Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
verklaarthet hoger beroep ongegrond en
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) is opgelegd. De zaak is ontstaan na het overlijden van erflater, waarbij de inspecteur van de Belastingdienst een nieuw feit heeft vastgesteld dat navordering rechtvaardigt. De belanghebbenden betwisten de navorderingsaanslag en verzoeken om een integrale proceskostenvergoeding. Het Hof heeft op 8 maart 2019 uitspraak gedaan, waarbij het hoger beroep ongegrond werd verklaard en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd. Het Hof oordeelt dat de inspecteur niet in gebreke is gebleven en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven tot een proceskostenvergoeding. De beslissing van het Hof is ter openbare zitting uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in cassatie te gaan.