Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Vraag 14
Wat mij betreft mogen ze die tipgever morgen afknallen’. Dit deed me veel. Ook zijn er tal van voorbeelden van tipgevers bekend die zijn gedwongen om een andere identiteit aan te nemen. En tipgevers/klokkenluiders die zijn bedreigd. Ook in mijn geval is die angst reëel. Het Excelsheet dat ik heb overhandigd bevat meer dan honderd bankrekeningnummers van personen waarvan ik het vermoeden heb dat er personen tussen zitten die betrokken zijn geweest of deel uitmaakten van de onderwereld. Ik heb daarvoor ook concrete aanwijzingen. De oud-collega waarvan ik vermoed dat hij het spreadsheet heeft opgemaakt, was iemand met een groot netwerk uit Brabant en er werd van hem gezegd dat hij contact had met personen die mogelijk crimineel zouden zijn. Ik herkende bovendien ook namen op de Excellijst.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
- De bewijsgaring is zonder meer niet toelaatbaar. Het feit dat de tipgever het materiaal zich wederrechtelijk heeft toegeëigend is onvoldoende om te bepalen dat het bewijs wordt uitgesloten, maar de Staat heeft daarvoor niet mogen betalen.
- De bewijsgaring is onder voorwaarden toelaatbaar. Of de bewijsgaring in concreto toelaatbaar is hangt af van de belangenafweging die is gemaakt. In dat kader gaat het enerzijds om het belang van de schatkist, om hoeveel geld het gaat en om hoeveel zwartspaarders. Aan de andere kant zou moeten meewegen hoe het bewijs is verkregen, hoe betrouwbaar het bewijs is en door wie het is verkregen etcetera. Daarbij speelt het fiscale verleden van de tipgever ook een rol.
4.Gronden
, is onder meer het volgende overwogen:
in casuoverweegt het Hof als volgt.
in casuheeft bemoeilijkt, maar ook overigens een doelmatige behandeling van de zaak heeft belemmerd. Het niet-appelleren tegen, maar vervolgens op relevante onderdelen negeren van de geheimhoudingsuitspraak van de Rechtbank, is de Inspecteur op zichzelf beschouwd toegestaan (zie het verwijzingsarrest), maar heeft een doelmatige behandeling van de zaak zonder meer bemoeilijkt en heeft, althans bij belanghebbenden, kennelijk en kenbaar verwarring veroorzaakt, of in ieder geval tot onduidelijkheid geleid. Verder is een doelmatige behandeling van de zaak na verwijzing bemoeilijkt door de procesopstelling in verband met de vergeefse poging tot een getuigenverhoor van de tipgever. Die procesopstelling heeft erin bestaan dat de Inspecteur, dan wel de landsadvocaat, als doorgeefluik is opgetreden van de voor de tipgever bestemde oproeping en van aan het Hof gerichte correspondentie van (de advocaat van) de tipgever. Ook nadat de Inspecteur kenbaar was gemaakt dat het getuigenverhoor van de tipgever op zodanige wijze zou plaatsvinden dat diens identiteit geheim zou blijven, heeft de Inspecteur, voor zover het Hof kan nagaan, niet meer gedaan dan het fungeren als doorgeefluik. Die procesopstelling is moeilijk te rijmen met de tekst van de overeenkomst tussen de Belastingdienst en de tipgever. Ingevolge die tekst heeft de Belastingdienst de inspanningsverplichting op zich genomen om te voorkomen dat de identiteit van de tipgever openbaar wordt, maar die verbintenis is allesbehalve absoluut en onvoorwaardelijk. Uit artikel 2, lid 1, van de overeenkomst blijkt dat de inspanningsverplichting van de Belastingdienst onverlet laat de verplichting van de tipgever tot het verschijnen voor een getuigenverhoor, indien de tipgever daartoe wordt opgeroepen. In het licht daarvan heeft de gecompliceerde behandeling van de onderhavige zaak door het Hof meegewogen bij de beslissing van het Hof om af te wijken van het bepaalde in artikel 2, lid 1, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, op de grondslag van artikel 2, lid 3, van dat besluit.
5.Beslissing
verklaarthet hoger beroep gegrond;
vernietigtde uitspraak van de Rechtbank;
verklaarthet beroep gegrond;
vernietigtde uitspraken van de Inspecteur;
vernietigtde navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 1997 en 1999 tot en met 2007, alsmede de desbetreffende beschikkingen inzake heffingsrente;
vermindertde aanslag IB/PVV over het jaar 2008 tot een berekend naar een bedrag van nihil na verrekening van voorheffingen en voorlopige aanslagen en bepaalt dat de desbetreffende beschikking inzake heffingsrente dienovereenkomstig wordt verminderd;
vernietigtde navorderingsaanslagen VB over de jaren 1998 en 2000, alsmede de desbetreffende beschikkingen inzake heffingsrente;
gelastdat de Inspecteur aan belanghebbenden vergoedt het door hen ter zake van de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 200;
veroordeeltde Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbenden, vastgesteld op € 50.000.