3.3. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Van de zijde van verdachte is het verweer gevoerd dat het dactyloscopisch signalement van 15 juni 2000 dient te worden uitgesloten van het bewijs op grond van artikel 359a lid 1 onder b van het Wetboek van Strafvordering, omdat ten onrechte een afdruk van een duim aangetroffen op de plaats van het delict is gekoppeld aan het van verdachte op 15 juni 2000 vervaardigde dactyloscopische signalement. Volgens de raadsman heeft men ten onrechte dat dactyloscopische signalement niet verwijderd uit het politieregister vingerafdrukken, terwijl dit wel had gemoeten omdat verdachte voor dat feit op 9 november 2000 is vrijgesproken. Nu uit aanvullende informatie is gebleken dat geen afloopbericht aan de beheerder van het politieregister is gestuurd is de verdediging van mening dat het spoor daarmee ten onrechte in het politieregister is achtergebleven. De raadsman heeft betoogd dat voorgaande een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering oplevert.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De herkenning van de linkerduimafdruk van verdachte, zoals veiliggesteld op de plaats van de overval vond plaats met een dactyloscopisch signalement dat zich in de databank bevond en dat werd vervaardigd op 15 juni 2000, na de aanhouding en inverzekeringstelling van verdachte in verband met een openlijke geweldpleging, gepleegd op 14 juni 2000 te Amsterdam. Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte voor dit feit op 9 november 2000 werd vrijgesproken.
Voor de vaststelling of dit dactyloscopisch signalement zich nog in de databank mocht bevinden of daaruit verwijderd had moeten zijn slaat het hof acht op de relevante bepaling uit het Reglement landelijk politieregister vingerafdrukken (Stcrt 1998, nr. 137)
Artikel 7 Verwijdering en vernietiging van gegevens
1. De gegevens opgenomen in het register worden daaruit verwijderd:
a. na ontvangst van een bericht van overlijden van de geregistreerde;
b. indien 30 jaar zijn verstreken na de datum van laatste opname in het register;
c. op verzoek van geregistreerde, in die gevallen waarin de gegevens op verzoek van geregistreerde werden opgenomen;
d. na ontvangst van een bericht overeenkomstig de circulaire van 1 februari 1990, Stcrt. 35, betreffende afloopberichten aan beheerders politieregisters, van de Minister van Justitie aan het Openbaar Ministerie en de politie, in die gevallen dat de geregistreerde ten onrechte als verdachte is aangemerkt.
Volgens het hof dient artikel 7 Reglement landelijk politieregister vingerafdrukken zo te worden uitgelegd dat in de in het eerste lid onder d genoemde gevallen het openbaar ministerie, dat met de vervolging is belast, gehouden is een afweging te maken omtrent de vraag of de persoon waarvan het dactyloscopisch signalement is opgenomen, na een vrijspraak in zijn strafzaak, ten onrechte als verdachte is aangemerkt. De politie noch de beheerder van het register heeft daarbij een zelfstandige beslissingsbevoegdheid.
Uit het nagekomen proces-verbaal van bevindingen en onderzoek dactyloscopische signalementen van regiopolitie Amsterdam-Amstelland, District 4 Zuid, Bureau Districtsrecherche, met proces-verbaalnummer 2007262392, afgesloten d.d. 29 april 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], blijkt dat er geen afloopbericht is ontvangen door de beheerder van het politieregister van het vonnis van de strafzaak tegen [verdachte] d.d. 9 november 2000.
Op basis van het aanvullend proces-verbaal van bevindingen en onderzoek van regiopolitie Amsterdam-Amstelland, District 4 Zuid, Bureau Districtsrecherche, met procesverbaalnummer 2007262392, afgesloten d.d. 20 mei 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], stelt het hof vast dat de verdenking in die strafzaak op meerdere aanwijzingen was gebaseerd, waardoor het ontbreken van een afloopbericht aan de beheerder van het register kan worden verklaard. Het OM kon in redelijkheid tot de beslissing komen dat verdachte in die strafzaak niet ten onrechte als verdachte is aangemerkt en heeft daarom geen afloopbericht aan de beheerder van het register gezonden. De aanwezigheid van het dactyloscopisch profiel van verdachte van 15 juni 2000 bevond zich nog overeenkomstig de voorschriften in de databank.
Het verweer van de raadsman dat dit had moeten zijn verwijderd wordt verworpen.
Het dactyloscopisch signalement van 15 juni 2000 kan voor het bewijs worden gebruikt.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Gelet op het bovenstaande behoeven de overige verweren ten aanzien van het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 29 april 2010 omtrent de eisen van identificatie van de (andere) dactyloscopische signalementen geen bespreking."