Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2017 uitspraak gedaan over een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die was opgelegd aan de belanghebbenden na het overlijden van de heer [erflater]. De inspecteur van de Belastingdienst had vastgesteld dat in de aangifte inkomstenbelasting over het jaar van overlijden geen inkomen uit aanmerkelijk belang was aangegeven, terwijl dit wel had moeten gebeuren. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nieuw feit, waardoor de navordering gerechtvaardigd was. De rechtbank verwierp het beroep van de belanghebbenden, die stelden dat de inspecteur ambtelijk verzuim had gepleegd door de aangifte niet nader te onderzoeken. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur niet verplicht was om gegevens van andere belastingen te raadplegen en dat de aangifte een verzorgde indruk maakte. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur niet in gebreke was gebleven en dat de navorderingsaanslag terecht was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af.