01-880195-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1970,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan hem onder 1 primair en subsidiair, 3, 4, 5 primair en subsidiair, 6 en 7 ten laste is gelegd.
Het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep is blijkens de appelakte gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
Uit het vorenstaande volgt, dat het vonnis in zijn geheel aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep, zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd onder feit 1, 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6 en 7 en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft tevens de gevangenneming van verdachte gevorderd. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof beslist conform de beslissingen van de rechtbank.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit voor het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde. Met betrekking tot feit 1 subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voor wat betreft het onder feit 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Voorts heeft de verdediging zich betoogd dat de wijziging tenlastelegging voor wat betreft feit 6 en 7, in eerste aanleg ten onrechte is toegestaan. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de Meervoudige kamer.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste
aanleg – ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 29 september 2015 te Eindhoven en/of Utrecht en/of Veldhoven en/of Weert en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een geheim, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat hij en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn/hun ambt (namelijk het ambt van politieagent) en/of wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en/of artikel 7 Wet Politiegegevens) verplicht was/waren het te bewaren, opzettelijk heeft/hebben geschonden (telkens) door in een of meer politiesystemen (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) te bevragen en/of door (vervolgens) (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) uit een of meer politiesystemen op (een) gegevensdrager(s) en/of in (een) document(en) te plaatsen en/of (naar zichzelf) te mailen en/of te exporteren en/of door (vervolgens) (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) uit een of meer politiesystemen aan daartoe niet-gerechtigde personen te verstrekken en/of te openbaren;
Subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of een of meer andere personen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 29 september 2015 te Eindhoven en/of Utrecht en/of Veldhoven en/of Weert en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een geheim, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat hij en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn/hun ambt (namelijk het ambt van politieagent) en/of wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en/of artikel 7 Wet Politiegegevens) verplicht was/waren het te bewaren, opzettelijk heeft/hebben geschonden (telkens) door in een of meer politiesystemen (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) te bevragen en/of door (vervolgens) (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) uit een of meer politiesystemen op (een) gegevensdrager(s) en/of in (een) document(en) te plaatsen en/of (naar zichzelf) te mailen en/of te exporteren en/of door (vervolgens) (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) uit een of meer politiesystemen aan daartoe niet-gerechtigde personen te verstrekken en/of te openbaren, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 29 september 2015 te Eindhoven en/of Utrecht en/of Veldhoven en/of Weert en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) persoonsgegevens en/of informatie te verschaffen over (te bevragen) personen en/of informatie over (te bevragen) opsporingsonderzoeken en/of door die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) (ten behoeve van en/of met het oog op diens/hun bevragingen) te voorzien van eventuele zoektermen en/of door (vervolgens) (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) uit een of meer politiesystemen aan te horen en/of aan te nemen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 29 september 2015 te Eindhoven en/of Utrecht en/of Veldhoven en/of Weert en/of Liempde en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een politieambtenaar (namelijk [medeverdachte 1] ) een of meer giften (namelijk een of meer geldbedragen) heeft gedaan en/of aangeboden met het oogmerk hem te bewegen om (in strijd met zijn plicht) in zijn bediening iets te doen en/of ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem (in strijd met zijn plicht) in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan (namelijk (telkens) het verstrekken en/of openbaren van (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) uit een of meer politiesystemen aan daartoe niet-gerechtigde personen);
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 29 september 2015 te Eindhoven en/of Utrecht en/of Weert en/of Veldhoven en/of (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven (namelijk begunstiging, schending van ambtsgeheimen, computervredebreuk en/of ambtelijke omkoping);
4.
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2013 tot en met 1 september 2015 te Veldhoven en/of te Eindhoven en/of te Asten en/of te Son en/of te Veghel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, voorwerpen, te weten geldbedragen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten geldbedragen, gebruik heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- telkens contante geldbedragen (tot een totaalbedrag van 88.320,- euro) gestort op een bankrekening die op zijn, verdachtes, naam was gesteld en/of (vervolgens) met die bedragen betalingen verricht, en/of
- telkens contante geldbedragen (tot een totaalbedrag van 13.808,53 euro) betaald voor de huur van auto's bij het bedrijf [bedrijf 1] en/of bij het bedrijf [bedrijf 2] en/of
- een bedrag van 2.534,14 euro per moneytransfer overgemaakt naar [bedrijf 10] B.V., terwijl hij wist dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf,
en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
5.
Primair
hij op of omstreeks 29 september 2015, te Veldhoven, althans in Nederland, van (een) voorwerp(en), te weten geldbedragen (met een totaalbedrag van 235.140,- euro), de werkelijke aard, de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten die geldbedragen, was, en/of die geldbedragen voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 29 september 2015, te Veldhoven, althans in Nederland, (een)
voorwerp(en), te weten geldbedragen (met een totaalbedrag van 235.140,- euro), heeft
verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat/die voorwerp(en) geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
6.
hij op of omstreeks 29 september 2015 te Veldhoven, al dan niet opzettelijk, een of meer radiozendapparaten, te weten drie multiband jammers, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radiozendapparaten op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend;
7.
hij op of omstreeks 29 september 2015 te Veldhoven een reisdocument, te weten een identiteitskaart op naam van [naam/getuige] , en/of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een rijbewijs op naam van [naam/getuige] , waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat voornoemd reisdocument en/of identiteitsbewijs vals of vervalst was/waren, voorhanden heeft gehad, bestaande die valsheid en/of vervalsing er uit dat
- op die identiteitskaart en/of op dat rijbewijs de persoonsgegevens van die [naam/getuige] waren vermeld, terwijl deze was/waren voorzien van een pasfoto van hem, verdachte, en/of
- voornoemde documenten qua detaillering, toegepaste basismateriaal en gebruikte productie- en beveiligingstechnieken niet overeen komen met originele door de autoriteiten van Nederland afgegeven documenten van dit/deze model(len) en/of
- de aangebrachte ondergrondbedrukking is aangebracht middels een printtechniek, terwijl originele door de Nederlandse autoriteiten afgegeven documenten van dit/deze model(len) wordt/worden aangebracht middels een druktechniek.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van feit 2, 3 en 5 primair
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat de verdachte het onder 2, 3 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.

Vrijspraak feit 2

Onder feit 2 is bij verdachte de omkoping van medeverdachte [medeverdachte 1] ten laste gelegd.
Het hof leidt uit het beschikbare dossier de volgende feiten en omstandigheden af.
Onder feit 1 heeft het hof bewezen verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] geheime politie-informatie heeft opgevraagd in Blue View en deze gegevens heeft verstrekt aan daartoe niet
gerechtigde derden. In sommige gevallen betrof dit (hoofd)verdachten in grootschalige
opsporingsonderzoeken.
Het ligt voor de hand te veronderstellen dat [medeverdachte 1] voor de bewezen diensten is betaald.
Strafrechtelijk bewijs dient echter niet te zijn gebaseerd op vermoedens en
veronderstellingen, maar op wettige bewijsmiddelen. Naar het oordeel van het hof is
er onvoldoende wettig bewijs dat [medeverdachte 1] geld heeft ontvangen voor het verstrekken van
de politie-informatie om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. [medeverdachte 1] heeft
zich beroepen op zijn zwijgrecht, er zijn geen verklaringen van verdachte of medeverdachten die hem, [medeverdachte 1] , op dit punt belasten en ook de ingezette bijzondere opsporingsmiddelen hebben geen bewijs van betaling of het aanbieden van geldbedragen opgeleverd. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van de onder feit 2 ten laste gelegde omkoping van een ambtenaar.

Vrijspraak feit 3

Onder 3 wordt verdachte verweten dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die – kort gezegd – tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten begunstiging, schending van ambtsgeheimen, computervredebreuk en/of ambtelijke omkoping.
Het hof stelt het volgende voorop. In de eerste plaats moet kunnen worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie. Onder een organisatie moet worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één ander persoon. Dit samenwerkingsverband kan daarbij bijvoorbeeld ook bestaan uit een natuurlijk persoon en een rechtspersoon (vgl. ECLI:NL:HR:1993:AD1974 en HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378). Het moet in ieder geval gaan om een duurzaam, min of meer gestructureerd samenwerkingsverband, dat als eenheid kan opereren (vgl. HR 26 juni 1984, NJ 1985, 92 en HR 26 november 1985, NJ 1986, 389). Een dergelijk samenwerkingsverband kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Er is reeds sprake van een dergelijke organisatie wanneer één persoon met minimaal één of meer anderen voor een door hen gesteld doel samenwerken. Het optreden als eenheid is geen absolute voorwaarde, terwijl de juridische status van het samenwerkingsverband niet relevant is. Ook hoeft er geen sprake te zijn van formeel afgebakende taken, maar het samenwerkingsverband moet wel meer dan een incidenteel karakter hebben (vgl. HR 16 oktober 1990, NJ 1991, 442 en HR 10 juli 2001, NJ 2001, 687). Van een duurzaam, min of meer gestructureerd samenwerkingsverband kan al blijken als er gedurende een vaste periode door bepaalde personen volgens een vast patroon wordt samengewerkt. Niet noodzakelijk is daarbij dat het enkel steeds dezelfde personen betreft, wel dient er sprake te zijn van een vaste kern (vgl. HR 29 januari 1991, NJB 1991, 50). Ook is in dezen niet vereist dat al de personen van de organisatie onderling met elkaar samengewerkt hebben of bekend waren met de andere deelnemers aan de organisatie en hun bezigheden voor die organisatie (vgl. HR 9 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ8470 en HR 22 januari 2008, NJ 2008, 72). Ten slotte hebben duurzaamheid en gestructureerdheid betrekking op het bestanddeel 'organisatie' en niet op 'deelneming', zodat ook een relatief korte bijdrage aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband strafbaar kan zijn.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen is voorts vereist dat de organisatie het oogmerk heeft van het plegen van een bepaald misdrijf of misdrijven. Het oogmerk betreft het naaste doel van de organisatie en niet dat van de verdachte/deelnemer aan de organisatie. Het oogmerk kan daarbij gericht zijn op een enkel, specifiek genoemd delict of meerdere delicten, maar een pluraliteit daarvan is noodzakelijk. Het oogmerk impliceert dat de betreffende misdrijven (of pogingen of voorbereidingen daartoe) nog niet hoeven te hebben plaatsgevonden (vgl. HR 13 oktober 1987, NJ 1988, 425). Voor het bewijs van het oogmerk kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de activiteiten die met dit doel worden verricht.
Tot slot moet worden vastgesteld of het handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als deelneming aan de organisatie. Van deelneming is in objectieve zin sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie (vgl. HR 18 november 1997, ECLI:NL:HR:ZD0858/NJ 1998, 225; HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:BW5161 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413). Beide vereisten zijn te beschouwen als nevengeschikt, maar zijn tevens onderling nadrukkelijk samenhangend.
Uit de bewijsmiddelen moet derhalve duidelijk worden dat de verdachte behoort tot de organisatie en dus niet enkel is te beschouwen als een sympathisant. Daarnaast moet sprake zijn van enige, naar buiten gerichte activiteit die in nauw verband staat met de misdrijven die de organisatie nastreeft. Deze activiteit kan bestaan uit het (mede)plegen van de misdrijven, maar kan ook bestaan uit het feitelijk verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet zo zeer zijn te kwalificeren als een strafbare vorm van daderschap, maar wel zijn aan te merken als bovenbedoeld een aandeel hebben in of ondersteuning van gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Niet is vereist derhalve dat de verdachte aan enig concreet misdrijf van de organisatie heeft deelgenomen.
Naast deze objectieve vereisten dient de verdachte in subjectieve zin in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie als oogmerk heeft het plegen van een of meer misdrijven. Wetenschap bij de verdachte in de vorm van voorwaardelijk opzet is op dit punt niet voldoende (vgl. HR 18 november 1997, LJN:ZD0858/NJ 1998, 225; HR 8 oktober 2002, 2002:AE5651/NJ 2003, 64 en HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9814). Niet is vereist derhalve dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op een door de organisatie beoogd concreet misdrijf.
Anders dan de rechtbank, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een organisatie in vorenbedoelde zin. Zoals hierna uit de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen zal blijken, heeft [medeverdachte 1] , naar het hof aanneemt uit financieel gewin, gedurende lange tijd zijn geheimhoudingsplicht geschonden, door geheime politie-informatie te verstrekken aan derden, die kennelijk geïnteresseerd waren in welke informatie de politie over hen had. [medeverdachte 1] kan derhalve worden gezien als verstrekker van informatie en die derden als afnemers van die informatie. Deze verhouding van verstrekker en afnemers levert naar het oordeel van het hof in het dossier zoals het thans aan het hof voorligt geen samenwerkingsverband op met een zekere duurzaamheid en structuur op tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en verdachte, dan wel een of meer andere personen. Uit het dossier komt naar voren dat [medeverdachte 1] informatie verzamelde over een groot aantal personen, waarvan verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] slechts een klein onderdeel vormden. Van een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie is naar de mening van het hof geen sprake.
Ook is volgens het hof geen sprake van deelneming in de zin van artikel 140 Sr. Van enige betrokkenheid van verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij informatieverzameling ten behoeve van anderen – bijvoorbeeld de twee in het dossier genoemde agenten die werkten onder dekmantel – waarbij zij a) behoren tot de organisatie/samenwerkingsverband, en b) een aandeel hebben in gedragingen, dan wel gedragingen ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie tot het plegen van misdrijven, is het hof niet gebleken. Het eventueel afnemen van informatie in de onderhavige zaak maakt naar het oordeel van het hof in die zin geen onderdeel uit van de tenlastegelegde deelneming als bedoeld in artikel 140 Sr.
[medeverdachte 1] kan derhalve worden gezien als de leverancier van informatie en die derden, zoals verdachte, als afnemers van die informatie. Deze verhouding van leverancier en afnemers levert naar het oordeel van het hof geen samenwerkingsverband op met een zekere duurzaamheid en structuur tussen verdachte en een of meer van zijn medeverdachten, maar was gericht op de informatieverstrekking van [medeverdachte 1] over en aan verdachte en medeverdachten. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde.

Vrijspraak feit 5 primair

Het hof acht, zoals hierna overwogen bij de bijzondere bewijsoverwegingen voor wat
betreft feit 5, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 5 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 4, 5 subsidiair, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
Primair
hij in de periode van 29 juli 2015 tot en met 29 september 2015 in Nederland telkens tezamen en in vereniging met een ander, een geheim, waarvan hij en zijn mededader wisten dat zijn mededader uit hoofde van zijn ambt (namelijk het ambt van politieagent) en wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en artikel 7 Wet Politiegegevens) verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden (telkens) door in politiesystemen (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) te bevragen en door (vervolgens) (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en opsporingsonderzoeken) uit een of meer politiesystemen op gegevensdragers en in documenten te plaatsen en te mailen en te exporteren en door (vervolgens) (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en opsporingsonderzoeken) uit een of meer politiesystemen aan daartoe niet-gerechtigde personen te verstrekken en te openbaren;
4.
hij in de periode van 10 januari 2013 tot en met 1 september 2015 in Nederland, voorwerpen, te weten geldbedragen, heeft voorhanden gehad, immers heeft hij, verdachte:
- telkens contante geldbedragen (tot een totaalbedrag van 88.320,- euro) gestort op een bankrekening die op zijn, verdachtes, naam was gesteld, en
- telkens contante geldbedragen (tot een totaalbedrag van 13.808,53 euro) betaald voor de huur van auto's bij het bedrijf [bedrijf 1] en bij het bedrijf [bedrijf 2] ., en:
- een bedrag van 2.534,14 euro per moneytransfer overgemaakt naar [bedrijf 10] B.V., terwijl hij wist dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
5.
Subsidiair
hij op 29 september 2015 te Veldhoven, voorwerpen, te weten geldbedragen (met een totaalbedrag van 235.140,- euro), voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
6.
hij op 29 september 2015 te Veldhoven opzettelijk radiozendapparaten, te weten drie multiband jammers, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radiozendapparaten op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend;
7.
hij op 29 september 2015 te Veldhoven een reisdocument, te weten een identiteitskaart op naam van [naam/getuige] , en een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een rijbewijs op naam van [naam/getuige] , waarvan hij wist dat voornoemd reisdocument en identiteitsbewijs vals waren, voorhanden heeft gehad, bestaande die valsheid er uit dat
- op die identiteitskaart en op dat rijbewijs de persoonsgegevens van die [naam/getuige] waren vermeld, terwijl deze waren voorzien van een pasfoto van hem, verdachte, en
- voornoemde documenten qua detaillering, toegepaste basismateriaal en gebruikte productie- en beveiligingstechnieken niet overeen komen met originele door de autoriteiten van Nederland afgegeven documenten van deze modellen, en
- de aangebrachte ondergrondbedrukking is aangebracht middels een printtechniek, terwijl originele door de Nederlandse autoriteiten afgegeven documenten van deze modellen worden aangebracht middels een druktechniek;
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummer(s), wordt/worden – tenzij anders vermeld – bedoeld paginanummer(s) van een proces-verbaal of geschrift uit het eindproces-verbaal Zijdehaai, met onderzoeksnummer 20150054 van de Rijksrecherche, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, bestaande uit een algemeen dossier (AD.00 en AD.01), een persoonsdossier (PD.01, PD.02, PD.03, PD.04 en PD.05) en een zaaksdossier (ZD.01, ZD.02 en ZD.03), met (per dossier) doorgenummerde pagina's.

Met betrekking tot feit 1 primair: medeplegen schending ambtsgeheim

(ZD.01, pagina’s 758-759)
Proces-verbaal van bevindingen van 21 mei 2015 op ambtseed opgemaakt door verbalisant
[verbalisant 1]:
Uit onderzoek (Bergaster) bleek dat de digitale administratie van verdachte [medeverdachte 5] en
[bedrijf 3] , [bedrijf 4] en [bedrijf 5] vermoedelijk waren opgeslagen in de zogenaamde
cloud omgeving. Deze omgeving wordt beheerd door de onderneming [bedrijf 11] ,
gevestigd te Tilburg.
Op woensdag werden deze gegevens door bovengenoemde onderneming aan het
onderzoeksteam verstrekt. In de digitale gegevens werd onder de mappen, Gezamenlijke
[bedrijf 6] , [bedrijf 3] , medewerkers persoonlijke map, [medeverdachte 5] , een map met de naam
'diversen' aangetroffen. In deze map werden een 15-tal PDF files aangetroffen welke waren
genaamd:
[medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] [medeverdachte 8] [medeverdachte 9]
[medeverdachte 2] [medeverdachte 12] [medeverdachte 13]
[medeverdachte 5] [medeverdachte 10] [medeverdachte 11]
[medeverdachte 2] sluipwesp [verdachte]
Deze PDF files (5000 pagina's) betroffen zogenaamde Blueview Registratie Export
documenten.
Deze documenten zijn gegenereerd medio juni 2013 door de gebruiker
[personeelsnummer].
Dit verbalisantennummer is gekoppeld aan politiemedewerker [medeverdachte 1] .
Op welke wijze [medeverdachte 5] in bezit is gekomen van deze 'politie' informatie/documenten is
onbekend, echter is het zeer onaannemelijk dat de verdachte [medeverdachte 5] deze informatie op
legale wijze heeft ontvangen. (zie ook AMB088)
(ZD.01 pagina’s 737-803)
DOC 001; proces-verbaal overdracht Afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten van 7 juli
2015, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3], inhoudende:
(ZD.01 pagina’s 747-751)
Verklaring [getuige]:
BlueView is een indexsysteem. Dat houdt in; daar vinden dumps plaat van diverse
politiesystemen, zoals BVO, Summ-IT, HKS, BVH, Luris, FIU. Van bijna alle
opsporingsinstanties van Nederland, Kmar, FIOD, politie, FIU. (pagina 747)
Opsporing Basis kan niveau 3 en 4 in zien en krijgt hit/no op niveau 5. (pagina 748)
Accounts Blue View zijn strikt persoonlijk en mag niet gedeeld worden. [personeelsnummer] heeft
een Blue view account vanaf 29-8-2011 om 10.18 uur. [personeelsnummer] had 20 abonnementen. De
gebruiker kan zelf een abonnement aanmaken. De info komt in zijn mailbox binnen.
[personeelsnummer] is de enige afnemer. Een abonnement verloopt standaard na 3 maanden, dan moet
je het verlengen. Een Blue View Registratie Export is een PDF file.
Relaas:
[medeverdachte 1] is werkzaam als generalist tactische recherche. Is sinds 26 januari 2009
werkzaam als zij-instromer niveau 4 (ZD.01 pagina 740). Hij is nog niet afgestudeerd op niveau 4. De bestanden uit de cloud van verdachte [medeverdachte 5] zijn op 25 en 28 juni 2013 geëxporteerd.
Op 25 en 28 juni 2013 registreerde [medeverdachte 1] bijzonder verlof. Hij registreerde op 25 juni
2013 zijn uren en hij stuurde op 25 juni 2013 te 15.10 en 15.13 uur twee mails vanaf zijn
emailadres
[emailadres 1]. Dit mailaccount is enkel te bereiken vanaf een
politielocatie, thuiswerkadres of vanaf een door de politie verstrekte mobiel telefoon. (ZD.01 pagina 741) Op 28 juni 2013 is er vanaf het mailaccount van [medeverdachte 1] omstreeks 12.24 een mail verstuurd. (ZD.01 pagina 794)
(ZD.01 pagina 742) In de cloud gegevens van [medeverdachte 5] aanwezig: map " [medeverdachte 6] ". [medeverdachte 6] is de hoofdverdachte in het onderzoek Gutenberg (augustus 2012 - oktober 2014).
Door [medeverdachte 1] is tussen 15 januari 2014 en 15 september 2014 tenminste 94 maal gezocht
op [medeverdachte 6] . De term Gutenberg werd 183 maal aangetroffen en de term [medeverdachte 6]
werd 94 maal aangetroffen in het bestand met bevragingen in Blue View. [medeverdachte 1] deed op
vier dagen bevragingen op de zoektermen en was ook in dienst. (ZD.01 pagina 744)
Op 13 mei 2014 om 21.54 uur is er vanuit de mailbox van [medeverdachte 1] een mail gestuurd naar
[emailadres 2] .nl, met als onderwerp óverlast'. Bij deze
mail is een PDF bestand gevoegd, 571 pagina's Blue View Registratie Export.
Op 7 november 2014 om 12.47 uur worden 6 PDF bestanden gestuurd, ongeveer 900
pagina's. Op 7 februari 2015 om 13.24 uur: 3 PDF bestanden, ongeveer 600 pagina's. (ZD.01 pagina 795-802).
(ZD.01 pagina’s 138-140)
AMB011 proces-verbaal van bevindingen van 23 september 2015, verbalisant [verbalisant 4] :
Verbalisant heeft het persoonsdossier van [medeverdachte 1] ingezien en schetst een tijdlijn van het
arbeidsverleden van [medeverdachte 1] .
21-11-2008 : geheimhouders verklaring DNR van de Landelijke Eenheid, getekend
door [medeverdachte 1] .
  • 15-12-2008 : verklaring van geen bezwaar voor functie aspirant DNR.
  • 12-2-2009 : brief aanstelling tot aspirant dd. 26-1-2009 en akte van aanstelling.
  • 22-4-2009 ambtseed ondertekend door [medeverdachte 1] .
  • 13-7-2010 : aanstellingsbrief Generalist Tactische Recherche.
  • 28-7-2011 : verlenging proeftijd tot en met 31-1-2012
  • 14-10-2011 : weigering verklaring van geen bezwaar aan Hoofd Bureau Veiligheid
& Integriteit KLPD.
19-10-2011 : brief weigering verklaring van geen bezwaar van BV &I naar
personeelszaken DNR.
  • 31-1-2012 : einde verlenging proeftijd.
  • 1-2-2012 : vaste aanstelling NR
  • 24-4-2013 : wijziging aanstelling tijdelijke dienst met proeftijd in een vast
dienstverband met terugwerkende kracht tot 1-2-2012.
Wat de exacte werkzaamheden van [medeverdachte 1] zijn bij de Landelijke Eenheid Dienst Infra is
niet geheel duidelijk geworden.
DOC 001: (zie hierboven)
(ZD.01 pagina 740) [medeverdachte 1] was achtereenvolgens bij de Landelijke Eenheid, Dienst Verkeer in Maasbracht werkzaam (2013) en sinds 2014 bij de Dienst Infrastructuur, locatie Croeselaan Utrecht.
(ZD.01 pagina’s 138-140)
AMB.011 proces-verbaal van bevindingen arbeidsverleden [medeverdachte 1] d.d. 23 september 2015 op ambtsbelofte door verbalisant [verbalisant 4] :
(pagina 140) [medeverdachte 1] is als zij-instromer in 2009 gestart met een opleiding aan de politieacademie. Dit betreft een duale opleiding op niveau 4. [medeverdachte 1] heeft deze opleiding ten tijde van de opmaak van dit proces-verbaal recentelijk moeten afronden. [medeverdachte 1] moest van de Politieacademie vóór 1 september 2015 afgestudeerd zijn en zijn studie vóór 1 januari 2016 volledig afgerond hebben. Er heeft al een uitstel plaats gevonden voor het behalen van zijn diploma, plus 2 maanden extra voor het behalen van voldoendes voor zijn examen (laatste verlenging 4e kwartaal 2014).
De Politieacademie wil hem echter GEEN uitstel meer geven (blijkens een gesprek met zijn
studiebegeleidster van de Politieacademie d.d. 18 augustus jl). Indien [medeverdachte 1] had aangegeven begin september zijn examen te willen afleggen, zou hem de mogelijkheid gegeven zijn alsnog examen te doen. Maar nu [medeverdachte 1] de beslissing genomen had om die periode met vakantie te gaan, heeft de Politieacademie hem die mogelijkheid niet meer geboden.
Sinds 2009 heeft [medeverdachte 1] bij verschillende politieonderdelen gewerkt. [medeverdachte 1] is sinds 26 januari 2009 werkzaam bij de Landelijke Eenheid (verder LE) (de initiële opleiding) en sinds 2010 geplaatst bij de DNR, team 20 te Son en Breugel.
Op 19 oktober 2011 werd een 'Verklaring van geen bezwaar' geweigerd (A-veiligheidsonderzoek) in verband met zijn relatie. Zijn vriendin is genaamd [vriendin medeverdachte 1] , geboren in [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1990, wonende [adres 3] . Vanwege deze weigering 'Verklaring van geen bezwaar', kon [medeverdachte 1] niet bij de DNR blijven werken en is hij op verschillende locaties tewerkgesteld. Onder andere bij de Dienst Verkeer van het KLPD te Driebergen en Maasbracht. Ten behoeve van nog te behalen modules voor zijn opleiding, werd hij ook in de regio Venlo en Eindhoven tewerkgesteld. Nagenoeg overal kreeg hij matige tot onvoldoende beoordelingen. Sinds 2014 werkt [medeverdachte 1] bij de Landelijke Eenheid, Dienst Infra, locatie Croeselaan te Utrecht. Wat zijn
exacte werkzaamheden daar zijn, is niet geheel duidelijk geworden.
Naar aanleiding van ontevredenheid over zijn functioneren, zijn inzet en door hem geleverde kwaliteit zijn diverse gesprekken met [medeverdachte 1] gevoerd. Bij verkeer Driebergen functioneerde [medeverdachte 1] onder de maat, eveneens bij de regio Eindhoven en bij de regio Venlo was zijn functioneren onvoldoende. Bijna overal kreeg hij matige tot onvoldoende
beoordelingen. [medeverdachte 1] haalde ook regelmatig zijn studiedoelen niet binnen de gestelde termijn en het gevolg was dat hij meerdere malen verlenging van zijn studietijd heeft gekregen. Voor het laatst is dat in het 4e kwartaal 2014 geweest. Als hij niet zou afstuderen in deze verlenging, zou hij ontslagen kunnen worden.
(ZD.01 pagina’s 679-713)
AMB257 proces-verbaal van bevindingen van 20 juni 2016 op ambtseed/belofte
verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 6]
Om Blue View te kunnen raadplegen moet door middel van een inlogscherm worden
ingelogd met een gebruikersnaam en een wachtwoord. De gebruikersnaam is het
dienstnummer van de betreffende politie ambtenaar. (pagina 699)
Resultaten van bevragingen kunnen worden geëxporteerd als PDF of Excel bestand en
kunnen vervolgens worden opgeslagen, bijvoorbeeld op een harde schijf van de computer of
op een externe opslagplaats zoals een USB stick of andere gegevensdrager, indien de
gebruiker in het systeem rechten heeft om gegevens op een USB stick op te slaan. [medeverdachte 1]
had deze rechten.
Voor exporteren is geen aparte bevoegdheid nodig. In de naam van het document tijdens
registratie krijgt zit de tekst "Registratie Export". Daarnaast valt uit de bestandsnaam af te
leiden in welk jaar, maand, dag en tijdstip de export is gemaakt en wordt het
accountnummer (dienstnummer) van de gebruiker vermeld. Er is een waarschuwing
opgenomen aan de gebruiker: .... "het oneigenlijk gebruik dan wel misbruik van deze
gegevens is ten strengste verboden. Daarnaast is het verstrekken van deze gegevens aan
derden welke niet de vereiste autorisatie bezitten eveneens ten strengste verboden...... (pagina 700)
Op 15 juni 2015 had [medeverdachte 1] diverse abonnementen lopen. Er liepen abonnementen op 24
personen, die automatisch werden bevraagd op een zogenaamde lange KENO: dit zij de vier
beginletters van de achternaam van de persoon, eerste voorletter van de eerste voornaam,
gevolgd door geboortejaar, geboortemaand en geboortedag.
(o.a.) [verdachte] [medeverdachte 2] (pagina 701)
Op 14 september 2013 liepen er abonnementen op 23 personen, twee abonnementen ware
beëindigd, er was één nieuw abonnement: [medeverdachte 14] .
De resultaten werden elke dinsdag verstuurd naar het mailadres
[emailadres 1].
[medeverdachte 1] heeft vanaf 30 augustus 2011 in totaal 52 abonnementen gehad, waaronder op 12
personen van wie informatie werd aangetroffen bij [medeverdachte 5] . Het vermoeden bestaat dat het
merendeel van deze abonnementen, 44 van de 52, niet werk gerelateerd zijn.
Na oktober 2011 zijn er geruime tijd geen abonnementen meer afgesloten. In juli 2012 sluit
[medeverdachte 1] een abonnement af op de KENO van medeverdachte [medeverdachte 15] .
Naast de lopende abonnementen heeft [medeverdachte 1] op enig moment een abonnement lopen op
o.a. [medeverdachte 5] : dit correspondeert met de persoon [medeverdachte 5] in het onderzoek
Bergaster. (pagina 702)
[medeverdachte 1] deelde geen abonnementen.
De bevragingen welke door [medeverdachte 1] in het automatiseringssysteem Blue View over de
periode 30 augustus 2011 t/m 28 september 2015 zijn samengevoegd tot één document. (pagina 703) Uit het totale overzicht blijkt dat verdachte [medeverdachte 1] in de onderzoeksperiode 28.521 bevragingen heeft gedaan. (pagina 705)
Op 25 juni 2015 13.45 t/m 13.50 bevragingen op: (pagina 706)
- [medeverdachte 16] (dit is een korte KENO) (deze is daadwerkelijk ingezien) (pagina 708)
- fuut
- [medeverdachte 4]
- [verdachte] (deze is daadwerkelijk ingezien)
- [medeverdachte 3]
Tussen genoemde tijdstippen is er op 41 registraties geklikt. Door een vinkje te zetten naast
Registratie ID krijgen alle bevragingen gelijk een vinkje, door te klikken op exporteren
worden alle registratie in één keer geëxporteerd (pagina 710)
Een zeer groot aantal van de personen die door [medeverdachte 1] werden bevraagd zijn te relateren
aan georganiseerde hennepteelt. Een groot deel van de bevragingen betroffen locaties, vaak
waren dit locaties waar op een bepaald moment hennepplantages werden aangetroffen.
Opvallend daarbij was dat [medeverdachte 1] locaties bevroeg waar op het moment van bevraging
nog geen hennep of andere verdovende middelen gerelateerde registraties waren
opgenomen, maar in een later stadium wel. Deze locaties werden na het aantreffen van de
verdovende middelen wederom door de verdachte bevraagd. (pagina 711)
Op een enkeling na zijn alle personen waar [medeverdachte 1] een abonnement op had te relateren
aan hennephandel. Diverse personen zijn in verband te brengen met geweld. Diverse
opsporingsonderzoeken werden op codenaam bevraagd: Belmonte, Fuut en Bergaster, nadat
het onderzoeksteam op enige wijze naar buiten had moeten treden. (pagina 712)
(ZD.01 pagina’s 169-175)
AMB017 proces-verbaal van bevindingen van 23 september 2015 verbalisant [verbalisant 7]:
Vanaf de politie organisatie (A) zijn twee mailberichten met een bijlage Blue View export
bestanden naar de mail van de politie academie (B) verzonden. Deze mailberichten zijn niet
meer aangetroffen, er is wel een verwijzing naar de bijlage 1.pdf van email 1 gevonden in
een zogenaamde snelkoppeling. In B is een snelkoppelingsbestand aanwezig 5.lnk. Dit
bestand verwijst naar een bestand met de naam l.pdf op een externe mediadrager,
opgeslagen op 7 november 2014 12.47.51 uur en geopend op de externe mediadrager
0x56e46I0f (E) om 12.48.38 uur. Onderzoek levert op verwijzingen naar o.a. Registratie
Export, [medeverdachte 17] en [medeverdachte 18] (tabel pagina 170). Op de computers waar [medeverdachte 1] onlangs heeft gewerkt worden tekstfragmenten aangetroffen welke verwijzen naar de unieke
naamgeving van Blue View exportbestanden. (pagina 172)
(ZD.01 pagina’s 205-283)
AMB082 proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2015 verbalisant [verbalisant 7]:
De mediadrager [naam 1] sporen nagelaten in de computer [ip-adres 1] . (pagina 209) [ip-adres 1] is een Acer Notebook, aangetroffen bij de ouders van [medeverdachte 1] op de
[adres 4] . De mediadrager zelf is niet aangetroffen.
De USB stick [naam 2] bevat sporen van Blue View bestanden.
(ZD.01 pagina 64) Op de computer van [medeverdachte 1] [ip-adres 1] werden ondanks aangebrachte software eraser en axcrypt vijf bestanden aangetroffen met informatie uit Blue View. Van twee bestanden is de informatie bewerkt (tekst toegevoegd). Een zogenaamd "asd" document bevat zeer veel vertrouwelijke informatie: het lijkt een opsomming van iemand die in Blue View heeft gezocht en de belangrijkste bevindingen noteert. Te zien zijn namen [medeverdachte 16] , [medeverdachte 19] , [medeverdachte 5] en andere.
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris d.d. 27 maart 2015:
Ik kon raadplegen tot en met niveau 4, dat is basis politie informatie.
Onderzoek naar bevragingen
I
Bergaster/Kiggings
(ZD.01 pagina’s 804-904)
DOC003 proces-verbaal van bevindingen van 16 juli 2015 verbalisant [verbalisant 8]
Relaas:
Van 27 oktober 2014 tot 19 maart 2015 werd een opsporingsonderzoek uitgevoerd tegen
[medeverdachte 5] en zijn bedrijven. Op 19 maart 2015 was de actiedag. De weken voor de
actiedag merkte het onderzoeksteam dat [medeverdachte 5] bezig was met het laten verdwijnen van
voertuigen en het verplaatsen van diverse goederen van diverse locaties.
Kort voor de actiedag verliet [medeverdachte 5] Nederland. Via de tap werd zijn vrouw door [medeverdachte 5] erop gewezen dat het de volgende dag door zou gaan en dat er niets meer werd geannuleerd. Op de actiedag bleek dat er een groot aantal locaties waren leeggemaakt en een groot aantal
voertuigen en administratie waren verdwenen.
In de mobiele telefoon van [medeverdachte 5] werd het volgende SMS bericht aangetroffen aan [medeverdachte 20]
dd. 7 oktober 2013:
"Ga nu naar mijn maat van de politie heb het nr gekregen ok". (pagina 805)
Tapgesprek dd. 11-3-2015 14.58 uur: [medeverdachte 5] belt naar [medeverdachte 21] : [medeverdachte 19] (vermoedelijk
[medeverdachte 19] ) "maakt zich zorgen over hun en hij zou zijn contactpersoon bij de
politie gaan bellen". (pagina 813)
De bestanden die door [medeverdachte 5] in een cloud waren opgeslagen, bevatten een bestand waarin
een groot aantal Blue view registratie export documenten medio juni 2013 gegenereerd door
[personeelsnummer] . Dit is het personeelsnummer van [medeverdachte 1] .
(ZD.01 pagina’s 26-27)
AMB.182 & IBN [ip-adres 4] .001
Vlak voor de actiedag werden 13 auto's uit de bedrijfsvoorraad van [bedrijf 3]
overgeschreven, waarvan twee op naam van verdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De op 14
maart 2013 op naam van [medeverdachte 2] overgeschreven Fisker Karma [kentekens] werd op 19 maart
2013 aangetroffen bij de woning van [medeverdachte 3] , die zelf op 14 maart 2013 een Volvo S60
[kentekens] op zijn naam had gekregen.
(ZD.01 pagina’s 1268-1269)
DOC486 proces-verbaal onderzoek aangetroffen autosleutel Fisker van 7 april 2016
verbalisant [verbalisant 9] :
Bij onderzoek in de woning van verdachte [verdachte] aan de [adres 5]
werden in een schoenendoos in de heimelijke bergruimte onder de trap op de begane grond
autosleutels van het merk Fisker Karma aangetroffen (J.04.01.013.003)
Op 5 april 2016 kon bij de Dienst Domeinen te Bleiswijk met de fysieke sleutel de aldaar
staande Fisker Karma [kentekens] , ten name van [medeverdachte 4] ontgrendeld worden.
(ZD.01 pagina’s 296-299)
AMB088 proces-verbaal van bevindingen van 26 oktober 2015, verbalisant [verbalisant 10]:
In de map met de naam 'diversen' in de cloud omgeving van het bedrijf [bedrijf 11] werden
15 PDF files aangetroffen. Bij het openen van alle bestanden zag verbalisant dat dit PDF
bestanden waren van een Blue View Registratie export. Aan de bovenzijde van iedere PDF
stond een gebruikersnaam [personeelsnummer] en een datum vermeld. Alle namen in de genoemde
files [zie DOC001] zijn door [medeverdachte 1] bevraagd en geëxporteerd op 25 en 28 juni 2013, onder ander:
[medeverdachte 6] : Bij het openen van de PDF file met de naam [medeverdachte 6] zag ik verbalisant dat dit een bestand betrof van 476 pagina's welke was geëxporteerd op 28 juni 2013 te 12.27.36 uur. (pagina 296)
[medeverdachte 2] / [medeverdachte 2] : Bij het openen van de PDF file met de naam [medeverdachte 2] zag ik verbalisant dat dit een bestand betrof van 118 pagina's welke was geëxporteerd op 25 juni 2013 te 13.51.37 uur. Bij het openen van de PDF file met de naam [medeverdachte 2] zag ik verbalisant dat dit een bestand betrof van 468 pagina 's welke was geëxporteerd op 25 juni 2013 te 13.38.24 uur.
Bij de door mij ingevoerde zoekvraag " [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] " in de logginggegevens van de verdachte [medeverdachte 1] bleek mij dat hij op 25 juni 2013 van 13.35.11 uur tot en met 13.51.37 uur gegevens over deze persoon had opgevraagd.
Daarnaast bleek mij dat hij op nog 57 verschillende data op de naam [medeverdachte 2] I [medeverdachte 2] of een samenstelling daarvan gegevens had opgevraagd. (pagina 297).
[medeverdachte 5] : Bij het openen van de PDF file met de naam [medeverdachte 5] zag ik verbalisant dat dit een bestand betrof van 763 pagina's welke was geëxporteerd op 25 juni 2013 te 14.00.02 uur. Op 16 verschillend data zijn gegevens op de naam [medeverdachte 5] of een samenstelling daarvan door verdachte opgevraagd. (pagina 298)
[verdachte] : Bij het openen van de PDF file met de naam [verdachte] zag ik verbalisant dat dit een bestand betrof van 265 pagina 's welke was geëxporteerd op 25 juni 2013 te 13.54.02 uur. Op 25 verschillende data zijn gegevens op de naam [verdachte] of een samenstelling daarvan door verdachte opgevraagd. (pagina 299)
In totaal bedroeg de informatie in de cloud bij [medeverdachte 5] 4513 pagina's uit diverse
politiesystemen.
Uit het onderzoek Zijdehaai is niet gebleken dat andere personen met de logingegevens van
[medeverdachte 1] bevragingen hebben gedaan.
(ZD.01 pagina’s 690-691)
AMB249 proces-verbaal van bevindingen van 17 mei 2016 verbalisant [verbalisant 10] :
Op 29 september 2015 is in de woning aan de [adres 6] een witte tas
"Compumatica" in beslag genomen ( [ip-adres 2] ).
In de tas zat een map met zogenaamde gele mini processen-verbaal. Aan de linker
bovenzijde van de formulieren staat met grote letters het logo van Politie afgedrukt.
Op het bovenste vel van deze map was met een pen geschreven: (o.a.)
[medeverdachte 5]
[medeverdachte 4]
[verdachte]
[medeverdachte 6]
Bij controle van de gegevens welke in de cloud van [medeverdachte 5] waren aangetroffen bleek dat de
namen van de personen op het aangetroffen gele formulier, exact overeenkwamen met de
namen die op dit formulier stonden vermeld.
(ZD.01 pagina 739)
Proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 7 juli 2015:
Hieronder volgt een overzicht van de aangetroffen mapnamen en de personen of onderzoeken waarop deze te herleiden zijn.
Mapnaam Te herleiden op
[medeverdachte 6]
[medeverdachte 9]
[medeverdachte 5]
[medeverdachte 4]
[medeverdachte 7]
[medeverdachte 2]
[medeverdachte 10]
Sluipwesp Onderzoekpolitie Brabant Zuid-Oost
[medeverdachte 8] onbekend
[medeverdachte 12]
[medeverdachte 11]
[verdachte]
[medeverdachte 9]
[medeverdachte 13]
[medeverdachte 11]
(ZD.01 pagina 25)
Relaas:
In een oude telefoon die in gebruik was bij [medeverdachte 1] in 2013 ( [ip-adres 3] ) werden
verschillende memo's aangetroffen.
Eén memo dd. 25-6-2013 bevat de volgende tekst: (o.a.)
[medeverdachte 5]
[medeverdachte 2]
[verdachte]
Deze personen worden door [medeverdachte 1] op 25 juni 2013 daadwerkelijk bevraagd in Blue
View en een grote hoeveelheid informatie wordt geëxporteerd. Een deel van deze informatie
is aangetroffen in de cloud van [medeverdachte 5] .
(ZD.01 pagina’s 377-379)
AMB182 proces-verbaal inzake aantreffen lijst persoonsnamen van 15 januari 2016,
verbalisant [verbalisant 11] :
Tussen de inbeslaggenomen voorwerpen [ip-adres 4] (uit de woning van de ouders van
[medeverdachte 1] , [adres 6] ) werd een agenda over het jaar 2013 aangetroffen. Voorin
de agenda staat de naam [medeverdachte 1] , twee telefoonnummers van [medeverdachte 1] , data van
reizen naar Kiev, de woorden Porsche en Peugeot.
Op de laatste pagina was een handgeschreven lijst met namen opgenomen. [24 namen], o.a.
(pagina 378)
[medeverdachte 5]
[verdachte] .
S1 en S2, dit betreft mogelijk [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2]
Alle namen in de lijst zijn namen van personen die op enig moment tussen 31 augustus 2011
en 29 september 2015 door [medeverdachte 1] zijn bevraagd in het politiesysteem Blue View.
Deze namen betreffen deels namen die zijn aangetroffen in de cloud van [medeverdachte 5] .
II
Fuut
(ZD.01 pagina’s 928-930)
DOC069 proces-verbaal inzake rol/status van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 23/getuige] van 25 september
2015, verbalisant [verbalisant 12] :
In het onderzoek Fuut (FIOD) is sprake van aan verdachte [medeverdachte 16] geleende gelden
en daarvan opgemaakte overeenkomsten. Het gaat hierbij om 25 personen en 68
aangetroffen overeenkomsten. Verdachte [medeverdachte 16] wordt verdacht van bedrieglijke
bankbreuk. Het vermoeden spitste zich vooral toe op het gegeven dat [medeverdachte 16] zijn
curator mogelijk niet had geïnformeerd over €100.000, - aan genoten inkomsten die hij op 4
augustus 2015 zou hebben gehad.
[medeverdachte 23/getuige] heeft verklaard: "ik werk samen met [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] vertelde dat hij
geld leende aan [medeverdachte 16] ".
[medeverdachte 3] verklaarde over de leningen van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 16] : "De eerste keer
heb ik € 10.000,- aan [medeverdachte 16] geleend om te kijken hoe dat zou gaan. Hierna heb ik samen met
[medeverdachte 4] ongeveer € 475.000,- aan hem geleend".
(ZD.01 pagina’s 922-923)
DOC049 proces-verbaal informatie over het onderzoek van 22 september 2015,
verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13] :
Op 29 april 2015 maakte [medeverdachte 16] de volgende opmerkingen. [medeverdachte 16] deed het
voorkomen of hij kennis had van het onderzoek dat tegen hem liep. Zo zinspeelde hij erop
de naam van het onderzoek te kennen door te spreken over een 'klein leuk beestje'. Tevens
gaf hij aan dat hij heet onderzoek van de FIOD al wel had verwacht. Hij gaf hierbij onder
meer aan te weten dat hij daarom al geobserveerd werd. [medeverdachte 16] sprak ook over een
ordner met geldleenovereenkomsten die hij al speciaal had klaargelegd voor de FIOD om
mee te nemen als zij langs zouden komen. Van 14 tot en met 16 juli 2015 suggereerde [medeverdachte 16]
dat hij wist dat een onderzoek tegen hem liep.
(ZD.01 pagina’s 932-933)
DOC074 proces-verbaal contact met de heer [medeverdachte 3] van 30 juli 2015, verbalisanten [verbalisant 12]
en [verbalisant 14] :
Op 29 juli 2015 omstreeks 12.00 uur werd in de woning van [medeverdachte 3] te Geldrop bij DOC-
039 [FIOD], het vervalste bankafschrift van de SAXOBANK stil gestaan. Bij het zien van
het kassaldo op dit afschrift ... reageerde [medeverdachte 3] met de opmerking ... "dat heb ik toch
gezegd, dat geld is er nog". Op de mededeling dat het aangegeven kassaldo niet klopte
reageerde [medeverdachte 3] : "als dat zo is ben ik opgelicht".
(ZD.01 pagina’s 925-926)
DOC068 proces-verbaal contact met de heer [medeverdachte 3] van 13 augustus 2015,
verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13] :
Op 13 augustus 2015 zei [medeverdachte 3] dat "áls het klopt wat u zegt dat er helemaal geen geld
meer op de SAXO bank rekening staat, wil ik dit haast niet geloven ... dan voel ik mij
opgelicht".
(ZD.01 pagina’s 964-965)
DOC120 proces-verbaal van observatie opgemaakt en gesloten op 4 augustus 2015:
Op woensdag 29 juli 2015 tussen 15.00 uur en 21.00 uur werden de volgende waarnemingen
gedaan.
16.18
uur komt [medeverdachte 1] uit de politieacademie te Eindhoven en stapt in een Peugeot [kentekens]
16.42 uur werd de Peugeot geparkeerd op de parkeerplaats gelegen aan De Plaatse te
Veldhoven, 16.43 uur stapt [medeverdachte 1] uit en gaat op het terras van grand café Saint Tropez
zitten.
18.37
uur had [medeverdachte 1] contact met de bestuurder van een Ford Mondeo [kentekens] en hij
stapte in als bijrijder. 18.53 uur stond de Ford Mondeo geparkeerd op de oprit van de
woning aan de [adres 5] .
19.17
uur werd een AUDI A5 [kentekens] geparkeerd in de straat en twee mannen NN1 en
NN3 stappen uit. Zij worden binnen gelaten op nummer 40.
19.45
uur reed de Ford Mondeo [kentekens] door Veldhoven in de richting van
Industrieterrein De Hurk te Eindhoven.
(ZD.01 pagina 937-938)
DOC097 proces-verbaal van aanvulling opgemaakt en gesloten op 30 september 2015
verbalisant K120:
"In aanvulling op [DOC120] verklaar ik dat ik NN2, nadien aan de hand van een door het
team beschikbaar gestelde foto, herken als [medeverdachte 3] , geboren op 4 augustus 1982 te
Geldrop."
(ZD.01 pagina 1030)
DOC202
Audi A5 Sportback staat op naam van [bedrijf 7] .
(ZD.01 pagina 1033)
DOC203
[bedrijf 7] is evenals [bedrijf 8] bestuurder van [bedrijf 9]
Verklaring getuige [medeverdachte 23/getuige] d.d. 13 november 2015:
(ZD.01 pagina 1283) Mijn auto is een Audi A5, kenteken [kentekens] op naam van [bedrijf 7] .
(ZD.01 pagina 1285) [medeverdachte 3] en ik zijn niet alleen zakenpartners, wij kennen elkaar al heel lang en gaan privé met elkaar om.
De laatste twee weken van juli 2015 heeft [medeverdachte 3] mijn auto geleend, dus de Audi AS met
kenteken [kentekens] .
(ZD.02 pagina 181)
DOC242
[verdachte] leaset een leaseauto Ford Mondeo [kentekens] vanaf november 2014, short
lease.
(ZD.01 pagina’s 133-136)
AMB007 proces-verbaal van verdenking van 2 september 2015. verbalisant [verbalisant 10] :
Bij navraag van de gemeentelijke basisadministratie bleken er geen personen ingeschreven op de [adres 5] . (pagina 134)
(ZD.01 pagina 915)
DOC023 informatie UPC van 4 augustus 2015
Op [adres 5] is een UPC aansluiting op naam van [verdachte] ,
geboren [geboortedag 1] -1970.
(ZD.01 pagina’s 317)
AMB130 proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2015 verbalisant [verbalisant 6] :Op 29 juli 2015 straalt de telefoon van [medeverdachte 2] om 18.51 uur de paal [adres 2]
aan, om 21.21 uur de [adres 10] te Veldhoven en om 21.46 uur de [adres 2]
.
(ZD.01 pagina’s 30-34)
Relaas:
Het onderzoek Fuut werd door [medeverdachte 1] in Blue View veelvuldig bevraagd. De
wetenschap dat er op 29 april een doorzoeking zou gaan plaatsvinden was te raadplegen in
een mutatie van 20 april 2015 (DOC141 pagina 1002) en maakte deel uit van een bevraging door [medeverdachte 1] op 21 april 2015. (pagina 30)
Het onderzoek Fuut werd op 28 juli 2015 en op 3 augustus uitgebreid bevraagd. Op 3
augustus 2015 zoekt [medeverdachte 1] naar registraties die betrekking hebben op Fuut door
rechtstreeks op het onderzoek te [personeelsnummer] 3-aug-2015 13.46.31 Metagegevens
vervalst
fuut
[personeelsnummer] 3-aug-2015 13.46.38 Metagegevens
saxo fuut.
(ZD.01 pagina’s 1413-1416)
Verklaring verdachte [medeverdachte 3] d.d. 20 november 2015:
(pagina 1414) Ik kan mij herinneren dat ik wel een keer met [medeverdachte 4] op een avond naar een huis ben geweest. In de woning trof ik zowel [medeverdachte 1] , die ik herkende van een ontmoeting via een kennis van mij [medeverdachte 24] in een café in Eindhoven en [verdachte] . Ik wist niet dat [verdachte] daar woonde.
(pagina 1415) Ik zag dat beide [verdachte en 1e medeverdachte] met elkaar op de bank in gesprek waren, Naar mijn
mening is de kans groot dat het gesprek met de FIOD ter sprake is gekomen. Het kan zijn
dat één van beide [verdachte en 1e medeverdachte] de inhoud van het gesprek tussen [medeverdachte 4] en mij heeft opgevangen.
(ZD.01 pagina’s 940-943)
DOC105 proces-verbaal van observatie opgemaakt en gesloten op 15 september 2015:
Op dinsdag 1 september 2015 tussen 15.30 uur en 21.10 uur werden de volgende
waarnemingen gedaan.
17.57
uur [medeverdachte 1] verliet de woning [adres 7] en liep in de richting van de
Walburgpassage te Weert. Hij droeg een klein voorwerp, ter grootte van een mobiel telefoon
in zijn linkerhand. Om 17.58 uur stapt hij in de BMW [kentekens] en vertrok. Om 18.26 uur
reed hij over de Run in Veldhoven.18.40 uur stond de BMW geparkeerd op het
parkeerterrein De Plaatse te Veldhoven [
kennelijk verschrijving in het proces-verbaal: Weert i.p.v. Veldhoven] 18.50 uur Ford Mondeo [kentekens] stond geparkeerd op de oprit van de [adres 5] . Om 19.07 reed een grijze Audi [kentekens] de straat in en parkeerde ter hoogte van [adres 5] . De bestuurder stapt uit. Om 19.58 uur verliet hij de
woning. OM 20.04 uur liep [medeverdachte 1] over de oprit van [adres 5] komende
vanaf de voordeur. De Ford Mondeo [kentekens] kwam achteruit de oprit af gereden waarna
[medeverdachte 1] als bijrijder instapte. Om 20.12 uur stopte de Ford Mondeo bij de BMW [kentekens]
en [medeverdachte 1] stapt in de BMW. Hij heeft een zwart voorwerp vast. Om 20.39 wordt de
BMW geparkeerd op de oprit van de woning aan de [adres 4] , om 20.52 uur vertrekt de
BMW, om 21.04 gaat [medeverdachte 1] de woning [adres 3] binnen met een zwart voorwerp in
zijn hand, gelijkend op een externe harde schijf.
Verbalisant K 115 herkent de bestuurder van de Ford aan de hand van een door het tactisch
team ter hand gestelde foto als [verdachte] , geboren [geboortedag 1]
1970 te [geboorteplaats 1] .
(ZD.01 pagina’s 340-342)
AMB158 proces-verbaal van bevindingen van 15 december 2015 verbalisant [verbalisant 10] :
De bestuurder van de Audi RS7 [kenteken] werd door het OT herkend als [medeverdachte 22] .
Uit historische gegevens van diens telefoonnummer zou dit nummer op 29 juli 2015 18.16-
20.28
uur in Hank geweest zijn, zijnde de verblijfplaats van [medeverdachte 22] . (AMB153 pagina 338)
Nader onderzoek van de Audi RS7 wees uit dat een zelfde soort auto op verschillende data
is waargenomen bij de woning van verdachte [medeverdachte 2] aan de [adres 2] .
Op 3 juni 2015 werd een grijze Audi RS7 met Duitse kentekenplaten op de oprit van de
woning gezien. Op 11 juli 2015 wordt eenzelfde auto met Duitse handelaarsplaten
waargenomen. De politie heeft aangebeld bij [medeverdachte 4] en bij hem navraag gedaan over
deze auto. [medeverdachte 2] vertelde dat deze auto bij hem stond om namens een klant te verkopen.
(AMB144 pagina’s 322-323)
Op 21 september 2015 werden door de dienst luchtvaart overzichtsfoto's genomen van de
woning aan de [adres 2] . Op deze foto's was op de oprit een Audi RS7
te zien.
Op 22 september 2015 te 11.20 uur zag verbalisant [verbalisant 5] bij perceel
[adres 2] op de linker oprit een grijze Audi personenauto met het kenteken [kentekens]
staan. (AMB094 pagina 308)
Op 1 september 2015 tussen 18.00 uur en 20.28 blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer]
in gebruik bij [medeverdachte 2] in Veldhoven was. Om 18.00 uur Had [medeverdachte 2] een 91 seconde durend
gesprek met [medeverdachte 3] .( [telefoonnummer] ). (AMB130 pagina 320)
Vergelijking van de foto's van [medeverdachte 22] en [medeverdachte 2] en de signalementen laten zien dat
beiden een grote gelijkenis vertonen.
(ZD.01 pagina’s 41-42)
Relaas:
Op 27 augustus 2015 werd door [medeverdachte 1] Blue View bevraagd. Daarbij werd door
hem een groot aantal bevragingen gedaan en informatie geëxporteerd. Onder meer werd de
volgende raadpleging in de logfiles aangetroffen met betrekking tot [medeverdachte 2] .
27-aug-2015 13.42.32 Natuurlijk Persoon schal19780731
27-aug-2015 Natuurlijk Persoon NATPERS# [medeverdachte 4]
13.42.35 07-31
[medeverdachte 4]
27-aug-2015 13.43.41 Registratie PL2100_2014151554_BVH schal1978073 l
Vermoedelijk werd de BVH registratie PL2100_2014151554 geëxporteerd. In deze
registratie wordt de inbeslagname van verschillende voertuigen gerelateerd, waaronder de
Fisker Karma op naam van [medeverdachte 2] . Ook worden de aanhoudingen van [medeverdachte 21] en
[medeverdachte 5] op 25 augustus 2015 gerelateerd.
(ZD.01 pagina 213)
AMB082:
Op 1 september 2015 zijn er twee externe gegevensdragers aangesloten geweest op de
computer J.01.01.001 [computer van [verdachte] ]: Ox636f6463 en Ox965a2f84.
Uit de linkfiles op de computer kan worden afgeleid dat op 1 september 2015, tussen 18.50
uur en 18.52 uur op de externe gegevensdrager Ox636f6463, verbonden met de computer
van [verdachte] , bestanden zijn geopend. (tabel 11 pagina 213)
(ZD.01 pagina’s 639-646)
AMB212 proces-verbaal van bevindingen van 7 april 2016 verbalisant [verbalisant 10] :
Op 29 september 2015 werd op de [adres 5] een bundel
documenten in beslag genomen uit de veerborgen ruimte onder de trap: J.04.01.014.
Het betrof in totaal 167 pagina's.
De documenten waren niet allen in hetzelfde lettertype afgedrukt. Het waren geen 'directe'
downloadproducten van Blue View, maar de meeste waren kennelijk bewerkt. Er ontbraken
pagina's, er waren verschillende downloads geweest en er zijn verschillende bewerkingen
gedaan.
(pagina’s 640-641)
[medeverdachte 4]
Bovenstaande inzake onderstaand onderzoek hennep (reeds verstrekt)
10x afgeschermd onderzoek DOOMER (zie eerdere uitleg)
Let op inzet IMSI catcher bij verdachten
Op één van de pagina's (J.04.01.014.131) staat het tijdstip 12-08-2015 13.25.06. (zie
AMB064 hieronder)
Op een 4-tje (J.04.01.014001) (paginanummer 6) stond op een gevouwen hoekje
"Chinees", " [medeverdachte 4] ".
Chinees zou de verdachte [medeverdachte 3] betreffen, [medeverdachte 4] zou de verdachte [medeverdachte 2] betreffen (pagina 642)
"Chinees" bleek een deel van een mutatie d.d. 19-08-2015 met nummer
012920_ACTJRN233589 SUM. [medeverdachte 1] heeft op 25 augustus en 28 september 2015
gezocht op dit mutatienummer. Sinds 28-6-2015 heeft [medeverdachte 1] een abonnement op
[medeverdachte 2] en het onderzoek Fuut.
Op het document is een dactyloscopisch spoor van [medeverdachte 2] aangetroffen. (zie DOC398)
(ZD.01 pagina’s 1183-1184)
DOC352 proces-verbaal sporenonderzoek documenten van 24 december 2015,
verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 16] :
Paginanummer 6 kreeg SIN nummer AAHU70 l 9NL en SIN dactyloscopisch spoor
AAHI1770NL.
Paginanummer 32 kreeg SIN nummer AAHUI7022 en SIN dactyloscopisch spoor
AAHI1776NL.
Paginanummer 33 kreeg SIN nummer AAHU7021NL en SIN dactyloscopisch sporen
AAHI1773-74-75NL.
Paginanummer 90 kreeg SIN nummer AAHU7024NL en SIN dactyloscopisch sporen
nummers AAHI1780-81-82NL.
(ZD.01 pagina’s 1237-1240)
DOC398 rapport dactyloscopisch onderzoek van 6 januari 2016, rapporteur J.A.J.M.
Riemen:
Met betrekking tot de sporendrager AAHI1770NL:
In het onderzoek is zowel een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd als de
afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor
00291215000000800 en de afbeelding van de linker middelvinger van incidentnummer
311000469721 geregistreerd in HAVANK onder biometrienummer 310001198320:
[medeverdachte 4] .
(ZD.01 pagina’s 1197-1200)
DOC390 rapport dactyloscopisch onderzoek van 5 januari 2016, rapporteur J.A.J.M.
Riemen:
Met betrekking tot de sporendrager AAHI1782NL:
In het onderzoek is zowel een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd als de
afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor
002912150000002300 en de afbeelding van de linker duim van incidentnummer
31100459601 geregistreerd in HAVANK onder biometrienummer 310001819163:
[verdachte] .
(ZD.01 pagina’s 1202-1205)
DOC391 rapport dactyloscopisch onderzoek van 5 januari 2016, rapporteur J.A.J.M.
Riemen:
Met betrekking tot de sporendrager AAHI1781NL:
In het onderzoek is zowel een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd als de
afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor
002912150000002200 en de afbeelding van de linker duim van incidentnummer
31100459601 geregistreerd in HAVANK onder biometrienummer 310001819163:
[verdachte] .
(ZD.01 pagina’s 1207-1210)
DOC392 rapport dactyloscopisch onderzoek van 5 januari 2016. rapporteur J.A.J.M.
Riemen:
Met betrekking tot de sporendrager AAHI1780NL:
In het onderzoek is zowel een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd als de
afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor
002912150000002000 en de afbeelding van de rechter duim van incidentnummer
31100459601 geregistreerd in HAVANK onder biometrienummer 310001819163:
[verdachte] .
(ZD.01 pagina’s 1217-1220)
DOC394 rapport dactyloscopisch onderzoek van 5 januari 2016, rapporteur J.A.J.M.
Riemen:
Met betrekking tot de sporendrager AAHI1775NL:
In het onderzoek is zowel een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd als de
afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor
002912150000001400 en de afbeelding van de rechter ringvinger van incidentnummer
31100459601 geregistreerd in HAVANK onder biometrienummer 310001819163:
[verdachte] .
(ZD.01 pagina’s 1222-1225)
DOC395 rapport dactyloscopisch onderzoek van 5 januari 2016. rapporteur J.A.J.M.
Riemen:
Met betrekking tot de sporendrager AAHI1773NL:
In het onderzoek is zowel een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd als de
afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor
002912150000001000 en de afbeelding van de rechter ringvinger van incidentnummer
31100459601 geregistreerd in HAVANK onder biometrienummer 310001819163:
[verdachte] .
(ZD.01 pagina’s 1227-1230)
DOC396 rapport dactyloscopisch onderzoek van 5 januari 2016. rapporteur J.A.J.M.
Riemen:
Met betrekking tot de sporendrager AAHI1776NL:
In het onderzoek is zowel een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd als de
afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor
002912150000001600 en de afbeelding van de linker wijsvinger van incidentnummer
31100459601 geregistreerd in HAVANK onder biometrienummer 310001819163:
[verdachte] .
(ZD.01 pagina 198)
AMB064 rapport analyse opgemaakt van 9 oktober 2015 rapporteur H. Hoppl:
Op pagina J.04.01.014.131 staat een datum 12-08-2015 13.25.06, die wordt gegenereerd bij
een export uit Blue View en onderaan elke pagina staat. De tekst is opgezocht in Blue View
en die komt overeen met de mutatie met registratienummer
PL2600 ACTD0C54 78545 SUM Landelijk Eenheid, dit betreft een onderzoek waarvan
bekend is dat deze door [medeverdachte 1] is bevraagd. Volgens de logfiles van [medeverdachte 1] heeft
[medeverdachte 1] op 12 augustus om 13.24.32 uur een bevraging gedaan op de betreffende
onderzoeksnaam. Tussen 13.25.01 uur en 13.25.06 uur zijn vervolgens 152 mutaties uit
Blue View geëxporteerd. De mutatie PL2600_ACTDOC5478545_SUM is om 13.25.06
geëxporteerd.
Deze mutatie is door niemand anders bevraagd en geëxporteerd dan door de gebruiker van
het account van [medeverdachte 1] . (zie ook AMB195 hieronder).
(ZD.01 pagina’s 558-559)
AMB201 proces-verbaal van bevindingen van 9 februari 2016, verbalisant [verbalisant 17] :
In de op de [adres 4] op een slaapkamer aangetroffen telefoon Samsung
Galaxy SIII), [ip-adres 3] werden verschillende memo's aangetroffen. In een memo van 6
maart 2013 21.42 staat o.a. de volgende tekst:
[medeverdachte 3] 4 8 82
[medeverdachte 4] [adres 2]
De naam ‘ [medeverdachte 3] 4882’ betrekking heeft op de verdachte [medeverdachte 3] en zijn
geboortedatum, 4 augustus 1982.
De naam ‘ [medeverdachte 4] ’ betrekking heeft op de verdachte [medeverdachte 4] , waarbij
‘ [adres 2] ’ vermoedelijk verwijst naar zijn woonadres: [adres 2] .
Uit de loggingfiles van BlueView blijkt dat op 7 maart 2013, een dag nadat deze notitie in de telefoon gemaakt werd, deze drie entiteiten, in de genoteerde volgorde, door [medeverdachte 1] in BlueView bevraagd werden:
(…)
7-mrt-2013 11:11:13 Natuurlijk Persoon [medeverdachte 3]
7-mrt-2013 11:11:18 Natuurlijk Persoon [medeverdachte 3]
7-mrt-2013 11:11:20 Natuurlijk Persoon [medeverdachte 3]
7-mrt-2013 11:28:20 Natuurlijk Persoon [medeverdachte 4]
7-mrt-2013 11:28:49 Natuurlijk Persoon [medeverdachte 4]
7-mrt-2013 11:28:52 Natuurlijk Persoon NATPERS#N# [medeverdachte 4] #N# #N# [medeverdachte 4] #N# 1978-07-31 [medeverdachte 4]
7-mrt-2013 11:28:53 Natuurlijk Persoon NATPERS#N# [medeverdachte 4] #N# #N# [medeverdachte 4] # N# 1978-07-31 [medeverdachte 4]
Het is de eerste keer dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in BlueView bevraagt. Hierna
worden zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] over een lange periode – tot en met 28 september 2015,
de dag voor zijn aanhouding – door [medeverdachte 1] met zeer grote regelmaat bevraagd. Op de lange KENO van [medeverdachte 2] wordt door [medeverdachte 1] bovendien op 28 juni 2013 een abonnement
aangemaakt.
Op 7 maart 2013 11.11.18 - 11.28.53 uur bevraagt [medeverdachte 1] [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] voor de
eerste keer in Blue View, tot en met 28 september 2015. Op de lange KENO van [medeverdachte 2]
wordt op 28 juni 2013 een abonnement gemaakt.
III
[medeverdachte 14]
(ZD.01 pagina’s 354-359)
AMB168 proces-verbaal van bevindingen van 8 december 2015. verbalisant [verbalisant 17] :
Op 30 september 2015 werd op de [adres 5] een AH-tas met
papieren aangetroffen. (J.05.01.003)
In de tas zat een briefje (ZD.01 pagina 1545) met de handgeschreven tekst:
"Ab: [medeverdachte 14]
"
Op 30 september werd op de [adres 3] in een kastje in de woonkamer een
plastic bakje aangetroffen met inhoud (H.03.01.002).
In het bakje werd een papier aangetroffen met daarop een handgeschreven tekst. (H.
03.01.002.001) (ZD.01 pagina 1537):
" [medeverdachte 14]
"
(dit betreft vermoedelijk [medeverdachte 14] )
(pagina 355) Op 22 juni 2015 is door [medeverdachte 1] in Blue View gezocht op de KENO [zoektermen 2] . Deze bevraging genereerde een aantal regels. Verschillende registratie op de
KENO [zoektermen 2] worden vermoedelijk geëxporteerd. Op 23 juni 2015 worden deze
registratie opnieuw geëxporteerd.
Op 7 juli 2015 wordt wederom een raadpleging gedaan op de KENO [zoektermen 2] en
op de lange KENO [zoektermen 2] . Op de lange KENO wordt een abonnement
opgemaakt.
Op 21 juli, 28 juli 2015 wordt de KENO bevraagd. Op 25 augustus 2015 wordt opnieuw
bevraagd en wordt de BVH registratie met nummer 2014016123 geëxporteerd. Deze
registratie werd door [medeverdachte 1] al eerder bevraagd op 22, 23 juni 2015, 5 augustus 2015 en
voor het laatst geraadpleegd en geëxporteerd op 28 september 2015 om 11.23.19 uur. Vlak
daarvoor wordt door [medeverdachte 1] het resultaat van een abonnement opgevraagd.
De BVH registratie met nummer 2014016123 is opgestart nadat naar aanleiding van een
melding van een inbraak in een woning activiteiten werden ontdekt die verband houden met
het kweken van hennep. [medeverdachte 14] was de huurder van de woning en werd als
verdachte aangemerkt. In de BVH registratie werden verschillende activiteiten
geregistreerd, iedere activiteit breidt de registratie uit. Dus de informatie die de registratie
bevat op een latere datum is uitgebreider indien er sinds de laatste keer dat de registratie
geraadpleegd werd, nieuwe activiteiten werden gemuteerd in deze registratie. (pagina 356)
Op 29 september 2015 werden in de bergplaats in de woning van verdachte [verdachte] een set
documenten gevonden waarvan de linkerbovenhoek is omgevouwen. Op de omgevouwen
hoek staat handgeschreven: "AB". Bovenaan de pagina staat getypt: " [medeverdachte 14] ".,
paginanummers 7 tot en met 9. (J.04.01.014.003 tot en met J. 04.01.014.009).
De documenten in getypte tekst handelen over een persoon [medeverdachte 14] .
De tekst bevat informatie afkomstig uit BVH nummer 201416123. Op de pagina's met sub
nummer J.04.01.014.004 en 005 staan twee mutaties uit deze BVH registratie,
mutatienummers 2014016123-114 en -115. De mutatie betreffen processen-verbaal die
gesloten zijn op 31 juli 2015 en 24 augustus 2015. Na deze mutaties staat in het document
de vetgedrukte zin:
"Bovenstaande inzake onderstaand onderzoek hennep; (reeds verstrekt)".
In de computer van [verdachte] (J.01.01.001) die op 29 september 2015 aangetroffen op de [adres 5]
zijn in de unallocated space sporen gevonden van teksten,
o.a.:
"Uit deze gegevens bleek dat de verdachte [medeverdachte 14] ove"
"Ik zag dat door de ABNAMRO
bank de transactiegegevens over de periode"
Deze teksten komen voor in mutatienummer 201416123-115. Dit betreft een proces-verbaal
dat is gesloten op 24 augustus 2015. Deze informatie zou op 25 augustus zijn geraadpleegd
en geëxporteerd.
(ZD.01 pagina’s 384-436)
AMB195 proces-verbaal bevindingen van 27 januari 2016 verbalisant [verbalisant 18] :
In totaal zijn er 27 fragmenten tekst gevonden in de computer van [verdachte] . (pagina 385), onder meer 4 fragmenten op de KENO [medeverdachte 2] en 9 op het onderzoek Fuut. (pagina 72)
(PD.05 pagina’s 97-98 en 106-107)
AMB 279 proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2016:
Volgens de logbestanden van Blue View bevragingen van [medeverdachte 1] bevroeg hij op acht
data (17 februari 2012, 9 juli 2012, 31 oktober 2012, 27 november 2014, 11 maart 2015, 18
mei 2015, 21 juli 2015 en 12 augustus 2015) een persoon met als KENO zoeksleutels:
[zoektermen 1]
Volgens de logbestanden van Blue View bevragingen heeft [medeverdachte 1] op 19 februari 2013
en 30 maart 2015 bevraagd opzoeksleutel [bedrijf 8] . [medeverdachte 15] stond toen
ingeschreven op [adres 8] .
[medeverdachte 1] had op [medeverdachte 15] een Blue View abonnement van 23 juli 2012 tot en met 26
september 2013. Hierdoor kreeg hij een wekelijkse update van nieuwe gegevens die over
[medeverdachte 15] bekend waren.
[medeverdachte 1] had een Blue View abonnement op [medeverdachte 24] van 13 februari 2013 tot
en met 27 mei 2013.
In de logfiles van de Blue View bevragingen bevroeg [medeverdachte 1] in de periode van 17
februari 2012 tot en met 12 augustus 2015 (in totaal op 13 dagen) met zoeksleutel
[medeverdachte 24] , [medeverdachte 24] , [medeverdachte 24] , [medeverdachte 24] en [medeverdachte 24]
Volgens de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie staat [medeverdachte 24]
van 1-11-2007 tot 7-03-2013 ingeschreven op het
adres [adres 9] .
(ZD.01 pagina 115)
Proces-verbaal (relaas) d.d. 31 oktober 2016:
Op 23 november 2012 wordt aan de [adres 9] een hennepkwekerij
aangetroffen. Volgens de gemeentelijke basisadministratie staat daar [medeverdachte 24] ingeschreven.
Op de dag waarop de hennepkwekerij aangetroffen wordt, wordt dit adres door [medeverdachte 1]
bevraagd in Blue View. Die dag bevraagt [medeverdachte 1] daarna ook [medeverdachte 24] in persoon.
Die dag bevraagt hij ook zeven andere adressen. Bij raadpleging van Blue View bleek dat al
deze zeven adressen hennep gerelateerd waren. Omstreeks het einde van 2012 waren er van
al deze adressen meldingen of andere mutaties die te maken hadden met hennephandel of
hennepteelt dan wel bewoners die voor hennep gerelateerde incidenten stonden
geregistreerd.

Met betrekking tot feit 4: gewoontewitwassen

(ZD.02 pagina’s 7-15)
Binnen het opsporingsonderzoek is onderzoek gedaan naar de financiële situatie van [verdachte] .
Bij de Belastingdienst (iCOV) zijn gegevens gevorderd met betrekking tot het vermogen en
inkomen van verdachte [verdachte] . Uit het onderzoek naar de financiële situatie, zijn vermogen
en inkomen, van de verdachte [verdachte] zijn geen legale bronnen van komsten uit arbeid of
onderneming naar voren gekomen. Uit de gevorderde gegevens van de Belastingdienst kan
ook niet blijken van enige verrichting van economische activiteiten door verdachte [verdachte] .
(zie BOB.187 op ZD.02 pagina 179 en DOC.045 op ZD.02 pagina’s 83-84).
Uit de opgevraagde mutatiegegevens van de bankrekening NL461NGB0658906321 ten
name van verdachte [verdachte] blijken de volgende bijzonderheden:
• Tussen 10/01/2013 en 01/09/2015 zijn voor een totaalbedrag van € 88.320,00 contante
stortingen verricht; (zie de draaitabel op ZD.02 pagina 8 waar staat vermeld dat er in 2013
voor een bedrag van € 27.470,- aan kasstortingen zijn gedaan, dat er in 2014 voor een
bedrag van € 31.350,- aan kas stortingen zijn gedaan, en dat er in 2015 voor een bedrag aan
€ 29.500,- aan kasstortingen zijn gedaan). (€ 27.470,- + € 31.350,- + € 29.500,- = € 88.320)
(zie AMB.021 op ZD.02 pagina 32 en DOC.065 op ZD.02 pagina 86)
Uit de observaties is gebleken dat verdachte [verdachte] gebruik maakte van een Ford Mondeo
met het kenteken [kentekens] , op naam van een leasemaatschappij [bedrijf 1] BV.
Uit informatie van de leasemaatschappij is gebleken dat verdachte [verdachte] voor de Ford
Mondeo vanaf november 2014 een short lease contract had en dat hij het leasebedrag, ad€.
1.199,99 niet giraal, maar maandelijks contant betaalde.
(zie BOB.242 op ZD.02 pagina’s 181-182 en DOC.169 op ZD.02 pagina 124 en DOC.174 ZD.02 pagina’s 126-134)
(ZD.02 pagina’s 181-182)
BOB.242 proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 19] en [verbalisant 20] d.d. 7 december 2015, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 10 november 2015 omstreeks 13.10 uur zijn wij, verbalisanten, gegaan naar [bedrijf 2]
te Eindhoven voor een gesprek met de daar aanwezige [medeverdachte 11]
. Uit het gesprek met [medeverdachte 11] met de navolgende informatie naar voren:
- [verdachte] had een short lease contract met [bedrijf 1] over de periode november en december 2014;
- Door een faillissement van [bedrijf 1] is de verdere huur van de Ford Mondeo overgenomen
door [bedrijf 2] ;
- Van de maanden november en december 2014 kon [medeverdachte 11] geen facturen overleggen
dan wel een huurovereenkomst;
- [verdachte] had een short lease contract met [bedrijf 2] vanaf januari 2015;
- Per maand een factuur wordt opgemaakt voor de huur van een personenauto, welke iedere
maand weer kan worden opgezegd dan wel verlengd;
- De Ford Mondeo met kenteken [kentekens] werd vanaf november 2014 door [verdachte] gehuurd;
- [verdachte] betaalde iedere maand contant;
- [verdachte] bracht nooit iemand mee als hij kwam betalen;
- [verdachte] betaalde iedere keer rond de 1e van de maand contant;
Tevens werd aan ons, verbalisanten, door [medeverdachte 11] de kopieën van de betreffende
facturen van de huur van voornoemde Ford Mondeo aan ons overgedragen. (Zie de
documenten DOC.174 op ZD.02 pagina’s 126-134)
Ook kregen wij, verbalisanten, van [medeverdachte 11] 2 kopieën huurovereenkomsten en 2
bijbehorende kopieën facturen welke kort en zakelijk weergegeven, de navolgende
informatie bevatte:
- De Ford Transit kenteken [kentekens] , (DOC.170, huurovereenkomst 8394) werd
door [verdachte] gehuurd vanaf 18 mrt 2015, 12:00 uur tot 19 mrt 2015, 07.59 uur.
Contant betaalt 65 euro.
- De Ford Focus kenteken [kentekens] (DOC.171, huurovereenkomst 8473) werd door
[verdachte] gehuurd vanaf 23 mrt 2015, 17:30 uur tot 9 april 2015, 17.30 uur. Contant
betaalt 543,64 euro.
Het totale bedrag van de contante betalingen die [verdachte] heeft gedaan voor de huur van
auto's:
- Voor de Ford Mondeo met kenteken [kentekens] (van november 2014 tot en met
september 2015): 11 maanden x € 1.199,99 = € 13.199,89.
- Voor de Ford Transit met kenteken [kentekens] is door [verdachte] contant betaald 65
euro.
- Voor de Ford Focus met kenteken [kentekens] is door [verdachte] contant betaald 543,64
euro.
€ 13.199,89 + € 65,- + € 543,64 = € 13.808,53.
Naar aanleiding van een ingezonden LOVJ2-verzoek aan de Financial Intelligence Unit is
onder andere de volgende informatie verstrekt:
• Op 30-03-2013 verricht verdachte [verdachte] een binnenlandse money transfer van € 2.534, 14
op rekening [rekeningnummer] t.n.v. [bedrijf 10] BV te Rosmalen, fact.no 90862776.
(zie DOC.490 op ZD.02 pagina’s 160-161)

Met betrekking tot feit 5 subsidiair: witwassen

(ZD.02 pagina’s 7-15)
Bij de doorzoeking d.d. 29 september 2015 in de woning aan de [adres 5]
werd onder verdachte [verdachte] een contant geldbedrag van € 235.330,00
in beslag genomen. Een deel van het inbeslaggenomen geld werd tevens nader onderzocht op echtheid. Uit onderzoek door Forensische opsporing bleek dat de biljetten onder IBN nummer J.04.01.013.001 voor een totaalbedrag van € 190,00 vals bleken te zijn. (DOC.353,
(ZD.02 pagina’s 143-144)
Dit geld is ter vernietiging bij de Nederlandsche Bank afgegeven.
Bij de Belastingdienst (iCOV) zijn gegevens gevorderd met betrekking tot het vermogen en
inkomen van verdachte [verdachte] . Uit het onderzoek naar de financiële situatie, zijn vermogen
en inkomen, van de verdachte [verdachte] zijn geen legale bronnen van komsten uit arbeid of
onderneming naar voren gekomen. Uit de gevorderde gegevens van de Belastingdienst kan
ook niet blijken van enige verrichting van economische activiteiten door verdachte [verdachte] .
(zie BOB.187 op ZD.02 pagina 179 en DOC.045 op ZD.02 pagina’s 83-84)

Met betrekking tot feit 6: voorhanden hebben van 3 jammers

(ZD.02, pagina 10)
Bij de doorzoeking d.d. 29 september 2015 in de woning aan de [adres 5]
bij verdachte [verdachte] elektronische apparaten aangetroffen
waarvan vermoed werd dat deze gebruikt zouden kunnen worden om draadloos
communicatieverkeer te verstoren, zogenaamde 'jammers'
Het gaat onder andere om de volgende goederen:
  • IBN J.04.01.009 grijze Jammer in legergroene neopreen houder
  • IBN J.04.02.001 Jammer (groot) met 6 antennes
Bovenstaande apparaten werden aangetroffen aan de [adres 5] in
de heimelijke bergplaats onder de trap. De apparaten waren niet ingeschakeld. (AMB.034)
- IBN J.06.01.001 Jammer zwart 6 antennes
Dit apparaat werd aangetroffen op hetzelfde adres in een stelling kast in de bijkeuken.
De bovengenoemde goederen zijn aan het Agentschap Telecom aangeboden en technisch
onderzocht op hun aard en werking.
Van dit onderzoek werden rapporten opgesteld met – samengevat – de volgende conclusies
per inbeslaggenomen goed:
-
IBN J.04.01.009 grijze Jammer in legergroene neopreen houder
Het apparaat betreft een multiband jammer (verstoorder), bestemd voor het uitzenden van radiosignalen met grote bandbreedte. Het apparaat is, afgaande op de onderzochte karakteristieken, gebouwd en ontworpen om GSM900, GPS, GSM 1800, DECT, UMTS en
L TE verkeer te verstoren. Het stoorbereik van deze jammer is vermoedelijk
enkele tientallen meters. (Zie DOC.327 op ZD.03 pagina’s 136-138)
-
IBN J.04.02.001 Jammer (groot) met 6 antennes
Het apparaat betreft een multiband jammer (verstoorder), bestemd voor het uitzenden van radiosignalen met grote bandbreedte. Het apparaat is, afgaande op de onderzochte karakteristieken, gebouwd en ontworpen om GSM900, GSM 1800, DECT en UMTS verkeer te verstoren. Het stoorbereik van deze jammer is vermoedelijk enkele tientallen meters.
(Zie DOC.326 op ZD.03 pagina’s 130-132)
-
IBN J.06.01.001 Jammer zwart 6 antennes
Het apparaat betreft een multiband jammer (verstoorder), bestemd voor het uitzenden van radiosignalen met grote bandbreedte. Het apparaat is, afgaande op de onderzochte karakteristieken, gebouwd en ontworpen om C2000, GSM900, GPS, GSM 1800, UMTS en
L TE verkeer te verstoren. Het stoorbereik van deze jammer is vermoedelijk enkele tientallen meters. (zie DOC.325 op ZD.03 pagina’s 124-126)
Met betrekking tot feit 7: voorhanden hebben van een valse of vervalste identiteitskaart en een vals of vervalst identiteitsbewijs
(ZD.02 pagina 10)
Bij de doorzoeking d.d. 29 september 2015 in de woning aan de [adres 5]
werden in een ladekast in de woonkamer twee documenten, een rijbewijs en een
identiteitskaart, aangetroffen, op naam van [naam/getuige] , geboren [geboortedag 3] 1980. De foto van de persoon op het rijbewijs en op de identiteitskaart komt overeen met een foto van de verdachte [verdachte] , zoals op een stads pas in zijn fouillering. Deze documenten zijn op het eerste oog niet van echt te onderscheiden. (ZD.03 pagina’s 15-16)
Het gaat om de documenten met de nummers:
IBN J.01.04.008 rijbewijs, nr. [nummer]
IBN J.01.04.009 ID bewijs, nr. [nummer]
(ZD.03 pagina’s 86-87)
(ZD.02 pagina’s 112-113)
DOC.118 proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 21] d.d. 9 oktober 2015, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Door mij is onderzocht een Nederlands rijbewijs met nummer 4965790702, afgegeven te
Geldrop op 20-05-2010, geldig tot 20-05-2020, ten name van [naam/getuige] , geboren te Geldrop op 30 juli 1980, geslacht: mannelijk, nationaliteit: Nederlandse.
Dit document komt qua detaillering, toegepaste basismateriaal en gebruikte productie- en
beveiligingstechnieken niet overeen met originele door de autoriteiten van Nederland
afgegeven documenten van dit model. De thans aangebrachte ondergrondbedrukking is
aangebracht middels een printtechniek. Dit is in tegenstelling tot originele door de
autoriteiten van Nederland afgegeven documenten van dit model waarbij de
ondergrondbedrukking wordt aangebracht middels een druktechniek. Naar aanleiding van vorenstaande kon dezerzijds worden vastgesteld dat het voornoemde rijbewijs van Nederland, voorzien van het nummer 4965790702, een vals exemplaar betrof.
Door mij is ook onderzocht een reisdocument, te weten een Nederlandse identiteitskaart met
nummer [nummer] , afgegeven te Geldrop op 26 januari 2012, geldig tot 26 januari 2017,
ten name van [naam/getuige] , [geboortedag 4] 1980,
geslacht: mannelijk, nationaliteit: Nederlandse.
Dit document komt qua detaillering, toegepaste basismateriaal en gebruikte productie- en
beveiligingstechnieken niet overeen met originele door de autoriteiten van Nederland
afgegeven documenten van dit model. De thans aangebrachte ondergrondbedrukking is
aangebracht middels een printtechniek. Dit is in tegenstelling tot originele door de autoriteiten van Nederland afgegeven documenten van dit model waarbij de ondergrondbedrukking wordt aangebracht middels een druktechniek. Naar aanleiding van vorenstaande kon dezerzijds worden vastgesteld dat de voornoemde identiteitskaart van Nederland, voorzien van het nummer IHC528949, een vals exemplaar betrof.
(ZD.03 pagina 88)
Kopie rijbewijs op naam van [naam/getuige] .
(ZD.03 pagina 89)
Kopie identiteitskaart op naam van [naam/getuige] .
(ZD.02 pagina’s 170-177)
GET.009 proces-verbaal van verhoor getuige [naam/getuige] d.d. 8 februari 2016:
De getuige [naam/getuige] is gehoord vanwege het aantreffen van het valse rijbewijs
en identiteitsdocument op zijn naam met de foto van verdachte [verdachte] . [naam/getuige]
verklaard onder meer dat hij zijn rijbewijs ooit is verloren en dat hij nooit een
identiteitsdocument heeft gehad of aangevraagd. Hij zegt verdachte [verdachte] niet bij naam te
kennen, maar herkent hem wel op de foto als " [verdachte] ", die hij kent uit de kroeg.
Bewijsoverwegingen
Uit de gebruikte bewijsmiddelen blijkt het volgende.

Inleiding met betrekking tot feit 1

Introductie
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek ‘Bergaster’ in 2015 tegen de verdachte [medeverdachte 5] , werden er – in de cloud-omgeving van de digitale administratie van bedrijven [bedrijf 6] , Libin B.V. en [bedrijf 5] – zogenaamde Blue View Registratie Export documenten aangetroffen. In een map werd een 15-tal files (zo’n 5000 pagina’s) op naam gevonden. De namen werden herkend als bij de politie bekende subjecten. Deze Blue View registratie documenten bleken in juni 2013 te zijn gegenereerd door de gebruiker
[personeelsnummer], welk verbalisantnummer is gekoppeld aan politiemedewerker [medeverdachte 1] .
Door de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten van de landelijk Eenheid van de
Nationale Politie werd een oriënterend onderzoek gedaan en naar aanleiding van de
bevindingen van die afdeling werd op 29 juni 2015 door de Rijksrecherche een onderzoek
gestart op medeverdachte [medeverdachte 1] .
De loopbaan van [medeverdachte 1] bij de politie
[medeverdachte 1] is op 26 januari 2009 aangesteld als aspirant in tijdelijke dienst gedurende de
initiële opleiding (zes jaar) bij de Dienst Nationale Recherche (hierna: DNR). Hij is een zij-instromer op niveau 4. Op 21 november 2008 tekende [medeverdachte 1] daartoe een geheimhoudersverklaring van de Landelijke Eenheid en op 15 december 2008 werd een verklaring van geen bezwaar voor deze functie afgegeven. Op 22 april 2009 legde [medeverdachte 1] de ambtseed af en ondertekende hij het eedsformulier.
Op 13 juli 2010 werd [medeverdachte 1] aangesteld als generalist tactische recherche tot en met
31 juli 2011 en op 28 juli 2011 werd de proeftijd verlengd tot en met 31 januari 2012. Op
1 februari 2012 volgde een vaste aanstelling bij de DNR.
Op 14 oktober 2011 ontving het hoofd van het Bureau Veiligheid en Integriteit KLPD een
brief ‘Weigering verklaring van geen bezwaar’ (hierna: VGB) met betrekking tot [medeverdachte 1] , waarin wordt vermeld dat [medeverdachte 1] van deze weigering op de hoogte is gesteld.
Door deze weigering kon [medeverdachte 1] niet bij de DNR blijven werken en werd hij op
verschillende locaties tewerkgesteld. Hij werkte onder andere in 2013 bij de Dienst Verkeer van het KLPD in Driebergen in Maasbracht en in 2014 bij de Landelijk Eenheid, Dienst Infra, locatie Croeselaan te Utrecht. Daarnaast werkte hij nog in de regio Venlo en Eindhoven ten behoeve van het behalen van modules in het kader van zijn opleiding.
De opleiding van [medeverdachte 1] verliep niet vlekkeloos, zijn studietijd moest meerdere malen
worden verlengd, voor het laatst in het vierde kwartaal van 2014. Bij niet afstuderen zou
eventueel ontslag volgen.
Tussenconclusie 1
[medeverdachte 1] is aldus aan te merken als een ambtenaar in de zin van artikel 84 van het
Wetboek van Strafrecht. [medeverdachte 1] was in de tenlastegelegde periode
werkzaam als politieagent en had uit hoofde van zijn functie, zo blijkt uit zijn beëdiging,
een algemene geheimhoudingsplicht.
Blue View
Blue View is een indexsysteem, waarin dumps plaatsvinden van diverse politiesystemen,
zoals BVO, Summ-it, HKS, BVH, Luris, FIU, afkomstig van bijna alle opsporingsinstanties
van Nederland (Kmar, FIOD et cetera).
Accounts in Blue View zijn strikt persoonlijk en mogen niet gedeeld worden.
Om Blue View te raadplegen wordt ingelogd met een gebruikersnaam en een wachtwoord.
De gebruikersnaam is het dienstnummer van de verbalisant, [personeelsnummer] , zijnde [medeverdachte 1] .
Hij had een Blue View account vanaf 29 augustus 2011 om 10.18 uur, op niveau Opsporing
basis 3 en 4. Bevragingen geschieden op een zogenaamde lange KENO, een zoeksleutel
gebaseerd op onder andere achternaam en geboortejaar van de te bevragen persoon.
Resultaten van bevragingen kunnen worden geëxporteerd als PDF- of Excelbestand. Vervolgens kunnen deze worden opgeslagen op bijvoorbeeld een harde schijf van een computer of op een USB-stick, indien de gebruiker rechten heeft om gegevens op een USB-stick op te slaan. [medeverdachte 1] had die rechten. In de naam die het document krijgt tijdens het exporteren zit de tekst ‘Registratie Export’. Uit de bestandsnaam is af te leiden op welke datum de export is gemaakt en wat het accountnummer is van de gebruiker.
Op het eerste blad van elke export is een waarschuwing opgenomen voor de gebruiker:

Het oneigenlijk gebruik dan wel misbruik van deze gegevens is ten strengste verboden.
Daarnaast is het verstrekken van deze gegevens aan derden welke niet de vereiste autorisatie bezitten eveneens ten strengste verboden’. De gebruiker kan pas verder gaan met
exporteren als hij aangeeft dat hij de bovenstaande waarschuwing heeft gelezen en op OK drukt.
Tussenconclusie 2
Het hof stelt vast dat [medeverdachte 1] toegang had tot vertrouwelijke politiegegevens.
Artikel 7 van de Wet Politiegegevens bepaalt dat de politieambtenaar aan wie
politiegegevens ter beschikking zijn gesteld, in beginsel verplicht is tot geheimhouding
daarvan, behoudens voor zover een of bij of krachtens de wet gegeven voorschrift tot
verstrekking verplicht, de bepalingen van paragraaf 3 verstrekking toelaten of de politietaak
in bijzondere gevallen tot verstrekking noodzaakt. Van enige uitzonderingsgrond is uit het
dossier niets gebleken.
[medeverdachte 1] was uit hoofde van zijn ambt derhalve bekend met deze geheimhoudingsplicht,
hij wist dat de informatie in Blue View vertrouwelijk was en werd daar bij export van gegevens nogmaals op gewezen.
Abonnementen en bevragingen in Blue View
Vanaf 30 augustus 2011 heeft [medeverdachte 1] 52 abonnementen gehad. Na oktober 2011 werden
geruime tijd geen abonnementen afgesloten. Dit betreft de periode nadat de VGB was geweigerd, te weten na 19 oktober 2011. In juli 2012 werd weer een abonnement afgesloten. [medeverdachte 1] deelde geen abonnementen met andere gebruikers.
[medeverdachte 1] had in Blue View op 15 juni 2015 24 abonnementen lopen op personen.
Deze abonnementen moeten actief worden aangemaakt, driemaandelijks worden verlengd en worden afgesloten. De personen werden automatisch bevraagd op een lange KENO en de gebruiker, in casu [medeverdachte 1] , kreeg elke week berichten op zijn werk e-mailadres met de nieuwe resultaten van zijn abonnementen. Op 14 september 2015 liepen er in de account van [medeverdachte 1] 23 abonnementen op personen.
Voorts is uit het overzicht van het totaal aantal bevragingen van [medeverdachte 1] in de onderzoeksperiode, gebleken dat het totale logbestand van [medeverdachte 1] in de periode van 30 augustus 2011 tot en met 29 september 2015 uit 28.521 regels in Blue View bestaat. Die regels werden zowel door zoekvragen als zoekresultaten gegenereerd. Uit het onderzoek Zijdehaai is niet gebleken dat andere personen met de logingegevens van [medeverdachte 1] bevragingen hebben gedaan.
Tussenconclusie 3
[medeverdachte 1] heeft abonnementen op personen aangemaakt en tevens verlengd, ook nadat hij in verband met de weigering van de VGB niet meer deelnam aan opsporingsonderzoeken binnen de DNR. Niet is gebleken dat hij de abonnementen met andere gebruikers deelden. Bovendien heeft [medeverdachte 1] ruim 28.000 bevragingen in Blue View gedaan in de tenlastegelegde periode.
Met betrekking tot feit 1: medeplegen schending ambtsgeheim dan wel medeplichtig zijn aan medeplegen van schending van het ambtsgeheim
Aan verdachte is onder 1 primair – kort gezegd – tenlastegelegd het (mede)plegen van het schenden van het ambtsgeheim (artikel 272 lid 1 Sr) en onder 1 subsidiair het medeplichtig zijn daaraan.
De advocaat-generaal is van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte van feit 1 primair dient te worden vrijgesproken, nu – kort gezegd – niet uit het dossier is gebleken dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] . Zo zijn er slechts twee observaties op 29 juni 2015 en 1 september 2015 die hebben geleid naar de betrokkenheid van verdachte, derhalve is er geen sprake van medeplegen.
Voorts heeft de verdediging bepleit dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat [medeverdachte 1] gedurende lange tijd politie-informatie heeft gedeeld/verstrekt met/aan verdachte. Het feit dat er tijdens een doorzoeking op 29 september 2015 geen printer werd aangetroffen in de woning van verdachte [
het hof begrijpt: de woning aan de [adres 5]] en dat er voorts ook geen dactyloscopische sporen van hem zijn aangetroffen op de politie-informatie, vormt hiertegen juist een contra-indicatie.
Bovendien geldt dat [medeverdachte 1] heeft verklaard Blue View uit nieuwsgierigheid te raadplegen, hetgeen geen schending van het ambtsgeheim oplevert.
Met betrekking tot feit 1 subsidiair heeft de verdediging gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt het volgende.
Artikel 272 lid 1 Sr luidt als volgt:
Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.
Het hof stelt allereerst met de advocaat-generaal en in navolging van de rechtbank vast, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde niet alleen kan hebben gepleegd, omdat hij de daarvoor vereiste kwaliteit mist. Verdachte was namelijk niet degene die uit hoofde van (een vroeger) ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht was tot het bewaren van enig geheim.
Het hof zal eerst de verweten schending van het ambtsgeheim bespreken aan de hand van de door [medeverdachte 1] afgesloten abonnementen, diens werkwijze en de in het dossier genoemde namen van onderzoeken en personen. Vervolgens zal het hof ingaan op de vraag of verdachte dit feit heeft medegepleegd.
De abonnementen
Op 23 juli 2012 sloot [medeverdachte 1] een abonnement af op de KENO van medeverdachte [medeverdachte 15] .
Op de lange KENO van medeverdachte [medeverdachte 2] wordt op 28 juni 2013 een abonnement
gemaakt door [medeverdachte 1] .
Op 15 juni 2015 had [medeverdachte 1] nog abonnementen lopen op onder andere de KENO van
verdachte en [medeverdachte 2] .
Op 14 september 2015 liepen deze abonnementen nog. Op die datum was toen één nieuw abonnement op de KENO van [medeverdachte 14] . Voornoemd abonnement werd afgesloten op 7 juli 2015.
In een in beslag genomen agenda van het jaar 2013 van [medeverdachte 1] werd een lijst met namen van personen aangetroffen, welke lijst precies overeenkomt met de tussen 31 augustus 2011 en 29 september 2015 door [medeverdachte 1] bevraagde personen.
Tussenconclusie 4
[medeverdachte 1] maakte abonnementen aan op onder andere verdachte en de andere medeverdachten in het onderhavige onderzoek. Nu deze abonnementen over een langere periode liepen en de abonnementen driemaandelijks moesten worden verlengd, heeft verdachte de betreffende abonnementen bewust in stand gehouden. [medeverdachte 1] bevroeg een vaste groep personen gedurende een langere tijd. Over de concrete bevragingen en abonnementen wilde geen van de verdachten verklaren.
De werkwijze
I.
Vanuit het politiedomein worden (bijvoorbeeld) op 7 november 2014 e-mails verzonden naar het politieacademie domein. De verstuurde e-mails bevatten Blue View export registraties.
De verstuurde e-mails worden niet meer aangetroffen in de mailbox van het politieacademie domein. Wel wordt een verwijzing gevonden naar een bijlage, die op een externe
mediadrager is geplaatst.
II.
Op 7 september 2015 werd een bevel stelselmatige informatie-inwinning en pseudokoop op
[medeverdachte 1] afgegeven.
Op 26 september 2015 keerde [medeverdachte 1] terug uit Curaçao, waar hij met verbalisant [nummer]
afspraken had gemaakt over het raadplegen van de politiesystemen op de persoon van de
informant, die bij [medeverdachte 1] bekend was als [naam 3] en op een persoon, die bij
[medeverdachte 1] bekend was gemaakt als [naam 4] . Op 28 september 2015 om 10.27 uur
kocht [medeverdachte 1] bij de Mediamarkt in Son en Breugel een USB-stick PNY en een prepaid
telefoon, die hij contant afrekende. Vervolgens reed hij naar het politiebureau aan de
Croeselaan in Utrecht, waar hij tussen 11.43 uur en 12.49 uur een groot aantal bevragingen
deed op [naam 3] en [naam 3] . De bewuste USB-stick is op
30 september 2015 in de woning van de ouders van [medeverdachte 1] in Weert terug gevonden. Op
de USB-stick stonden Blue View Exportbestanden met betrekking tot [naam 3]
en [naam 3] .
Om ongeveer 14.00 uur verlaat [medeverdachte 1] het politiebureau in Utrecht en op verzoek van
[nummer] vindt om 15.30 uur een ontmoeting plaats bij McDonalds in Best. Op aanwijzing
van [medeverdachte 1] rijdt deze met [nummer] mee naar een openbare picknickplaats aan de A2.
Daar brengt [medeverdachte 1] [nummer] mondeling op de hoogte van zijn bevindingen. Daarbij merkt
[medeverdachte 1] op dat de informatie zo minimaal was dat hij had besloten om [nummer] een en
ander mondeling mede te delen.
III.
Bij de doorzoeking van de [adres 5] , de woning waar verdachte verbleef, werd een grote hoeveelheid bewerkte Blue View informatie op papier aangetroffen (zie hierna) met leesaanduidingen en met namen van geadresseerden erop aangebracht.
Tussenconclusie 5
[medeverdachte 1] e-mailde exportrapportages van zijn politie-emailadres naar zijn mailbox bij de politieacademie en zette de informatie over op (bijvoorbeeld) USB-sticks. [medeverdachte 1] heeft over het hoe en waarom van deze werkwijze zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, geen verklaring willen afleggen.
[medeverdachte 1] verstrekte informatie zowel mondeling als schriftelijk aan afnemers. Daarbij
werd de nodige behoedzaamheid in acht genomen. Met betrekking tot de aan [nummer] verstrekte informatie heeft [medeverdachte 1] ter zitting van het hof toegegeven dat de verstrekking op de wijze zoals verwoord aan [nummer] heeft plaatsgevonden. Met betrekking tot de aangetroffen informatie op papier hebben verdachte en zijn medeverdachten niet willen verklaren.
Onderzoeken Bergaster en Fuut / [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte]
I. Onderzoek Bergaster
In de in de cloud opgeslagen digitale administratie van verdachte [medeverdachte 5] werden 15 PDF-bestanden gevonden met onder andere de namen [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] en [verdachte] , te herleiden tot
bij de politie bekende subjecten.
‘ [medeverdachte 4] ’ zou medeverdachte [medeverdachte 4] , geboren [geboortedag 5] 1978, betreffen.
‘ [verdachte] ’ zou verdachte, [verdachte] , geboren [geboortedag 1] 1970, betreffen.
Deze bestanden zijn op 25 en 28 juni 2013 geëxporteerd. Op die data registreert [medeverdachte 1]
bijzonder verlof. Desondanks stuurde [medeverdachte 1] op 25 juni 2013 om 15.10 uur en 15.13 uur
vanaf zijn politie-emailadres twee e-mails en op 28 juni 2013 te 12.23 uur nog één.
Bij het openen van de PDF van [medeverdachte 2] bleek dat het ging om een bestand van 468 pagina's,
geëxporteerd op 25 juni 2013 te 13.38 uur.
Het bestand van verdachte betrof 265 pagina's, geëxporteerd op 25 juni 2013 te 13.54 uur.
Op 7 maart 2013 bevraagt [medeverdachte 1] medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] voor de eerste
keer in Blue View. In een memo in een in beslag genomen Samsung Galaxy SIII (aangetroffen in een woning aan de [adres 4] , de woning van de ouders van [medeverdachte 1] ) van 6 maart 2013 staan de namen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] met enige specifieke details, die – naar het hof begrijpt – nodig voor het genereren van een KENO.
In een map met mini processen-verbaal die op 29 september 2015 tevens in de woning van de ouders van [medeverdachte 1] ( [adres 4] ) in beslag zijn genomen, stonden op het
bovenste vel de gegevens van [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] en verdachte die – naar het hof begrijpt – nodig zijn voor het genereren van een KENO op deze personen. Ook in een agenda over het jaar 2013 (tevens inbeslaggenomen in de woning aan de [adres 4] ) werd een lijst met namen aangetroffen, waaronder die van [medeverdachte 5] en verdachte en mogelijk [medeverdachte 2] . In een oude telefoon van [medeverdachte 1] werd een memo van 25 juni 2013 aangetroffen, met daarin de namen van [medeverdachte 5] en verdachte.
Verder blijkt dat vlak voor de actiedag in het onderzoek ‘Bergaster’ 13 auto's uit de
bedrijfsvoorraad van [bedrijf 3] zijn overgeschreven op naam van onder andere [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De sleutels van één van deze auto's zijn op 29 september 2015 aangetroffen in de woning in Veldhoven waar verdachte verbleef.
Tussenconclusie 6
Reeds in 2013 bevroeg [medeverdachte 1] verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in Blue View en
exporteerde deze gegevens, die uiteindelijk in de cloud van [bedrijf 3] terechtkwamen.
[medeverdachte 1] maakte geen deel uit van het onderzoeksteam in het onderzoek Bergaster, noch is gebleken van een andere politietaak die de betreffende bevragingen en het exporteren van de daaruit vloeiende gegevens zou kunnen verklaren. Derhalve had [medeverdachte 1] geen valide reden om Blue View op deze personen te bevragen. Bovendien hebben verdachte en medeverdachten over deze concrete bevragingen in 2013 geen verklaring willen afleggen.
II. Onderzoek Fuut
Het onderzoek Fuut betreft een verdenking van bedrieglijke bankbreuk.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zouden aan de verdachte in het onderzoek Fuut een groot geldbedrag
hebben geleend. In het kader van dit onderzoek werd op 29 juli 2015 rond 12.00 uur [medeverdachte 3]
door de FIOD gehoord.
Op diezelfde dag wordt waargenomen dat verdachte om 16.18 uur uit het gebouw van de
politieacademie te Eindhoven komt en in een Peugeot ( [kenteken] ) stapt. De Peugeot wordt
om 16.42 uur geparkeerd op een parkeerterrein De Plaatse in Veldhoven en [medeverdachte 1]
begeeft zich naar het terras van een grand café. Om 18.37 uur heeft hij contact met de
bestuurder van een Ford Mondeo ( [kenteken] ). De bestuurder van de Ford Mondeo is
verdachte. Verdachte heeft deze Ford Mondeo geleased. [medeverdachte 1] stapt in. Om
18.53
uur staat de Ford Mondeo geparkeerd op de oprit van de [adres 5]
. In deze woning verblijft verdacht; hij staat er echter niet
ingeschreven.
Om 19.17 uur wordt een Audi A5 ( [kenteken] ) geparkeerd in de straat en twee mannen,
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , gaan de woning binnen. [medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij wel eens met [medeverdachte 2] in een woning in Veldhoven is geweest om daar te praten en te kaarten. Hij trof toen in die woning [medeverdachte 1] en verdachte. Die zaten samen op de bank. Bij die gelegenheid hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] gesproken over het gesprek met de FIOD, het zou kunnen zijn dat de beide [verdachte en 1e medeverdachte] ( [medeverdachte 1] en verdachte) dat hebben opgevangen, aldus [medeverdachte 3] .
Het onderzoek Fuut werd door [medeverdachte 1] op 28 juli 2015 en 3 augustus 2015 in Blue View
uitgebreid bevraagd. Op 3 augustus 2015 raadpleegt [medeverdachte 1] rechtstreeks op het
onderzoek en geeft ook twee zoekopdrachten: ‘vervalst fuut’ en ‘saxo fuut’. Bij het
onderhoud van de FIOD met [medeverdachte 3] was op 29 juli 2015 gesproken over een vervalst bankafschrift van de Saxobank.
Tussenconclusie 7
Nu [medeverdachte 1] vlak vóór en vlak na de ontmoeting met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de woning van verdachte het onderzoek Fuut uitgebreid bevroeg, kan het naar het oordeel van het hof niet anders dan dat hij dit deed op verzoek van een of meer van zijn medeverdachten. [medeverdachte 1] had met name op de KENO van [medeverdachte 2] al vele bevragingen gedaan en er liep ook een abonnement op [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] had geen enkele reden of motief om juist op dit onderzoek bevragingen te doen; hij was geen lid van het onderzoeksteam van de FIOD en er is geen enkele valide andere reden voor de raadpleging, anders dan dat hij daar door anderen om is verzocht. Ook op dit punt hebben verdachten geen verhelderende verklaring willen afleggen.
III.A
Op 29 september 2015 werd een achter een afgesloten schot onder de trap in de
[adres 5] verborgen bundel documenten in beslag genomen van
in totaal 167 pagina's met informatie over vele subjecten. Het bleek te gaan om bewerkte
Blue View producten: het was het resultaat van verschillende downloads en bewerkingen.
Er was informatie toegevoegd.
Op het document [medeverdachte 14] staat getypt op de linkerbovenhoek:
‘ [medeverdachte 4] [
het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]]
Bovenstaande inzake onderstaand onderzoek hennep (reeds verstrekt)’.
Op het document Gortworst in de linkerbovenhoek getypt:
‘10x afgeschermd onderzoek DOOMER (zie eerdere uitleg)’.
Op het document Zaak in de linkerbovenhoek is getypt:
‘Let op inzet IMSI catcher bij verdachten’.
Op één van de andere pagina's staat het tijdstip van export: 12-08-2015 13.25.06. De tekst
betreft een mutatie van een onderzoek, dat door [medeverdachte 1] blijkens zijn logfiles op
12 augustus 2015 om 13.42.32 is bevraagd. Vervolgens zijn er 152 mutaties uit Blue View
geëxporteerd.
Op gevouwen hoekjes op twee A4tjes stond: onder andere ‘ [medeverdachte 4] ’. ‘ [medeverdachte 4] ’ bleek een deel
van een mutatie van 19 augustus 2015. Op dit mutatienummer heeft [medeverdachte 1] op
25 augustus 2015 en 28 september 2015 gezocht.
Op één van de pagina's is een vingerafdruk van [medeverdachte 2] aangetroffen.
Op zeven pagina's uit de bundel werden vingerafdrukken van [medeverdachte 1] aangetroffen.
Op 1 september 2015 werd om 17.58 uur gezien dat [medeverdachte 1] in Weert in een BMW ( [kentekens] ) stapte en om 18.26 uur reed hij over de Run in Veldhoven. Vervolgens stond de
BMW geparkeerd op het parkeerterrein De Plaatse te Veldhoven. Om 18.50 uur staat de
Ford Mondeo ( [kentekens] ) geparkeerd op de oprit van de [adres 5] . Om 19.07
uur arriveert een Audi ( [kentekens] ) ter hoogte van [adres 5] . De bestuurder, die na
onderzoek geïdentificeerd kan worden als [medeverdachte 2] , stapt uit. Om 19.58
uur verlaat hij de woning. Om 20.04 uur verlaat [medeverdachte 1] de woning en stapt hij bij
verdachte als bijrijder in de Ford Mondeo. Om 20.12 uur stopt de Mondeo bij de
BMW. Om 20.39 uur is de BMW in Weert en om 21.04 stapt [medeverdachte 1] zijn woning binnen
met een voorwerp in zijn hand.
Op 27 augustus 2015 werd Blue View door [medeverdachte 1] bevraagd. Er werd een groot aantal
bevragingen gedaan en informatie werd geëxporteerd. [medeverdachte 2] werd
uitgebreid bevraagd en vermoedelijk werd een BVH-registratie geëxporteerd, handelende
over de overgeschreven auto's in het onderzoek Bergaster.
Op 1 september 2015 zijn er twee externe gegevensdragers aangesloten geweest op de
computer van verdachte. Uit de linkfiles op die computer kan worden afgeleid
dat op één van die gegevensdragers op die computer bestanden zijn geopend. In totaal zijn
er 27 fragmenten tekst gevonden in de computer van verdachte, onder meer 4
fragmenten op de KENO [medeverdachte 2] en 9 fragmenten op het onderzoek Fuut.
III.B
Op 30 september 2015 werd in de garage van de [adres 5] in een
plastic tas een briefje gevonden met de tekst:
'Ab: [medeverdachte 14]
'.
Een papiertje met ongeveer gelijkluidende gegevens werd aangetroffen in een plastic bakje in een kastje in de woning van [medeverdachte 1] in Weert.
Op 22 juni 2015 is door [medeverdachte 1] in Blue View gezocht op de KENO van deze persoon en
de registraties worden vermoedelijk geëxporteerd. Op 23 juni 2015 worden de registraties
(opnieuw) geëxporteerd. Op 7 juli 2015 wordt wederom een raadpleging gedaan. Er wordt
een abonnement aangemaakt op de lange KENO van de persoon.
Op 21 en 28 juli 2015 wordt de KENO bevraagd. Op 25 augustus 2015 wordt opnieuw
bevraagd en wordt een BVH-registratie, die ook op 22 en 23 juni 2015 en op 5 augustus
2015 door [medeverdachte 1] is geraadpleegd, geëxporteerd. Deze registratie is gestart naar
aanleiding van een melding van activiteiten die verband hielden met het kweken van hennep
na een inbraak in een woning en de registratie werd in de loop van de tijd steeds uitgebreid.
De registratie werd voor de laatste maal geraadpleegd en geëxporteerd op 28 september
2015 om 11.23.19 uur. De verdachte in die zaak was de huurder van de woning: [medeverdachte 14]
.
De tekst van de in de bergplaats gevonden documenten met daarop getypt ‘ [medeverdachte 14] ’ en
handgeschreven ‘AB’, gaan over de persoon [medeverdachte 14] en is afkomstig uit mutaties
in de bovengenoemde registratie die door [medeverdachte 1] op verschillende tijdstippen is
geraadpleegd.
In de computer van verdachte zijn in de 'unallocated space' sporen aangetroffen
van teksten die te herleiden zijn naar één van deze mutaties. Deze mutatie betreft een
proces-verbaal dat is gesloten op 24 augustus 2015. Op 25 augustus 2015 is de mutatie in
Blue View geraadpleegd en geëxporteerd.
Tussenconclusie 8
Uit deze bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] in de periode van juni 2015 tot en
met september 2015 informatie uit Blue View heeft geëxporteerd, onder meer ten aanzien van [medeverdachte 2] . Uit het feit dat de geëxporteerde informatie niet alleen was geprint,
maar ook was bewerkt ten behoeve van de afnemer en was voorzien van extra aanwijzingen alsmede uit het aantreffen van dactyloscopische sporen van [medeverdachte 1] op de aangetroffen bundel papieren, blijkt naar het oordeel van het hof dat [medeverdachte 1] met een duidelijk doel buiten zijn politietaak informatie heeft gegenereerd. Uit de aangetroffen teksten op de documenten blijkt tevens dat de informatie werd verstrekt om anderen van buiten de politieorganisatie te waarschuwen, op de hoogte te stellen van lopende onderzoeken en van ingezette opsporingsmiddelen.
Het hof stelt vast dat verdachte zijn verblijfplaats aan de [adres 5] beschikbaar stelde om de (papieren) informatie goed te verbergen, dat er informatie op de computer van verdachte werd bekeken / verwerkt en dat de woning van verdachte werd gebruikt om de afnemer(s) van de informatie te ontmoeten / te spreken. Daarnaast bracht verdachte [medeverdachte 1] van en naar het adres in Veldhoven. Verdachte moet volledig op de hoogte zijn geweest van het handelen van [medeverdachte 1] .
Conclusie m.b.t. schending ambtsgeheim
Vooropgesteld moet worden dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat het ‘schenden’ van een geheim in de zin van artikel 272 Wetboek van Strafrecht moet worden uitgelegd als het verstrekken van geheime gegevens aan een ander die tot kennisneming daarvan onbevoegd is. Gelet daarop is het hof van oordeel dat [medeverdachte 1] zijn ambtsgeheim niet heeft geschonden door geheime gegevens voor zichzelf te ontsluiten. Echter, het hof stelt – op grond van hetgeen hiervoor overwogen en de daarbij genomen tussenconclusies – vast dat verdachte zijn geheimhoudingsplicht gedurende lange tijd bij herhaling heeft geschonden door politie-informatie te delen met verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 15] . Uit de wijze waarop [medeverdachte 1] de informatie aan derden zoals verdachte en [medeverdachte 2] overbracht, concludeert het hof dat deze geen van allen bevoegd was om van de informatie kennis te nemen.
Het verweer van de verdediging dat [medeverdachte 1] heeft verklaard Blue View uit nieuwgierigheid te raadplegen en dat bevragingen om die reden geen schending van het ambtsgeheim opleveren, wordt door het hof verworpen. [medeverdachte 1] heeft deze bewering niet nader toegelicht of onderbouwd met concrete voorbeelden. Daarover wilde [medeverdachte 1] , zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, niet verklaren. Het hof acht het volstrekt onaannemelijk dat [medeverdachte 1] alle bevragingen die hij niet in het kader van zijn taakvervulling als politieagent heeft verricht louter uit nieuwsgierigheid heeft gedaan. Uit het dossier blijkt dat verdachte regelmatig hem bekende personen heeft bevraagd, personen die veelal in verband konden worden gebracht met hennepteelt/-kwekerijen. Zo bevroeg verdachte regelmatig verdachte en medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] .
Ook valt op, dat [medeverdachte 1] vaak personen bevroeg voorafgaand, tijdens en na een onderzoek of doorzoeking.
Bovendien, zelfs al zou [medeverdachte 1] een aantal bevragingen louter uit nieuwsgierigheid hebben gedaan, hij wist en behoorde te weten dat hij uitsluitend gerechtigd was Blue View te raadplegen in het kader van zijn politietaak en daarvan is naar het oordeel van het hof bij het hobbymatig door het systeem zoeken ten behoeve van zichzelf geen sprake.
Voorts is gebleken dat [medeverdachte 1] de politie-informatie ook daadwerkelijk heeft verstrekt aan onbevoegde derden. Immers, vast is komen te staan dat [medeverdachte 1] in Blue View veelvuldig bevragingen heeft gedaan anders dan ter vervulling zijn politietaak. Bovendien is gebleken dat [medeverdachte 1] met een aantal van de bevraagde personen, al dan niet levenden lijve, contact heeft gehad. In de gedragingen van [medeverdachte 1] over een lange periode is een patroon te zien. Zo is door [medeverdachte 1] uit Blue View geëxporteerde informatie ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 2] in geprinte vorm in het huis van verdachte aangetroffen en is op een vel daarvan een dactyloscopisch spoor van [medeverdachte 2] gevonden. Daaruit blijkt dat in elk geval een deel van die informatie op enig moment in handen van [medeverdachte 2] terecht is gekomen.

Medeplegen

Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte de schending van het ambtsgeheim heeft medegepleegd in de zin van artikel 47 eerste lid, sub 1, Sr.
Juridisch kader
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte dit feit heeft medegepleegd in de zin van art. 47 eerste lid, sub 1, Sr.
Het hof stelt als toetsingskader het volgende voorop. Op grond van bestendige jurisprudentie voor medeplegen moet daarbij sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht dient te zijn. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. In de praktijk is een belangrijke en moeilijke vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken. Die vraag laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval.
Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht en derhalve eerder zien op het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf, rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Voor de vraag of sprake is van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan in dat geval onder meer rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt, nu het erom gaat dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
Indien de verdachte hoofdzakelijk gedragingen na de uitvoering van het strafbare feit heeft verricht, is in uitzonderlijke gevallen medeplegen denkbaar. Maar een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal dan wel moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding, terwijl in de bewijsvoering in zulke uitzonderlijke gevallen ook bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om de kwalificatie medeplegen te rechtvaardigen.
Het beslissingskader zoals dat in het hier voorgaande is weergegeven kan, met begrippen die niet steeds precies van elkaar af te grenzen zijn, niet anders dan globaal zijn. Dat hangt enerzijds samen met de variëteit van concrete omstandigheden in afzonderlijke gevallen, waarbij ook de aard van het delict een rol kan spelen. Anderzijds is van belang de variëteit in de mate waarin die concrete omstandigheden kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen (vgl. in dezen: HR 02 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474; HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:716 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411).
Daarbij dient in deze zaak betrokken te worden de vraag of er in dit geval sprake kan zijn
van medeplegen van overtreding van artikel 272 Sr, een zogenaamd kwaliteitsdelict.
Immers, verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 15] waren niet werkzaam bij de politie, maar waren ‘burgers’.
Het hof is, samen met de rechtbank, van oordeel dat voor een veroordeling wegens het medeplegen van een kwaliteitsdelict voldoende is dat één van de deelnemers over de kwaliteit beschikt en dat de anderen daar weet van hadden. In casu was daarvan bij verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 15] sprake.
Ten aanzien van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 15]
Anders dan de rechtbank acht het hof het medeplegen van schending van het ambtsgeheim door [medeverdachte 1] , tezamen met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 15] niet bewezen. Hoewel is gebleken dat verdachte de namen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 15] veelvuldig raadpleegde en abonnementen in Blue View op hen had lopen en er vertrouwelijke informatie uit dat systeem door verdachte is geëxporteerd en bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 15] terecht is gekomen, al dan niet op hun verzoek, is er geen wettig en overtuigend bewijs dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 15] aan dit strafbare feit door verdachte hebben deelgenomen in de vorm van medeplegen. Naar het oordeel van het hof bevat het dossier onvoldoende bewijs dat tussen verdachte, [medeverdachte 1] en andere personen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 15] van voldoende gewicht was. Het enkele feit dat zij informatie hebben aangeleverd voor de KENO op hun naam is daartoe onvoldoende.
Ten aanzien van verdachte
Ten aanzien van verdachte overweegt het hof als volgt.
  • Uit de bovenstaande feiten en omstandigheden blijkt in de eerste plaats dat verdachte voldoende wetenschap had van de 'kwaliteit' van [medeverdachte 1] , namelijk dat hij politieagent was. Daarnaast is in het vorenstaande het volgende naar voren gekomen. Uit de observaties van 29 juli 2015 blijkt dat [medeverdachte 1] meerijdt in de Ford Mondeo van verdachte. Verdachte haalt [medeverdachte 1] op vanaf een terras naar zijn verblijfplaats aan de [adres 5] . Ook [medeverdachte 3] verklaart vaker in deze woning te zijn geweest, waarbij hij verdachte en [medeverdachte 1] dan samen op de bank aantrof.
  • Op 29 september 2015 werd achter een afgesloten schot onder de trap op de verblijfplaats van verdachte [adres 5] een verborgen bundel documenten in beslag genomen van in totaal 167 pagina's met informatie over vele subjecten. Dit bleek te gaan om bewerkte Blue View producten, welke mutaties door [medeverdachte 1] op 12 augustus 2015 zijn bevraagd en vervolgens zijn er 152 mutaties uit Blue View geëxporteerd.
  • Op 1 september 2015 werd gezien dat [medeverdachte 1] opnieuw meerijdt in de Ford Mondeo van verdachte om vervolgens naar de woning aan de [adres 5] te gaan. Enige tijd later verlaat [medeverdachte 1] de woning en stapt hij wederom in bij verdachte als bijrijder in de Ford Mondeo.
  • Op 1 september 2015 zijn er twee externe gegevensdragers aangesloten geweest op de computer van verdachte. Uit de linkfiles op die computer kan worden afgeleid dat op één van die gegevensdragers op die computer bestanden zijn geopend. In totaal zijn er 27 fragmenten tekst gevonden in de computer van verdachte, onder meer 4 fragmenten op de KENO [medeverdachte 2] en 9 fragmenten op het onderzoek Fuut.
  • Op 30 september 2015 werd in de garage van de [adres 5] in een plastic tas een briefje gevonden met de gegevens van [medeverdachte 14] . Gelijkluidende gegevens worden aangetroffen in een plastic bakje in een kastje in de woning van verdachte in Weert. Door [medeverdachte 1] wordt de KENO van deze persoon veelvuldig gezocht, een abonnement afgesloten en de registraties worden meermaals geëxporteerd.
  • De tekst van de in de bergplaats gevonden documenten met daarop getypt ‘ [medeverdachte 14] ’ en handgeschreven ‘AB’, gaan over de persoon [medeverdachte 14] en is afkomstig uit mutaties in de bovengenoemde registratie die door verdachte op verschillende tijdstippen is geraadpleegd. In de computer van verdachte zijn in de ‘unallocated space’ sporen aangetroffen van teksten die te herleiden zijn naar één van deze mutaties. Deze mutatie betreft een proces-verbaal dat is gesloten op 24 augustus 2015. Op 25 augustus 2015 is de mutatie in Blue View geraadpleegd en geëxporteerd.
Uit deze feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte een bepalende rol had bij het schenden van het ambtsgeheim door [medeverdachte 1] ten behoeve van derden, onder meer met betrekking tot vertrouwelijke politie-informatie betreffende de onderzoeken Fuut en Bergaster. Verdachte stelde niet alleen zijn woning beschikbaar als ontmoetingsplek, hij verborg ook vertrouwelijke politie-informatie van [medeverdachte 1] op een geheime bergplaats, hij gebruikte zijn computer om informatie te lezen en/of te bewerken of liet zijn computer daarvoor gebruiken, hij maakte het mogelijk dat [medeverdachte 1] en afnemers van de informatie elkaar in zijn woning konden ontmoeten en hij haalde [medeverdachte 1] daartoe op en bracht hem weer terug. Anders dan het standpunt dat de verdediging hanteert, bestaat de betrokkenheid van verdachte daarmee wel degelijk uit meer dan hetgeen de twee observaties laten zien. Gelet op de voorgaande gedragingen was gedurende die maanden sprake een intensieve samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] . De onderlinge taakverdeling was zo dat [medeverdachte 1] zorgde voor de gegevens en verdachte hielp met de verspreiding van die gegevens zodat onbevoegden daarvan kennis konden nemen. Daardoor werkte verdachte samen met [medeverdachte 1] met de afhandeling van het delict, de schending van zijn ambtsgeheim. Gelet daarop is er naar het oordeel van het hof sprake van een bewuste en nauwe samenwerking van voldoende gewicht tussen [medeverdachte 1] en verdachte. De rol van verdachte vormde immers een wezenlijke bijdrage in het geheel van handelingen. Het verweer van de verdediging, inhoudende dat er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, wordt dan ook door het hof verworpen. Het feit dat er tijdens een doorzoeking op 29 september 2015 geen printer werd aangetroffen in de woning van [verdachte] [
de woning aan de [adres 5]] en dat er voorts geen dactyloscopisch sporen van hem zijn aangetroffen op de politie-informatie, doet aan het bovenstaande niet af.
Het hof concludeert dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het
gedurende langere tijd bij herhaling overtreden van artikel 272 Sr.

Met betrekking tot feit 4: gewoontewitwassen

Aan verdachte is onder feit 4 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij een gewoonte heeft
gemaakt van het witwassen van de aldaar genoemde geldbedragen (‘gewoontewitwassen’).
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat dit feit, conform het oordeel van de rechtbank, bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat ook kan worden bewezen dat verdachte de bedoelde geldbedragen heeft omgezet.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat voor dit feit ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen, nu het voorhanden hebben van gelden uit eigen misdrijf voor 1 januari 2017 niet gekwalificeerd kan worden als witwassen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij verwezen naar een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 2 mei 2017 (parketnummer 20-003244-16).
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Juridisch kader
Het in artikel 420ter lid 1 Sr opgenomen delict ‘gewoontewitwassen’ is de specialis van het generalis witwas-artikel 420bis Sr. In de onderhavige zaak is de vraag of een brondelict ten grondslag ligt aan het bewezenverklaarde witwassen. Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring voor het in de delictsomschrijving van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp (in casu: het contante geld) afkomstig is uit een concreet aangeduid misdrijf. Wel is voor een bewezenverklaring ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’ is kan – indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf – niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden. Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs (vgl. HR 18-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2352, rov. 2.3.1.-2.4.).
Het hof stelt vast dat het onderzoek in deze strafzaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat de voorwerpen waarop de witwasgedragingen van verdachte betrekking zouden hebben van enig misdrijf afkomstig zijn. Het hof dient daarom vast te stellen of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen.
Het hof leidt, overeenkomstig de rechtbank, uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Contante stortingen
Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode contante stortingen verricht op
bankrekeningen van hemzelf tot een totaalbedrag van € 88.320,- en heeft hiermee betalingen
verricht.
Verder heeft hij in die periode een auto, merk Ford, type Mondeo, geleased bij [bedrijf 1]
en [bedrijf 2] . Hiervoor heeft hij in de periode van november 2014 tot en met
september 205 (11 maanden) iedere maand € 1.199,99 betaald. Ook heeft hij in 2015 nog
twee auto's gehuurd, te weten een Ford, type Transit, voor € 65,- en een Ford, type Focus,
voor € 543,64. De huur voor deze auto's heeft hij contant voldaan. Het totaalbedrag voor
huren/leasen auto's bedraagt derhalve: 11 x € 1.199,99 = € 13.199,89 + € 65,- + € 543,64
= € 13.808,53.
Tot slot heeft hij in de periode nog een money transfer van € 2.534,14 naar [bedrijf 10]
overgemaakt.
Van verdachte zijn geen legale bronnen van inkomsten bekend. Ook is niet bekend dat hij
beschikte over legaal vermogen.
Het hof is, evenals de rechtbank, van oordeel dat reeds uit voormelde feiten en omstandigheden en gelet op de omvang van de stortingen en uitgaven en op de aanwijzingen dat verdachte zich bezig hield met strafbare feiten, worden afgeleid dat sprake is van een vermoeden van witwassen.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep zeer summier verklaard dat deze contante stortingen gelden zijn die zijn verkregen uit eigen criminele activiteiten. Het hof overweegt ter zake van deze verklaring als volgt.
Ten aanzien van het verwerven of voorhanden hebben van voorwerpen die "onmiddellijk" uit "eigen" misdrijf afkomstig zijn, geldt dat die gedragingen niet zonder meer als gewoon (schuld)witwassen kunnen worden gekwalificeerd. Wanneer het gaat om gewoon (schuld)witwassen bestaande in het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, moet uit de motivering van de uitspraak kunnen worden afgeleid dat de gedragingen van de verdachte ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. De rechtspraak over de kwalificeerbaarheid van gewoon (schuld)witwassen houdt in dat indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf, niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd (vgl. HR 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:702, NJ 2014/302 en HR 13 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2842, NJ 2017/218).
Echter, op grond van bestendige jurisprudentie geldt dat een verklaring van een verdachte dat van verwerven of voorhanden hebben van een onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig voorwerp sprake is, enkel mogelijk tot dat oordeel aanleiding kan geven indien door of namens de verdachte met voldoende concretisering is aangevoerd met betrekking tot dit verwerven of voorhanden hebben door eigen misdrijf (vgl. HR 16 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1655, rov. 2.3.1 en 2.3.2; HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3028, rov. 3.2.3. en HR 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3020, rov. 2.6.).
Aangezien verdachte steeds binnen een beperkt tijdsbestek met voornoemde bedragen (van
€ 88.320,- en € 13.808,53 en € 2.534,14), waarvan naar het oordeel van het hof is
gebleken dat deze bedragen uit misdrijf afkomstig zijn, betalingen heeft verricht kan
gewoontewitwassen worden bewezen.
Met betrekking tot feit 5 primair en subsidiair: witwassen in de zin van art. 420bis lid 1 respectievelijk lid 2 Sr
Aan verdachte is onder 5 primair – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij een geldbedrag
van € 235.140,- heeft witgewassen doordat hij van dat geldbedrag de werkelijke aard, de
herkomst, en/of de vindplaats heeft verborgen of verhuld en/of heeft verborgen of verhuld
wie de rechthebbende op dat geldbedrag was, en dat geldbedrag voorhanden heeft gehad
terwijl hij wist dat dat geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf.
Subsidiair is verdachte onder 5 tenlastegelegd dat hij het geldbedrag van € 235.140,- heeft
verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dat geldbedrag afkomstig was uit
enig misdrijf.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 5 subsidiair tenlastegelegde, conform het oordeel van de rechtbank, bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft betoogd dat de contante stortingen gelden zijn betreffen die zijn verkregen uit eigen criminele activiteiten. Zij heeft op die grond ook hier betoogd, dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarbij heeft zij verwezen naar een eerdere veroordeling met betrekking tot voorbereidingshandelingen van hennepteelt van verdachte. In dit vonnis d.d. 6 februari 2018 (parketnummer 01-993936-15) overwoog de rechtbank dat verdachte zich bezig heeft gehouden met activiteiten op softdrugs niveau en dat hij daartoe onder andere het onderhavige geldbedrag voorhanden heeft gehad. Ook voor wat betreft dit feit kan derhalve worden geconcludeerd dat het voorhanden hebben van gelden uit eigen misdrijf niet gekwalificeerd kan worden als witwassen, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het juridisch kader is hiervoor onder feit 4 al besproken.
Het hof leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 29 september 2015 is het geldbedrag van € 235.140,- bij een doorzoeking in de woning
van verdachte aangetroffen in een ruimte onder de trap van de woning. Deze ruimte was met
een houten plaat afgesloten. Op deze houten plaat waren twee ronde afdrukken zichtbaar
van vermoedelijk zuignappen. Van verdachte zijn geen legale bronnen van inkomsten bekend. Ook is niet bekend dat hij beschikte over legaal vermogen.
Het hof is van oordeel dat reeds uit voormelde feiten en omstandigheden en gelet op
de omvang van het bedrag en op de aanwijzingen dat verdachte zich bezighield met
strafbare feiten, kan worden afgeleid dat sprake is van een vermoeden van witwassen.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep zeer summier verklaard dat deze contante stortingen gelden betreffen die zijn verkregen uit eigen criminele activiteiten.
Het hof overweegt ter zake van deze verklaring gelijk als hiervoor feit 4 als volgt.
Tegen de achtergrond van de bestendige jurisprudentie zoals reeds hiervoor aangehaald onder feit 4 geldt echter ook bij het tenlastegelegde witwassen bij feit 5 dat een verklaring van een verdachte dat van verwerven of voorhanden hebben van een onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig voorwerp sprake is, enkel mogelijk tot dat oordeel aanleiding kan geven indien door of namens de verdachte met voldoende concretisering is aangevoerd met betrekking tot dit verwerven of voorhanden hebben door eigen misdrijf (vgl. HR 16 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1655, rov. 2.3.1 en 2.3.2; HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3028, rov. 3.2.3. en HR 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3020, rov. 2.6.).
Het hof acht niet bewezen dat verdachte van dat geldbedrag de werkelijke aard, de
herkomst, en/of de vindplaats heeft verborgen of verhuld en/of heeft verborgen of verhuld
wie de rechthebbende op dat geldbedrag was.
Wel acht het hof het onder 5 subsidiair ten laste gelegde (witwassen) wettig en
overtuigend bewezen, te weten dat verdachte het geldbedrag van € 235.140,- voorhanden
heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf.
Vordering wijziging tenlastelegging voor wat betreft feit 6 en 7
De verdediging heeft verzocht de feiten 6 en 7 buiten beschouwing te laten. Zij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. In deze zaak heeft de officier van justitie aanvankelijk een voorlopige dagvaarding uitgebracht. Op vordering van de officier van justitie heeft de rechtbank een wijziging van de tenlastelegging toegelaten, waarbij twee feiten aan de dagvaarding zijn toegevoegd, te weten feit 6 (het voorhanden hebben van drie 'jammers') en feit 7 (het voorhanden hebben van een valse of vervalste identiteitskaart en van een vals of vervalst identiteitsbewijs).
Deze vordering had echter niet, althans niet in volle omvang, mogen worden toegewezen. Er is namelijk geen sprake van enig verband tussen de toegevoegde feiten en de feiten op de voorlopige dagvaarding, terwijl dat op grond van de jurisprudentie wel had gemoeten, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In de onderhavige zaak heeft de officier van justitie is in eerste instantie een voorlopige dagvaarding ex artikel 261 lid 3 Sv uitgebracht, met daarop de feiten waarop de voorlopige hechtenis was gebaseerd. Deze tenlastelegging is vervolgens aangevuld op basis van artikel 314a Sv. Daarbij zijn twee feiten aan de dagvaarding toegevoegd, te weten het voorhanden hebben van 'jammers' en het voorhanden hebben van een vals of vervalst document (in de zin van een identiteitskaart en een identiteitsbewijs). De verdenking van deze strafbare feiten vloeide voort uit een ter gelegenheid van het politieonderzoek bij verdachte uitgevoerde doorzoeking.
Artikel 261 lid 3 Sv houdt het volgende in:
Wanneer de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt krachtens een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding waarvan de geldigheidsduur niet meer kan worden verlengd op grond van artikel 66, derde lid, kan voor de opgave van het feit worden volstaan met de omschrijving die in dat bevel is gegeven.
Art. 314a Sv luidt als volgt:

1. Indien in de telastlegging voor de opgave van het feit is volstaan met een omschrijving als bedoeld in artikel 257a, vierde lid, of artikel 261, derde lid, wordt die opgave alsnog in overeenstemming gebracht met de in het eerste en tweede lid van artikel 261 gestelde eisen.

2. De artikelen 313, met uitzondering van de laatste volzin, en 314 vinden overeenkomstige toepassing.

Ingevolge art. 314a Sv heeft de officier van justitie de bevoegdheid de aanpassing van de omschrijving op de dagvaarding ex art. 261 lid 3 Sv te vorderen. Het betreft een ruime bevoegdheid tot aanvulling en wijziging die de officier van justitie ingevolge die bepaling heeft. Gelet op de strekking van deze bepaling, brengt een redelijke uitleg van art. 314a Sv mee dat de wijziging van de voorlopige tenlastelegging slechts dan niet kan worden toegelaten, indien die wijziging ertoe zou leiden dat
elk(cursivering hof) verband tussen de gedragingen die in het bevel gevangenhouding en die welke in de gewijzigde tenlastelegging zijn omschreven, ontbreekt. Bij zo'n ruime bevoegdheid tot wijziging en aanvulling past immers niet goed dat die bevoegdheid niet zou bestaan, indien een feit op het bevel gevangenhouding als ‘volledig’ is tenlastegelegd. De strekking van art. 314a is immers dat de officier van justitie, die vanwege de regeling van de voorlopige hechtenis soms gedwongen is een dagvaarding uit te brengen op een moment, waarop hij nog niet in staat is de tenlastelegging in definitieve vorm en met voldoening aan de vereisten van art. 261, eerste en tweede lid, Sv op te stellen, later in de procedure de gelegenheid krijgt alsnog een definitieve dagvaarding te vervaardigen (zie HR 24 maart 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD0989 en HR 20 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1261).
De verdenking ter zake van de feiten 6 en 7 waren geen reden voor de gevorderde en ter zake van verdachte ook ondergane voorlopige hechtenis, maar maken wel deel uit van het jegens verdachte uitgevoerde politieonderzoek. Naar het oordeel van het hof kan daarom niet worden gezegd dat
elkverband tussen de gedragingen die in het bevel gevangenhouding en die welke in de gewijzigde tenlastelegging zijn omschreven, ontbreekt.
Ook overigens voldoet de dagvaarding na toevoeging van de feiten 6 en 7 aan de vereisten van art. 261 Sv. Het hof is dan ook van oordeel dat de rechtbank de gevorderde wijziging van de tenlastelegging waarbij deze twee feiten aan de dagvaarding zijn toegevoegd, terecht heeft toegelaten. Het hof verwerpt dan ook dit verweer.

Feit 6: voorhanden hebben van 3 jammers

Aan verdachte is onder feit 6 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op 29 september 2015
in zijn woning in Veldhoven 3 jammers aanwezig heeft gehad, terwijl hij daarvoor geen
vergunning had.
Volgens de advocaat-generaal kan dit feit wettig en overtuigend worden bewezen.
De raadsman heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van dit feit gerefereerd aan
het oordeel van het hof.
Het hof leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 29 september 2015 zijn de jammers bij een doorzoeking in de woning van verdachte
aangetroffen. Twee jammers lagen in een ruimte onder een trap van de woning. De derde
jammer lag in een kast in de bijkeuken. Verdachte heeft om hem moverende redenen geen
verklaring willen afleggen over de jammers.
Op grond van de voor deze apparaten geldende regelgeving is het gebruik van deze apparaten slechts toegestaan indien voor het gebruik ervan aan de houder van die radiozendapparaten op grond van artikel 3.13, lid 1 van de Telecommunicatiewet een vergunning is verleend voor het gebruik van frequentieruimte, dan wel vrijstelling is verleend ingevolge artikel 10.9 lid 2 van dezelfde wet. Deze vergunning is echter alleen mogelijk voor apparatuur die niet stoort (vgl. het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007, in combinatie met de artikelen 10.1 en 10.3 van de Telecommunicatiewet). Aangezien 'jammers' apparaten zijn die per definitie zijn ontworpen om te storen, is het uitgesloten dat hiervoor een vergunning of vrijstelling wordt verleend.
Gelet op de in de bewijsmiddelen opgenomen feiten en omstandigheden komt het hof
tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op
29 september 2015 in Veldhoven opzettelijk 3 jammers voorhanden heeft gehad.
Feit 7: het voorhanden hebben van een valse of vervalste identiteitskaart en van een vals of vervalst identiteitsbewijs
Aan verdachte is onder feit 7 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op 29 september 2015
in zijn woning in Veldhoven een vals of vervalst reisdocument en een vals of vervalst
rijbewijs aanwezig heeft gehad.
Volgens de advocaat-generaal kan dit feit wettig en overtuigend worden bewezen.
De raadsman heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van dit feit gerefereerd aan
het oordeel van het hof.
Het hof leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en
omstandigheden af.
Op 29 september 2015 zijn bij een doorzoeking in de woning van verdachte een
reisdocument en een rijbewijs op naam van [naam/getuige] aangetroffen, terwijl het
reisdocument en het rijbewijs waren voorzien van een pasfoto van verdachte. Door verbalisant [verbalisant 21] werd geconstateerd dat de identiteitskaart ( [nummer] ) en het rijbewijs ( [nummer] ), valse exemplaren betroffen.
Verdachte heeft om hem moverende redenen geen verklaring willen afleggen over deze
documenten.
Gelet op de in de bewijsmiddelen opgenomen feiten en omstandigheden komt het hof tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 29 september 2015 in Veldhoven een vals reisdocument en een vals rijbewijs voorhanden heeft gehad.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van zijn ambt en wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het onder 5 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
witwassen.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.9 eerste lid van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan
Het onder 7 bewezen verklaarde levert op:
een reisdocument en een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij weet, dat het vals is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft (meest) subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft na zijn vrijlating zijn leven weer compleet op orde. Hij heeft eerst de woning van zijn (inmiddels ex-)vriendin opgeknapt en is hierna in mei 2017 zijn eigen klussenbedrijf begonnen. Zijn omzet stijgt groeit gestaag. Verdachte heeft de afgelopen jaren hard gewerkt en het zou bijzonder triest zijn als dit door een gevangenisstraf als gevorderd teniet zou worden gedaan.
De verdediging heeft verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf die de duur van de door verdachte ondergane voorlopige hechtenis van ruim acht maanden niet overstijgt.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich in de eerste plaats schuldig gemaakt aan het medeplegen van het schenden van het ambtsgeheim. Hij heeft een politieambtenaar gevraagd om in de politiesystemen na te gaan wat daarin over hem – verdachte – is vastgelegd. Daartoe heeft hij deze ambtenaar de benodigde gegevens verstrekt voor het opmaken van een zoeksleutel ter bevraging van de politiegegevens. De politieambtenaar heeft een abonnement op verdachte in het politiesysteem Blue View afgesloten en heeft hem geregeld in dat systeem bevraagd. De opgevraagde vertrouwelijke politie-informatie is vervolgens aan verdachte verstrekt. Door zo te handelen heeft verdachte het effectief functioneren van de politie ondermijnd en de politieorganisatie in diskrediet gebracht. Dat rekent het hof verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan (gewoonte)witwassen. Hij heeft de beschikking gehad over zeer aanzienlijke geldbedragen van criminele herkomst en die gelden aan het zicht van justitie onttrokken. Hij heeft puur uit eigen belang wederrechtelijk financieel voordeel nagestreefd en heeft geen oog gehad voor de corrumperende invloed die daarvan uitgaat op de legale economie.
Daarnaast zijn in de verblijfplaats van verdachte 'jammers' en valse identiteitsbewijzen aangetroffen. Dat past in het beeld van een verdachte die professioneel opereert en er niet voor terugschrikt opsporingsactiviteiten van de politie te ondermijnen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf houdt het hof rekening met de omstandigheid dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel van de Justitiële Informatiedienst d.d. 29 januari 2020 reeds meermalen eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van onder meer vermogensdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden om opnieuw strafbare feiten te begaan.
Het hof heeft zich tevens rekenschap gegeven van de redelijke termijn. Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkómen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Bij de vraag of sprake is van een schending van de redelijke termijn moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 30 september 2015, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft op 19 februari 2018 vonnis gewezen. In eerste aanleg is dus sprake van een termijnoverschrijding, nu de behandeling niet is afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na de ingangsdatum van de redelijke termijn. Deze overschrijding bedraagt ongeveer 4,5 maand.
Verdachte heeft op 19 februari 2018 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst dit arrest op 4 mei 2020. In hoger beroep is dus eveneens sprake van een termijnoverschrijding, nu de behandeling in hoger beroep niet is afgerond met een eindarrest binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep. Deze overschrijding bedraagt ongeveer 2,5 maand.
De beide overschrijdingen zijn, mede gelet op de omvang van de zaak (de zaak tegen verdachte maakt deel uit van een megazaak tegen de betrokken politieagent en twee andere personen die vertrouwelijke informatie van hem afnamen) en de totale duur van de strafprocedure bezien, dermate gering, dat het hof hieraan geen andere consequentie zal verbinden dan de constatering dat de redelijke termijn in bovengenoemde mate is geschonden.
Alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, acht het hof het, hoewel het tot een mindere bewezenverklaring komt dan de rechtbank en de advocaat-generaal in zijn eis, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, passend en geboden om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van drie jaren, met aftrek van voorarrest, overeenkomstig het vonnis waarvan beroep.
Een door de verdediging verzochte gevangenisstraf van niet meer dan acht maanden acht het hof niet op zijn plaats, omdat een dergelijke straf geen recht zou doen aan de ernst van het bewezen verklaarde. De door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte maken dit niet anders.
Het hof ziet tevens aanleiding om de onmiddellijke gevangenneming van verdachte te bevelen. Dit bevel wordt afzonderlijk geminuteerd en gemotiveerd.
De inbeslaggenomen goederen
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van het ten laste gelegde en bewezen verklaarde zijn verkregen dan wel nu het voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Over de op de lijst van in beslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen die inmiddels
zijn vernietigd zal het hof geen beslissing nemen. Uit artikel 134, tweede lid, Sv volgt
immers dat het beslag door de vernietiging is geëindigd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 63, 231, 272, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 10.9 van de Telecommunicatiewet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 4, 5 subsidiair, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte het onder 1 primair, 4, 5 subsidiair, 6 en 7 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
gevangennemingvan de verdachte, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
vermeld onder de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 9, 11, 12, 13 en 49.
Aldus gewezen door:
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. A.R. Hartmann en mr. J. Nederlof, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.G. Gersen, griffier,
en op 4 mei 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.